Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1910. Het tweede lid is noodig om uitdruk- bestemd, werden talrijke, met name genoemde Art. 67. kelijk te constateeren, dat de strafbepaling van pijpen, bruggen en wallen in deze stad aangewezen het eerste lid geen inbreuk maakt op de uitoefe- tot het deponeeren van puin, keizei, aarde en ning van het bedrijf van tapijtkloppen aan de modder. De pachter van asch en vuilnis zorgde straat, waarvoor ingevolge de Hinderwet vergun- er voor, dat het neergeworpene 's nachts in pramen ning is verleend nadat de bezwaren tegen dat be- geladen en verwijderd werd. drijf op de gegeven plaats onder de oogen zijn In den loop der jaren is deze maatregel her- gezien. haaldelijk gewijzigd, totdat zij ten slotte in 1881 Art. 69, sub a. Duidelijker dan in de bestaande is °pgeheven. redactie van art. 18 politieverordening is uitge- Zoo werd in I860 bepaald, dat men slechts van drukt, dat dit artikel alleen betreft niet openbare en niet tot den gemeenen dienst van allen be stemde wateren. Ook is thans scherper aangegeven, dat een tijd- Maandags tot Vrijdags puin en af'braakvoorwerpen op deze plaatsen mocht neerleggen in 1876 ver minderden Burgemeester en Wethouders (besluit van 19 April no. 11) het aantal der aangewezen stip in die aanmaning moet worden gesteld, niet P^aafsen aanzienlijk, terwijl een verordening van vroeger dan 14 dagen na het uitreiken daarvan, waarop aan die aanmaning moet zijn voldaan. dat wel puin en keizei modder hier mochten Deze nieuwe bepaling is ingevoegd om van rioolkolken te voorkomen. is kort saamgevat het- Art. 71. verstopping Art. 72. In dit artikel geen in artikelen 37, 38 en 39 op omslachtige wijze werd geregeld. Het schijnt wenschelijk aan Burgemeester en Wethouders de bevoegdheid te geven, uren aan te wijzen, welke zoo noodig voor verschillende straten verschillend kunnen zijn, waarvóór die emmers enz. in geen geval mogen zijn buitengezet. Artt. 73, 74 en 75. Deze artikelen vervangen de oude artikelen 4043 en 46, welker bepalingen, 5, J t modder werd bestemd gedeeltelijk dagteekenende uit den tijd toen de dienst der stadsreiniging nog op anderen leest was geschoeid dan thans, in de praktijk geen volledige toepassing meer vinden. Nieuw ingevoegd is de bepaling van het voor gestelde artikel 73, waarbij in het belang der openbare gezondheid verboden wordt, asch of vuilnis in de op straat geplaatste bakken om te hetzelfde jaar bepaalde, enz., doch geen aarde en worden gedeponeerd. Bij besluit van 10 Januari 1877 no. 6 onttrokken Burgemeester en Wethouders de Lange Pijp aan deze bepaling en eindelijk besloten zij den 27 April 1881, op advies van den directeur der stadsreini ging, de verordening geheel op te heffen. Uit de missive van dezen ambtenaar blijkt, dat van de nog bestaande puinplaatsen destijds nog slechts enkele werden gebruikt. Bij hetzelfde besluit is de puinplaats achter de Posthoornsteeg aangewezen als openbare plaats voor het neerwerpen van puin, keizei, afbraakvoor- werpen enz., terwijl tot bergplaats van aarde en eene strook grond, gelegen aan de Potmarge. Aangezien zoowel de puinplaats als de bergplaats van aarde en modder, thans deel uitmaken van het terrein der gemeentereiniging, hebben de artikelen 54, 55 en 56 hunne beteekenis verloren en kunnen deze derhalve vervallen. VIERDE APDEELING. halen en te doorzoeken en van het voorgestelde artikel. 75, krachtens hetwelk de daarin bedoelde vaartuigen slechts een ligplaats mogen innemen, waar dit door Burgemeester en Wethouders is Art. 77. Ten onrechte is in artikel 82 sub 2°. der bouwverordening het geheele artikel 49 2°. der politieverordening geschrapt. Immers in de bouw verordening wordt niet voorzien het geval, dat de eigenaar van een mestverzameling niet zorgt, dat daaruit of daarvan geen vloeistof uitloopt. Daarom is thans art. 77 ontworpen. Art. 51 bestaand is vervallen door de Bouw verordening. Bij de verordening van 30 April 1856, betref fende de instandhouding, bruikbaarheid, reinheid, In deze afdeeling zijn alle artikelen samengebracht, die betrekking hebben op het rijden met voertuigen, trekdieren, motorrijtuigen en rijwielen, waarbij de nieuwe bepalingen, vervat in de artikelen 96, 99, 101, 102 en 103, zijn gevoegd. Vervallen is het bestaande artikel 79 politie verordening door artikel 466, provinciaal reglement 1905 (Provinciaal blad no. 32). Vervallen is artikel 80, a politieverordening door artikel 46, a provinciaal reglement. Vervallen zijn de artikelen 85 en 86 politiever ordening door artikel 49 en volgende van het provinciaal reglement. Artt. 84 en 85. Duidelijk is thans uitgedrukt, dat de bestuurder van het voertuig of trekdier aansprakelijk is voor het niet behoorlijk rijden. In artikel 85 sub f is de bepaling opgenomen, waar- vrijheid en veiligheid der openbare wegen, bruggen door de nakoming van de bevelen van den ter en andere plaatsen, tot gemeenen dienst van allen plaatse surveilleerenden ambtenaar van politie wordt 100 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1910. Bijl. HO. 4. verzekerd. Vergelijk artikelen 28 en 29 en de daarop gegeven toelichting. Artt. 8790. Volgens de motor- en rijwiel- wet, zoools deze thans luidt, worden (artikel 1) onder „wegen" verstaanalle voor het openbaar verkeer openstaande rijwegen; de daartoe behoorende voetpaden en bermen of zijkanten maken deel van den rijweg uit. Het gemeentebestuur is volgens die wet niet be voegd om straten buiten de bebouwde gemeente- kom, die wegen zijn in den zin dier wet, te sluiten voor het verkeer met motorrijtuigen en rijwielen. Indien die straten geen wegen in den zin dier wet zijn, kan het gemeentebestuur regelend optreden ook ten aanzien van het sluiten. Wenschelijk schijnt aan Burgemeester en Wethouders over te laten welke van die straten gesloten zullen zijn voor motorrijtuigen of rijwielen. Om die redenen heeft het tweede lid van het ontworpen art. 87 de voorgestelde redactie ontvangen. Aan de formu leering moet de voorkeur worden gegeven boven die van artikel 7 a 1 der motor- en rijwielver- ordening. Het plaatsen van waarschuwingsborden van gemeentewege is bij deze straten niet noodig, zijnde dit alleen vereischt bij het sluiten van wegen in den zin der motor- en rijwielwet binnen de bebouwde gemeente-kom. De bepalingen van artikel 87 hebben nu ten gevolge dat, als een straat voor alle voertuigen of voor die van een bepaalde soort gesloten is, dit de sluiting ook voor motorrijtuigen en rijwielen omvat, voor zoover het buiten de kom liggende voetpaden betreft. Is de maatregel sub b genomen, dan geldt deze ook tevens voor motorrijtuigen die sub c is mede voor motorrijtuigen en rijwielen van kracht. Het 3e lid van art. 87 heeft dezelfde strekking als artikel 7a 2 (gedeeltelijk) der motor-en rijwiel verordening. Art. 88 vergelijk art. 7 b dier ver ordening. Het gemeentebestuur bezit thans ook de be voegdheid voet- of wandelpaden, niet behoorende tot een rijweg, b.v. in plantsoenen of parken, te sluiten voor motorrijtuigen of rijwielen, zonder dat het plaatsen van waarschuwingsborden noodig is_ Daarom luidt het ontworpen artikel 90 „het ge sloten zijn van straten, bedoeld in het vorige artikel, wordt, voor zoover deze straten wegen zijn in den zin van de motor- en rijwielwetaangeduid" enz. Het eerste lid van het ontworpen artikel 89 is geredigeerd in overeenstemming met het gewijzigde artikel 8 sub a der motor- en rijwielwet. Het schijnt niet noodig ingevolge artikel 8 sub b der motor- en rijwielwet wegen te sluiten voor motor rijtuigen, welke een te bepalen gewicht te boven gaan Art. 92. Het bepaalde in het bestaande artikel 83 politieverordening heeft eenige uitbreiding onder gaan, geboden door het steeds drukker wordende verkeer in de binnenstad. In de buitenstad is het rijden met de in het-eerste lid genoemde voertuigen of landbouwwerktuigen slechts verboden, indien door Burgemeester en Wethouders daartoe een verbod is uitgevaardigd. Art. 94. Ook hier is straf gesteld op de niet nakoming van een bevel, door den surveilleerenden ambtenaar van politie in de opgenoemde omstan digheden ter plaatse gegeven. (Vergelijk hier boven artikels 28, 29 en 85 en de daarbij gegeven toelichting). Art. 96. Het is na overweging wenschelijk geoordeeld het artikel 7, dat in de bij raadsbesluit van 26 October 1909 vastgestelde politieverordening op het begraven is opgenomen en betreft de ver plichtingen van bestuurders van voertuigen en trek dieren bij het ontmoeten of achteroprijden van een begrafenisstoet, in dit ontwerp op te nemen, waar ook andere voorschriften aangaande het rijden zijn neereven en dat artikel te doen samensmelten met O O eveneens ten opzichte van motorrijtuigen en rijwielen op dit punt te stellen bepalingen. Daarbij is het 3e lid geschrapt, omdat het ten slotte niet raadzaam geoordeeld is, dat berijders van trekdieren steeds achter een begrafenisstoet aan moesten blijven rijden, zooals het artikel voorschreef. Het tweede lid is iets gewijzigd, omdat het on mogelijk schijnt een begrafenisstoet, die ook stapvoets gaat, stapvoets voor te komen. Artt. 99, 101-103. Deze strafbepalingen worden voorgesteld daar de behoefte daarvan in de praktijk gebleken is. Zij schijnen geen nadere toelichting te vereisehen. Art. 104. Het is wenschelijk geoordeeld op de overtredingen, die het zwaarst mogen geacht worden, naast de hoogste geldboete die de gemeenteraad mag bedreigen, tevens hechtenis te stellen. De andere worden alleen met geldboete bestraft, opdat de mogelijkheid blijft openstaan door het betalen der maximum boete de strafvervolging te voorkomen. Art. 106. Volgens ons strafrecht kunnen rechts personen geen strafbaar feit plegen. Toch zal het kunnen voorkomen, dat deze verordening ook aan rechtspersonen een verplichting oplegt of een verbod stelt. Men zie b.v. de verplichtingen, opgelegd bij artikels 2,63,69 dezer verordening. Zonder bijzondere bepaling te dezen aanzien zouden de overtredingen door een rechtspersoon gepleegd, strafrechtelijk niet kunnen worden achterhaald, daar de bestuurders van de rechtspersoon niet als zoodanig strafrechtelijk aansprakelijk zijn voor die overtredingen (vgl. arrest Hoogen Raad van 10 November 1902 W. no. 7835). Daarom worden bij dit artikel de bestuurders aan sprakelijk gesteld (vgl. artikel 51 Wetboek van Strafrecht).

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1910 | | pagina 53