Bijlage no. 16.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1911.
zien van alle andere beslissingen, die feitelijk be
schikkingen inhouden over door het W. R. aan
den werkman toegekende rechten. Zonder beroep
op een buiten de partijen staanden onpartijdigen
rechter zal de werkman niet licht gelooven aan
het werkelijk bestaan der hem op papier gegeven
rechten, en misschien zal die twijfel niet in alle
gevallen ongerechtvaardigd zijn.
Voor de gevallen, in de motie onder 1°, 2°, 3°,
5° en 7° vermeld, valt de behoefte aan beroep op
het scheidsgerecht te sterker in het oog, omdat
het daar telkens beslissingen geldt, die in hare
feitelijke uitwerking voor den betrokken werkman
bijna met straffen gelijk staan. Doch ook voor die
gevallen, waarin dit niet of in mindere mate het
geval is, geldt het voornaamste argumentrechts
geschil, dus rechtspraak noodzakelijk.
Leeuwarden, den Mei 1911.
A. BURGER.
BERGHUIS.
L. de JONG.
214
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1911. Bijl. no. 16.
OPRICHTING der Electrische Centrale
(bijlage no. 32 van 1909).
Litt A.
Voorstel van Burgemeester
en Wethouders.
Aan den Gemeenteraad.
Nadat bij Koninklijk Besluit van 18 October [des
vorigenjaars, no. 30, alsnog goedkeuring was verleend
aan het raadsbesluit van 8 Februari te voren, waarbij
een eerste termijn van uitgaven voor een op te
richten gemeentelijke electrische centrale op de be
grooting was uitgetrokken, is op de begrooting
voor 1911 door U bij besluit van 10 Januari 1.1.
onder meer een nieuwe post aangebracht (volgno.
172a) „kosten van oprichting van eene electrische
centrale ƒ249,400.85". Bij ons desbetreffend voor
stel hadden wij de volgende toelichting gevoegd
„Op de begrooting voor 1910 was aangebracht
„voor de kosten van voorbereiding van de oprichting
„eener electrische centrale ƒ5000.Van die som
„is uitgegeven een bedrag van ƒ599.15. Waar
„thans blijkt, dat uit die som van ƒ5000.niet
„geheel kan worden bestreden het salaris van den
„deskundige en aangenomen kan worden, dat voor
„de oprichting eener electrische centrale in den
„loop van 1911 belangrijke sommen zullen worden
„uitgegeven, wordt de geheele voor de oprichting
„noodige som, die voorloopig is geraamd op
250.000 zie bijlage no. 32 tot het verslag
„der handelingen van den gemeenteraad 1909 na
„aftrek der reeds bestede 599.15, op de begrooting
„aangebracht.
De bedoeling van dit voorstel was, dat met het
gevraagde ruimere crediet door ons college onver
wijld kon worden voortgegaan met het treffen van
de allereerst noodige voorbereidingen, doch eenig
bindend besluit ten aanzien van den opzet der cen
trale werd daarbij nog niet van U gevraagd. De
vereischte voorstellen daartoe konden pas worden
ingediend, nadat Burgemeester en Wethouders de
finitieve plannen en berekeningen van hunnen des
kundige hadden ontvangen en bij hun college, zoo
noodig in nader overleg met do commissie voor de
gemeentelijke gasfabriek, dienaangaande overeen
stemming bestond. Een der eerste maatregelen,
die wij na het besluit van 10 Januari tot be-
grootingswijziging dan ook namen, was ons van
de medewerking van denzelfden ingenieur te ver
zekeren, wiens adviezen reeds tot Uw beginsel
besluit van 21 December 1909 hadden geleid,
n.l. van den heer J. G. Bellaar Spruijt, te Maas
tricht en het is ons mogen gelukken dezen ook
voor de nadere uitwerking zijner plannen voor de
te stichten electriciteitsfabriek bereid te vinden.
Bij schrijven van 15 April, dat met zijne bijlage
hierachter onder litt ae. B en C is afgedrukt, heeft
hij aan dat gedeelte zijner opdracht, dat de inzen
ding van een definitief project omvat, voldaan.
Wij zijn hierbij in staat U mede te deelen, dat
dit plan, behalve de goedkeuring van ons college,
ook die van de commissie voor de gasfabriek heeft
mogen verwerven, al maakt deze laatste begrijpe
lijkerwijze bezwaar, nu haar werkkring zich nog
niet over dit terrein uitstrekt, hiervan in een officieel
rapport te doen blijken.
Niettemin valt bij raadpleging van de thans inge
zonden cijfers en bij vergelijking van deze met de
bij de voorloopige, in 1909 ingezonden, plannen
(bijlage no. 32 van dat jaar) opgegeven bedragen
in het oog dat gene hier en daar hooger zijn dan
deze laatste zoo zijn de gebouwen nu 5500.
de machine-installatie ruim 3600.het kabelnet
ruim 9200.hooger dan destijds voor meters
is, tegen nihil in 1909, thans 7500.gerekend,
totaal nu 276,000.tegen 250,000.in 1909,
terwijl bij een eenigszins spoedige uitbreiding boven
dien weldra nog circa 12000.noodig zal zijn.
De hoogere raming voor de gebouwen is, behalve
van een meer doelmatige plaatsing van dekolenloods,
in hoofdzaak een gevolg van den wensch om rekening
te houden met de mogelijkheid van aansluiting aan
de centrale van eenige onmiddellijk tegen de ge
meentegrenzen aanliggende gedeelten van andere
gemeenten. In die aansluiting, waaromtrent thans
nog onderhandelingen gaande zijn, die uiteraard pas
konden aanvangen toen de oprichting der centrale
na het vorenaangehaald Koninklijk Besluit een vasten
vorm had aangenomen, ziet de deskundige een
belang, want bij den aangenomen opzet zal ook
naar buiten nog met winst kunnen worden geleverd.
Hierop kan hier thans niet verder worden ingegaan,
doch, waar naar groote waarschijnlijkheid voorstellen
U dienaangaande te zijner tijd zullen bereiken,
schijnt het geraden bij den bouw op eenige meerdere
ruimte reeds dadelijk te rekenen, omdat die later,
ook uit een kosten-oogpunt, niet meer zoo geschikt
zou kunnen worden gevonden.
De grootere som voor de machinerieën enz. het
verschil is intusschen in werkelijkheid minder hoog
dan 3600, gelijk in het rapport van den heer
Spruijt nader wordt toegelicht houdt eveneens
voor een groot deel met de stroomlevering aan
buitengemeenten verband.
Het bedrag van 9200.waarmede de raming
voor het kabelnet die van 1909 overschrijdt, wordt
voor een zeer aanmerkelijk deel beheerscht door
de plaats waar de centrale zal worden gevestigd
215