B. VERORDENING op de invordering van schoolgelden voor het openbaar lager onderwijs. b. op de kosten van het zegel van het aanslag biljet Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1911. met inbegrip der maand van het overlijden of ver laten der school, volgens de bepalingen van de artikelen 1 en 2 berekend. Het verschil tusschen den vastgestelden aanslag en de uitkomst dezer berekening is het bedrag der ontheffing of teruggave. In het geval sub 2b van het vorig artikel wordt de ontheffing of teruggave op de wijze, als in het eerste lid is bepaald, berekend, doch over elke zeven dagen, die de leerling de school niet heeft kunnen bezoeken. Yan het bedrag der verleende ontheffing of terug gave wordt den belanghebbende schriftelijk kennis gegeven. Art. 10. Deze verordening treedt in werking den 1 Januari 1912, met welk tijdstip wordt ingetrokken de ver ordening tot het heffen van schoolgelden voor het openbaar lager onderwijs in de gemeente Leeu warden, vastgesteld bij besluit van 14 Juni 1904, goedgekeurd bij Koninklijk besluit van den 22 Juli 1904, no. 28, (gemeenteblad no. 23 van 1904), ge wijzigd bij besluit van 25 Januari 1906, goedge keurd bij Koninklijk besluit van 26 Februari 1906, no. 30 (gemeenteblad no. 7 van 1906). Art. 1 De hoofden der scholen leggen in de eerste dagen der maand Januari van ieder jaar eene lijst aan van de op 1 Januari tot de schoolbevolking be- hoorende leerlingen, ingericht overeenkomstig het door Burgemeester en Wethouders vast te stellen model. In die lijst worden de in den loop van het jaar plaats hebbende veranderingen in de schoolbevolking dadelijk en nauwkeurig aangeteekend. Art. 2. Vóór den 10 Januari wordt door de hoofden een door hen voor deugdelijk verklaard afschrift van de in het eerste lid van het vorig artikel bedoelde lijst aan Burgemeester en Wethouders gezonden, onder overlegging van de in het vorige jaar aan gehouden lijst. Een uittreksel uit de lijst van het loopende jaar, wat de veranderingen in de schoolbevolking be treft, wordt vervolgens door hen vóór den 5en van iedere maand aan Burgemeester en Wethouders ingediend. Hebben in den loop eener maand geene verande ringen plaats gehad, dan wordt het uittreksel ver vangen door een negatief bericht. 248 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1911. Bijl. 110. 21 Art. 3. Uit de volgens het vorig artikel ontvangen op gaven worden de bij artikel 6 der heffingsverorde ning genoemde schoolgeldkohieren en -lijsten op gemaakt. Dadelijk, nadat een kohier of lijst door Burge meester en Wethouders aan den gemeenteontvanger ter invordering is gezonden, doen zij hiervan open bare kennisgeving. Art. 4. De uitreiking der aanslagbiljetten aan de school- geldplichtigen, voorkomende op kohiereD, geschiedt door de zorg van den gemeenteontvanger, met inachtneming van den termijn, daarvoor bij artikel 265 der gemeentewet vastgesteld. Na ontvangst van een schoolgeldlijst zendt de gemeente-ontvanger binnen veertien dagen een aanslagbiljet aan de daarin voorkomende school- geldplichtigen. De formulieren der aanslagbiljetten worden door Burgemeester en Wethouders vastgesteld. Art. 5. De schoolgelden zijn vorderbaar in zoovele ter mijnen als er na de maand, waarin een kohier is goedgekeurd of eene lijst is vastgesteld, nog maanden van het dienstjaar overblijven. De eerste termijn vervalt den laatsten dag, volgende op dien, waarin de goedkeuring of de vaststelling heeft plaats ge had, en zoo vervolgens den laatsten dag van iedere opvolgende maand een termijn. De schoolgelden, uitgetrokken op de kohieren, of de lijsten, die na de maand November worden goedgekeurd of vastgesteld, zijn een maand daarna ineens vorderbaar. Art. 6. De termijnsbepalingen volgens het vorig artikel vervallen en de aanslag is dadelijk en in zijn geheel vorderbaar, wanneer op de roerende of onroerende goederen van den schoolgeldplichtige beslag is gelegd of wanneer deze in staat van faillissement is verklaard. Art. 7. De toerekening en afschrijving der betalingen geschieden in de volgende orde a. op de kosten van vervolging c. op de oudste der openstaande aanslagen of der vervallen termijnen. Art. 8. Bij nalatigheid in het tijdig aanzuiveren van vervallen termijnen geschiedt de invordering over eenkomstig de voorschriften van de artikelen 258 tot en met 261 der gemeentewet. 249

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1911 | | pagina 123