Bijlage tot het verslag- der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1910.
voormeld arrest, zoodat geenszins door het hoogste
rechtscollege schijnt uitgemaakt, dat artikels 218
van de bestaande politieverordening bindende kracht
zouden missen.
In de bestaande redactie van artikel 1 is gesteld,
dat de onderhoudplichtige het waterstaatswerk ten
genoegen van Burgemeester en Wethouders schouw-
baar moet maken en houden thans wordt uitdruk
kelijk verwezen naar do verplichtingen, omschreven
in artikel 8 en volgende van het aangehaalde
Provinciale reglement, bevattende bepalingen bij
het onderhoud van de openbare tot den gemeenen
dienst van allen bestemde waterstaatswerken, in
onderhoud of beheer bij het Rijk, de Provincie of
waterschappen, in acht te nemen.
De verplichtingen, in het bestaande artikel te
vaag omschreven, zijn dus in de voorgestelde
bepaling scherper omlijnd.
Het eerste lid van het bestaande artikel 1 politie
verordening is als overbodig vervallen.
Art. 21. Het laatste lid is ingevoegd in ver
band met de aan concessionarissen van tramwegen
bij raadsbesluit in het belang van een geregeld
tramverkeer opgelegde verplichting of verleende
vergunning, de sneeuw terstond van do rails op de
straat te vegen.
Art. 26, 2e lid. De in art. 33, oud, voorkomende
woorden „en voor de vanwege de gemeente of de
provincie met het in het le lid van dit artikel
omschreven werk bolaste personen" zijn weggolaten
als overbodig naast artikel 43 van het Wetboek
van Strafrecht.
De artikelen 19, 57, 59, 60,1° en 2°, 6164 en 66,
1° der bestaande verordening zijn afgeschaft dooi
de bouwverordening.
TWEEDE AFDEELING.
Vervallen zijn de bestaande artikels 23, 21 politie
verordening door artikels 24, 64 Provinciaal regle
ment 1905 (Provinciaal blad no. 32).
Eveneens is vervallen art. 31 politieverordening
door artikel 28 Provinciaal reglement, behoudens
het steken met haken of kloeten in op de straat
staande boomen, palen of leuningen, thans voor
zien in het ontwerp artikel 42.
Het bestaande artikel 28, 2° politieverordening
is niet gehandhaafd, daar dit onderwerp voldoende
geregeld wordt door het Strafwetboek. Eveneens
is geschrapt het bestaande artikel 58, hetwelk
thuis behoort in de bouwverordening, waarin de
opneming daarvan zal worden voorgesteld.
Nieuwe strafbepalingen, waaraan de behoefte is
gebleken, (bevatten de ontworpen artikels 33a, 37,
39, 46, 49, 54 sub b en 55 sub c.
Artt. 27, 28 en 29. Hierin is korter en
duidelijker samengevat hetgeen in de bestaande
artikels 8290, 94 en 95 politieverordening
omslachtig en ondoelmatig wordt geregeld.
De autoriteit, die bij eene gegeven ordeverstoring
terstond ter plaatse bevelen moet kunnen geven,
waarvan de niet onmiddellijke opvolging strafbaar
moet worden gesteld, is de surveilleerende ambtenaar
van politie. Wanneer een der gevallen,omschreven
in artikels 27, 28 of 29 zich voordoet, is die ambte
naar bevoegd volgens de bestaande jurisprudentie
van den Hoogen Raad (zie de overwegingen in het
arrest van 25 Juni 1900, (Gemeentestem no. 2558),
bevelen te geven, welker niet nakoming door den
Gemeenteraad met straf kan worden bedreigd, terwijl
het ontworpen artikel 87 aan Burgemeester en Wet
houders de bevoegdheid geeft, algemeene verbods
bepalingen ten aanzien van het berijden van straten
in de daar genoemde gevallen te geven.
Art. 30. - De bevoegdheid tot het verleenen
van dispensatie (in het omschreven geval volgens
do jurisprudentie van den Hoogen Raad toekomende
aan den Burgemeester) is zoodanig in het 2e lid
en in onderscheidene artikels van deze verordening
geredigeerd, gelijk ook reeds in 1905 in de bouw
verordening, dat het niet hebben van dispensatie
niet meer is een element der overtreding, doch slechts
een reden van bevrijding bij eene eventueele ver
volging, door den beklaagde aan te toonen. Het
niet hebben van eene vergunning zal dus in het
vervolg niet meer door het Openbaar Ministerie
behoeven te worden aangetoond.
Art. 32. Het schijnt niet wenschelijk de ver
bodsbepaling, zooals in het bestaande artikel 97,
te beperken tot het geval van aankomst of vertrek
van eonig openbaar middel van vervoer.
Art. 34. Doelmatig schijnt mede strafbaar to
stellen den eigenaar of houder, die niet zorgt, dat
zijn hond binnen een bewoond huis niet door her
haald huilen enz. hinderlijk is.
Art. 35. Dit artikel is in deze verordening
juister op zijn plaats dan in de verordening op de
openbare vermakelijkheden enz. (Gemeenteblad 1905
no. 48) waaruit het overgenomen is.
De redactie is gesteld in overeenstemming met
artikel 457, 2°, Wetboek van Strafrecht, dat den
Burgemeester het recht toekent, verlof te verleenen
tot het geven van gelegenheid tot hazardspel op
den openbaren weg.
Art. 36. Hierbij is het voetbalspel en in het
algemeen elk balspel op straat aan dezelfde regeling
als het kaatsen onderworpen.
98
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1910. Bijl. no. 4.
Art. 40. In navolging van andere gemeen
ten is als strafbare overtreding in de politiever
ordening opgenomen het ten gebruike innemen van
de straat, d. w. z. het geven aan de straat te zijnen
particulieren behoeve van eene bestemming die in
strijd is met het karakter van de straat als publieke
verkeersweg. Het ten gebruike innemen onderstelt
een zekeren duur van het gebruik, waardoor de
straat onttrokken wordt aan het publiek verkeer,
in strijd met hare bestemming. In elk gegeven geval
zal de rechter op grond van de feitelijke omstandig
heden moeten beslissen of het gebruik maken van
de straat in strijd is geweest met hare bestemming
en dus of de straat ten gebruike is ingenomen.
Aldus wordt strafbaar gesteld het plaatsen van
voertuigen, linnenrokken, goederen enz. op de straat
en dus, behoudens artikel 40 der verordening op
de marktpolitie, ook op voor het openbaar verkeer
openstaande stoepen (zie de bestaande artikels
60, 3°, 66 en 67 politieverordening). Het zou
echter te ver voeren ook strafbaar te stellen het
onbeheerd laten blijven van voorwerpen op een
afgesloten stoep, zooals thans is bepaald in het
bestaande artikel 60, 3° politieverordening.
Van het verbod kan door Burgemeester en Wet
houders krachtens het tweede lid dispensatie worden
verleend. Burgemeester en Wethouders kunnen
dan in elk gegeven geval beoordeelen of het ten
gebruike innemen van de straat tot ordeverstoring
kan aanleiding geven.
Art. 45. De uitdrukking „binnengracht" is be
houden, daar deze in de practijk een vaststaande
beteekenis heeft gekregen.
Ten einde de verbodsbepaling ook mogelijk te
maken ten aanzien van wateren die niet tot de
eigenlijk gezegde binnengrachten behooren, doch
door de uitbreiding der gemeente binnen de be
bouwing zijn komen te liggen, zooals b.v. de stads
gracht langs den Grachtswal oostzijde en zuidzijde,
de Willemskade enz., krijgen Burgemeester en Wet
houders de bevoegdheid de verbodsbepaling ook
van kracht te doon zijn op de door hen aan te geven
wateren, hetzij te allen tijde, hetzij gedurende
bepaalde uren.
Art. 46. Dit artikel omvat o. m. ook het
doen van aanplakkingen op daartoe door den recht
hebbende niet bestemd eigendom.
Bij arrest van don Hoogen Raad van 2 Juni
1903, W. no. 7936, is uitgemaakt, dat de in eene ge
meentelijke verordening gestelde eisch van een
voorafgaand verlof der overheid om een gedrukt
geschrift, waarin gedachten of gevoelens worden
geopenbaard, in het openbaar aan te plakken, niet
in overeenstemming is met artikel 7 der Grondwet,
onverminderd de bevoegdheid van den gemeentewet
gever om uit kracht van artikel 135 der Gemeente
wet de middelen van openbaarmaking van gedrukte
geschriften op den openbaren weg te onderwerpen
aan voorschriften in het belang der openbare orde.
Bij het ontworpen artikel wordt een dergelijk
verlof niet vereischt, doch slechts in het belang
der openbare orde er tegen gewaakt, dat op of aan
de straat willekeurig zou worden gebruik gemaakt
van het eigendom van anderen om goederen op te
hangen of aanplakkingen te doen.
Art. 52. Het schijnt doelmatig niet langer, zooals
in het bestaande art. 21, 2°, politieverordening, de
bevoegdheid van Burgemeester en Wethouders te
beperken tot de door hen uitsluitend voor voet
gangers aangewezen openbare straten.
Art. 59. Dit het bestaande artikel 69 der politie
verordening is vervallen het woord „brug" door
artikel 64 provinciaal reglement 1905 (Provinciaal
blad no. 32).
Art. 60. De redactie is in overeenstemming ge
bracht met artikel 458 Wetboek van Strafrecht.
Art. 61. Het verbod is algemeener gesteld ter
wille van het gevaarlijke der omschreven hande
lingen. Tevens is duidelijk aangegeven, dat slechts
Burgemeester en Wethouders van de verbodsbepa
ling dispensatie kunnen verleenen.
Art. 62. Minder doelmatig schijnt de verbods
bepaling te beperken, zooals in het bestaando
artikel 68 politieverordening, tot eenigen specialen
arbeid of bedrijf.
Art. 63. Uit het bestaande artikel 65 politie
verordening is vervallen het voorschrift dat Burge
meester en Wethouders van den Directeur der
gemeentewerken een verslag moeten afwachten.
Dit is een administratief voorschrift, niet thuis
behoorendo in dit artikel en behoort niet te zijn een
van de elementen der strafbare overtreding.
DERDE AFDEELING.
Art. 65. Nieuw is ingevoegd het sub a gestelde
verder is wenschelijk geoordeeld de vroegste och
tenduren, waarop het kloppen en reinigen mag
geschieden, te stellen van 61/2 tot 8y2 uur. Uit
drukkelijk is thans toegestaan het kloppen of
reinigen binnen de geoorloofde uren op een pijp.
Art. 66. Met het oog op het gevaar voor be
smetting is het wenschelijk, het kloppen en reinigen
van de in dit artikel bedoelde voorwerpen slechts
geoorloofd te stellen des namiddags tusschen 10
en 11 uur. In de verordening ter voorkoming enz.
van besmettelijke ziekten, waaruit het artikel is
overgenomen, is het ook geoorloofd 's morgens van
67 uur.
99