Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1911. aangewezen, hij voor huur daarvan J 300.krijgt vergoed, terwijl hij voor salarissen aan het personeel 1100.uitgekeerd krijgt, aldus berekend le klerk 600.a 800.2e klerk f 2.a 3.per week, rondbrengen van aanslagbiljetten plm./100. De bureaubehoeften eindelijk zullen hem op de gewone wijze worden verstrekt, evenals bijvoorbeeld aan de secretarie, of wel zullen de te dier zake gemaakte kosten hem op bevelschrift worden terug gegeven. Daarnaast achten wij het tijdstip thans aange broken om de salarisregeling zelve van den ont vanger te herzien. Gelijk U bekend is, is in 1907 door Gedeputeerde Staten eene algemeene herziening van de ontvangers-jaarwedden in deze provincie ter hand genomen. Bij raadsbesluit van 8 October van dat jaar is aan het college evenwel geadviseerd de wedde voor deze gemeente gelijk te laten, op grond dat de vergoeding voor bureaukosten, vroeger on toereikend, op dat oogenblik voldoende was, zoodat, in tegenstelling met daarvóór, uit de jaarwedde een deel dier kosten niet meer behoefde te worden bestreden, doch voornamelijk op grond, dat even vóór het schrijven van Gedeputeerde Staten een wetsont werp tot wijziging der gemeentewet was verschenen, dat sinds geleid heeft tot de in den aanhef genoemde wet van 30 December 1909 (Staatsblad no. 416) en dat beoogde door het ontlasten van des ont vangers verantwoordelijkheid door middel van het brengen van sommige ontvangsten der gemeento onder afzonderlijke rekenplichtige ambtenaren (voor namelijk bedrijven) juist eene verandering ten goede te brengen in wat Gedeputeerde Staten als grond voor de verhooging hadden aangevoerd. Dat college heeft de bezoldiging van den ontvanger daarop gelijk gelaten onder voorbehoud echter later, zoo noodig, op deze zaak terug te komen (provinciaal blad no. Ill van 1907). "Wordt de instructie ten opzichte van de vergoe ding voor bureaukosten in bovengenoemden zin gewijzigd, dan is de toestand weer in zoover gelijk aan dien van vier jaar geleden, dat uit de wedde voor die uitgaven thans niet meer behoeft te worden betaald en deze aan den ontvanger dus geheel ten goede komt, maar dan rijst toch de vraag of, terwijl zij sinds 1877 onveranderd gebleven is, zij voor het tegen woordige nog wel voldoende is te achten. In de algemeene stijging der bezoldigingen is zij zeker geheel ten achter gebleven en wordt de regeling vergeleken met die in andere plaatsen van ongeveer gelijken omvang als Leeuwarden, dan wordt dit nog duidelijker. Een staatje van de bezoldigingen elders met de tegelijkertijd daarbij van de onder scheidene gemeentebesturen ontvangen inlich tingen leggen wij bij de stukken. Daaruit zal blijken, dat een geheel zuivere vergelijking niet is te maken, omdat des ontvangers taak in de ver schillende gemeenten niet overal gelijkelijk is om grensd, maar om na te gaan hoe de jaarwedde in een gemeente van onze grootte behoort te worden bepaald, heeft het overzicht zeker zijne waarde. Ten opzichte van het bezwaar dat in 1907 tegenover Gedeputeerde Staten tegen deze verhooging is aan gevoerd, kan thans worden opgemerkt, dat wel is waar de geldelijke administratie van de gasfabriek reeds buiten de gemeentekas valt en andere bedrij ven wellicht eerlang zullen volgen, doch dat daaren tegen, en de ontvanger vestigt daarop o.i.niet ten onrechte de aandacht, andere werkzaamheden voort durend aangroeienbehoudens de ovengenoemde afscheiding der bedrijven neemt het aantal bevel schriften tot betaling toe hetzelfde is het geval met de ten kohiere van den hoofdelijken omslag aangeslagenen. Het kadegeld en de erfpachtsuitgifte brengen ook heel wat werkzaamheden mede, waarvan vroeger geen sprake was. Eindelijk worden ook, bij invoering der algemeene belasting op tooneel- vertooningen, waartoe thans het voorstel is ge daan, des ontvangers bemoeiingen uitgebreider. In verband met een en ander wordt U hieronder dus voorgesteld aan Gedeputeerde Staten in over weging te geven de jaarwedde van den ontvanger dezer gemeente te verhoogen van 2200.op f 2600.—. Bij de artikelen worde het volgende aangeteekend Niet overgenomen zijn de artikelen 1, 3 en 10 der bestaande instructie, daar het in die artikelen bepaalde reeds bij de wet is geregeld. Verder is vervallen artikel 12 oud, daar de bedoelde machtiging niet door den ontvanger, doch door Burgemeester en "Wethouders behoort te worden gevraagd en artikel 17 oud, omdat de ontvanger alleen te beoordeelen heeft of de vorm van een betalingsstuk juist is en zich niet mag begeven in de appreciatie van de juistheid der uitgaven waartoe uitdrukkelijk, zie het bepaalde bij artikel 226 der gemeentewet, Burgemeester en Wethouders zijn aan gewezen. Mede is niet overgenomen artikel 18; de door Gedeputeerde Staten gegeven voorschriften omtrent de inrichting der rekening toch houden voldoende rekening met het overleggen van con tracten van aanbesteding enz. Waar de hulp bedoeld bij artikel 25 oud nimmer is gevraagd, is het bij dat artikel bepaalde niet overgenomen. Art. 1In de praktijk wordt de ontvanger ook thans belast met de bewaring der waarborgsommen, waarom die bewaring in de instructie wordt opge nomen vergelijk mede artikel 9. Art. 7. Daar de bergruimte bij den ontvanger in den regel beperkt zijn zal, komt het gewenscht voor dat het niet direct noodige naar het gemeente archief wordt overgebracht. Bij den ontvanger 258 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1911. Bijl. no. 23. blijft dan alleen datgene, wat betrekking heeft op het loopende en de pas afgeloopen dienstjaren. Art. 8. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om eene meer volledige regeling te treffen voor het verlof van den ontvanger en is dus bepaald, dat voor eene afwezigheid van langer dan vier weken, evenals voor den secretaris, verlof van den Raad noodig isin de thans geldende instructie was dit verlof reeds noodig bij eene afwezigheid van 14 dagen. Geheel onafhankelijk van een en ander is, met het oog op de waarden die in kas kunnen zijn, bepaald dat de ontvanger alleen met verlof van den burgemeester buiten de gemeente mag overnachten. Art. 9. Waar in de wet reeds bepaald is op welke wijze de betalingen geschieden, bleven in de instructie nog de ontvangsten te regelen. Het ontworpen voorschrift omtrent de bewaring en afgifte van ontvangbewijzen van aan de Bank van leening verstrekte voorschotten is in overeenstemming met het daaromtrent bij het reglement der Bank bepaalde. Vergelijk mede het bij artikel 1 aange- teekende. Art. 10. In het le lid van dit artikel is overge nomen eene nagenoeg gelijke regeling als thans geldt. Waar die regeling echter niet bevredigt, daar het wenschelijk is ook van overtollig kasgeld eenige rente te maken, is in het 2e lid de bepaling opge nomen van het storten en opnemen van gelden bij een kassier, omtrent welke aangelegenheid den Raad tegelijkertijd een voorstel zal bereiken. Artt. 11, 14, 16 en 17. De wijzigingen in deze artikelen betreffen alleen redactieverbeteringen. Art. 12. Waar bij Burgemeester en Wethouders het voornemen bestaat om in de bijzondere voor schriften, bedoeld bij artikel 1 van het Werklieden- reglement, de bepaling op te nemen dat bij ziekte het loon aan huis kan worden betaald, is in deze instructie de verplichting opgenomen aan een verzoek daartoe te voldoen. Art. 13 is samengesteld uit de artikelen 13 en 15 der tegenwoordige instructie. Nieuw is het bepaalde bij het 2e lid van het artikel, waarvoor ook thans reeds de toestemming van Burgemeester en Wethouders wordt gevraagd. Art. 15. Voorschriften omtrent de in te dienen staten van oninbare posten komen in de tegen woordige instructie niet voor. Wenschelijk werd het geacht de daaromtrent tot heden gevolgde regels op te nemen. Art. 18 is samengesteld uit de artikelen 20 en 21 oud. De wijziging der datums houdt verband met het bepaalde bij artikel 219 der gemeentewet en artikel 33 der provinciale voorschriften voor de inrichting van de rekening. Art. 21. Niet meer zijn vermeld de volgens de provinciale voorschriften te houden registers. Nieuw zijn de onder b, c en f vermelde registers die in de praktijk noodzakelijk bleken. In verband met het bovenstaande hebben wij de eer U voor te stellen te besluiten a. afwijzend te beschikken op het verzoek van A. Algra Jz. om te worden benoemd tot ambtenaar der gemeente b. aan Gedeputeerde Staten dezer provincie in overweging te geven met ingang van 1 Januari 1912 de jaarwedde van den gemeente-ontvanger vast te stellen op 2600. c. vast te stellen de in ontwerp hierbij over gelegde instructie voor den gemeente-ontvanger te Leeuwarden. Leeuwarden, den 9 Augustus 1911. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, H. BEUCKER ANDREJE, L.-Burgemeester. M. GOSLINGS, Secretaris. 259

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1911 | | pagina 128