Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1910. Art. 107. 1. Bij het in werking treden dezer veror dening vervallen de verordening, houdende algemeene bepa lingen van politie voor de gemeente Leeuwar den, vastgesteld bij raadsbesluit van 10 November 1896 (gemeenteblad 18 van 1896), gewijzigd bij raadsbesluiten van: 28 Mei 1901 Gemeenteblad 6 van 1901, 23 Juli 9 24 December 1901 2 1902, 22 Juli 1902 11 1902; de motor- en rijwielverordening artikel 10 der verordening, regelende de politie op de openbare vermakelijkheden, plaat sen van vereeniging van personen en verlo tingen in de gemeente Leeuwarden, vastgesteld bij raadsbesluit van 24 Januari 1884 (Gemeente blad 4 van 1884), gewijzigd bij raadsbesluiten van 16 Augustus 1887 Gemeenteblad 15 van 1887, 9 Februari 1897 11 1897, 23 Mei 1899 8 1899; artikel 8 der verordening tot voorkoming, wering en beteugeling van besmettelijke ziek ten, vastgesteld bij raadsbesluit van 31 Maart 1896 (Gemeenteblad 9 van 1896), gewijzigd bij raadsbesluiten van 13 April 1897 Gemeenteblad 14 van 1897, 28 September 1897 23 1897 artikel 7 der verordening van politie op het begraven en de begraafplaatsen in de gemeente Leeuwarden, vastgesteld bij raadsbe sluit van 26 October 1909 (Gemeenteblad no. 27 van 1909). 2. In plaats van de woorden „der artikelen 5, 6 en 7" in de derde zinsnede van artikel 8 van laatstgenoemde verordening wordt ge lezen „der artikelen 5 en 6". Art. 108. Deze verordening kan worden aangehaald onder den titelalgemeene politieverordening voor de gemeente Leeuwarden. Art. 109. Deze verordening treedt in werking op een nader door Burgemeester en Wethouders te bepalen tijdstip. Leeuwarden, 19 De Raad voornoemd, 96 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1910. Bijl. no. 4% MEMORIE VAN TOELICHTING. Bij de wet van 6 October 1908, Staatsblad 313, is de motor- en rijwielwet 1905, Staatsblad 69, gewijzigd. Daardoor is hot noodzakelijk geworden, de motor- en rijwielverordening in overeenstem ming te brengen met de gewijzigde wetsbepalingen. Wenschelijk is geacht de bepalingen van die ver ordening op te nemen in de verordening, houdende bepalingen van politie voor de gemeente Leeuwarden en laatstgenoemde verordening aan eene alge meene herziening te onderwerpen. Verschillende voorschriften dier politieverorde ning zijn toch vervallen door de inwerkingtreding van het Reglement van politie op de tot den gemeenen dienst van allen bestemde watei'staatswerken in Friesland, niet in onderhoud en beheer bij de pro vincie (provinciaal blad van Friesland 1905 no. 32). Ook bleek de behoefte zoowel aan eenige nieuwe strafbepalingen als - met het oog op de nieuwste jurisprudentie aan betere redactie van vele der bestaande artikelen. Tevens zijn de verschillende bepalingen der be staande verordening meer systematisch ingedeeld en gerangschikt. Hieronder worden wijzigingen, die slechts redactie- verbeteringen bevatten, niet nader toegelicht. In elke afdeeling wordt aangegeven welke der be staande artikelen, behoorende tot die afdeeling, zijn vervallen. INLEIDENDE BEPALINGEN. Art. 1 sub 7°. Hier wordt eene definitie gegeven van „bestuurder", in navolging van artikel 1 der motor- en rijwielwet. Do betrokken verbods bepalingen zullen in het vervolg slechts gelden tegen den „bestuurder". In verschillende artikelen der bestaande politieverordening, zooals in artikel 21, is de strafbepaling te ruim, daar strikt genomen hij, die van het voertuig gebruik maakt, ook straf baar zou zijn. Art. 1 sub 8° en 9°. Gehandhaafd zijn, behou dens eene verduidelijking wat de eerste betreft, beide bestaande definities van „bebouwde kom" van artikel 100 der bestaande politieverordening en arti kel 1 der motor- en rijwielverordening. Het zou toch geen zin hebben, de bepalingen van de ontworpen artikels 87 en 89, uitvloeisels van do motor- en rijwielwet, toepassing te doen vinden in een „be bouwde kom" bedoeld bij het ontworpen artikel 1 sub 8°. Anderzijds is de definitie „een bebouwde kom" uit artikel 100 politieverordening, onder bovengenoemd voorbehoud, gehandhaafd o. m. met het oog op de ontworpen artikels 34, 76 en 84. EERSTE AFDEELING. Deze afdeeling bevat de bepalingen in het belang van de bruikbaarheid van waterstaatswerken en straten. Strikt genomen is het ontworpen artikel 23 in deze afdeeling misplaatst. Toch is het alhier opgenomen, opdat de artikelen betreffende het schrobben van de straat bij elkaar zouden zijn geplaatst. Een nieuwe strafbepaling, waaraan de behoefte is gebleken, bevat het ontworpen artikel 21. Artt. 218. Door Provinciale Staten van Friesland is op 28 Mei 1878 en 9 November 1881 (Provinciaal blad van Friesland 1882 no. 33) een reglement vastgesteld tot regeling van het toezicht der Staten op de openbare tot den gemeenen dienst van allen bestemde waterstaatswerken in Friesland, niet in onderhoud of beheer bij het Rijk, de Pro vincie of een waterschap. Daarin wordt bepaald, dat door Burgemeester en Wethouders staten zullen worden opgemaakt, bevattende oen duidelijke om schrijving dier werken en worden voorschriften gegeven, die bij het onderhoud daarvan moeten worden opgevolgd. Bij besluit dier Staten d.d. 15 November 1904 no. 4 (Provinciaal blad van Friesland 1905 no. S3) is bedoeld reglement aangevuld en gewijzigd door dien daaraan is toegevoegd een paragraaf, regelende de onderhoudsverplichting van de tot den gemeenen dienst van allen bestemde werken, die door onder- houdplichtigen als van ouds moeten worden onder houden. Dit laatste besluit is echter nog niet in werking- getreden, terwijl gegrond vermoeden bestaat, dat dit ook voorloopig niet zal geschieden. Zoolang het gemeentebestuur dus geen uitvoerings-maat- regelen kan nemen ten aanzien van bedoeld provinciaal besluit, is een zelfstandige regeling door het gemeentebestuur van de in deze gemeente bestaande onderhoudsplichtigheid als van ouds wen schelijk. Anders toch kunnen die onderhoudplichtigen niet tot nakoming van hunne verplichting worden gedwongen. Daarom is voorgesteld de bestaande artikels 117 der politie-verordening te handhaven. Hierbij is niet over het hoofd gezien het arrest van den Hoogen Raad van 15 October 1906 W. no. 8442, waarbij is beslist, dat de verplichting tot onderhoud van tot den publieken dienst bestemde straten en wegen het karakter draagt van eene plaatselijke belasting en de verordening, instellende en regelende die belasting, de Koninklijke goedkeu ring behoeft. Dezerzijds is gemeend, dat de ver plichting tot het onderhoud van waterstaatswerken, van ouds op bepaalde erven in de provincie Fries land rustende, welke bij gemeente-verordening niet in het leven is geroepen doch slechts geregeld iets anders is dan het opleggen bij gemeente-ver ordening van de verplichting tot onderhoud van een straat of weg, zooals in het geval, bedoeld bij 9'

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1910 | | pagina 51