Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1911. gelden worden opgenomen. Van elke storting en geldopneming wordt door hem vooraf aan Burge meester en Wethouders mededeeling gedaan. Art. 11. Hij zorgt, dat de bij hem te ontvangen gelden waarvoor termijnen van betaling gesteld zijn, voor of op de bepaalde verschijndagen worden betaald. Nalatige pachters, collecteurs of huurders moet hij terstond eene buitongeregtelijke aanmaning doen toekomen, terwijl maandelijks of, wanneer uitstel voor de Gemeente nadeelig zou kunnen zijn, terstond door hem aan Burgemeester en Wethouders eene opgave wordt gezonden van allen, die nalatig zijn gebleven in het opbrengen of storten der door hen verschuldigde gelden. Inmiddels is de Ontvanger gehouden alle middelen aan te wenden welke tot verzekering van de regten der Gemeente vereischt worden. Hij is persoonlijk aansprakelijk voor de schade, door het verzuimen van bovenbedoelde maatregelen aan de gemeente toegebragt. Art. 12. In geval de buitengeregtelijke aanmaning in het vorige artikel bedoeld, vruchteloos mogt blijken, is de Ontvanger gehouden magtiging tot vervolging in regten aan den Raad te vragen. Art. 13. Ten aanzien van alle aan hem te betalen be lastingen, waarvoor crediet of termijnen zijn toege staan, doch die ten vervaldage onaangezuiverd zijn gebleven, is hij gehouden na te leven de voorschriften der Gemeentewet op de invordering van plaatselijke belastingen en van zoodanige andere verordeningen, als daarop reeds toepasselijk zijn of daarvoor nog zullen worden vastgesteld. Art. 15. Voor belastingen, welke niet geïnd zijn doch door tijdige vervolging hadden kunnen geïnd worden, is hij persoonlijk aansprakelijk. Art. 14. Hij moet toezien op de handelingen van den ambtenaar, die met de beteekening van stukken betreffende de vervolging tot die invordering is belast, teneinde die ambtenaar de zaken, welke hij hem opdraagt, zoodanig behandele, dat aan de eene zijde de belangen der Gemeente niet benadeeld en aan de andere zijde aan de ingezetenen geen regt- matige redenen tot klagten gegeven worden. aldaar. Hij kan met machtiging van hun college bij bedoelde instellingen gelden opnemen. Art. 11. Hij zorgt dat de te zijnen kantore te betalen gelden, waarvoor termijnen van betaling zijn gesteld, voor of op de bepaalde verschijndagen worden betaald. Nalatigen, met uitzondering van lien die op kohie ren of lijsten van belastingplichtigen zijn gebracht, doet hij terstond eene buitengerechtelijke aanmaning toekomen, terwijl maandelijks of, wanneer uitstel voor do gemeente nadeelig zou kunnen zijn, terstond door hem aan Burgemeester en Wethouders eene opgave dier nalatigen wordt gezonden, terwijl hij inmiddels gehouden is alle middelen aan te wenden, welke tot verzekering van de rechten der gemeente vereischt worden. Hij is persoonlijk aansprakelijk voor de schade, door het verzuimen van bovenbe doelde maatregelen aan de gemeente toegebracht. Art. 12. Door zijne zorg wordt ziekengeld, waarop een ambtenaar krachtens verordening recht heeft, zoo dit door den betrokkene verlangd wordt, ter plaatse binnen de gemeente waar deze, in verband met zijne ziekte tijdelijk vertoeft, uitbetaald. Art. 13. Ten aanzien van alle te zijnen kantore te betalen belastingen, die ten vervaldage onaangezuiverd zijn gebleven, is hij gehouden de ter zake geldige wet telijke voorschriften na te leven. Ter zake van belastingschuld treedt hij tót een accoord slechts toe onder goedkeuring van Burge meester en Wethouders. Yoor belastingen, die niet geïnd zijn, doch door tijdige vervolging hadden kunnen geïnd worden, is hij persoonlijk aansprakelijk. Art. 14. Hij moet toezien op de verrichtingen van den ambtenaar, bedoeld in artikel 261 der gemeentewet. 262 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1911. Hifi. 110. 23. Art. 16. Hij moet de gelden, waarden en effecten die tot zijne bediening behooren, altijd voorhanden hebben en mag ze nimmer met zijne eigen vermengen. Art. 17. Hij mag geene betalingen ten laste van de Gemeente buiten de begrooting doen, tenzij uit het bevelschrift blijke, dat Gedeputeerde Staten afzonderlijke magti ging tot de uitgaaf hebben gegeven of, in gevallen van dringenden spoed, dat de Raad daartoe heeft besloten. Art, 18. Bij de betaling van bevelschriften voor uitgevoerde werken tengevolge van aanbesteding of eenig ander contract, ziet hij toe, dat de vereisclite bewijzen van behoorlijke opneming en liquidatie bij de bevel schriften worden overgelegd. Art. 19. Bij het ontdekken van misslagen in de bevel schriften, stelt hij de betaling uit en geeft daarvan terstond kennis aan Burgemeester en Wethouders. Art. 20. Na den vijftienden Junij van elk jaar, betaalt hij geene bevelschriften, wegens posten, op de begroo ting van het vorige dienstjaar gevonden wordende, om in de rekening van dat jaar te worden gebragt. Art. 21. Hij legt jaarlijks voor den eersten Julij volledige rekening van zijn ontvang en uitgaaf over het vorige dienstjaar, loopende van den eersten Januari tot en met den laatsten December, voor Burgemeester en Wethouders af. De rekening wordt in triplo opgemaakt. Bij deze rekening moeten worden overgelegd alle daartoe behoorende borderellen, certificaten, staten en alle zoodanige bescheiden, als tot verificatie der rekening noodig zijn. Art. 15. Hij wordt wegens onbetaalde belastingposten alleen gedechargeerd, als hij aantoont dat deswege behoorlijke vervolgingen hebben plaats gehad en dat de belastingschuldige door onvermogen of anders zins tot betalen buiten staat is. De van die belastingschuldigen op te maken staten worden door hem uiterlijk binnen drie maanden na afloop van het jaar, waarop de vordering betrek king heeft, met alle daarbij behoorende bescheiden aan Burgemeester en Wethouders ingezonden. Art. 16. Het is hem verboden de kas, waarden en boeken, welke hij in zijne bediening onder zijne berusting heeft, anders dan te zijnen kantore te bewaren. Hij moet een en ander steeds voorhanden hebben en mag de kas en de waarden noch met zijn eigen noch met die van anderen vermengen. Art. 17. Bij het ontdekken van onjuistheden in de bevel schriften tot betaling, stelt hij de betaling uit en geeft daarvan en van de reden van uitstel onmid dellijk kennis aan Burgemeester en Wethouders. Art. 18. Na den 30 Juni doet hij geene ontvangsten en betalingen meer op het vorige dienstjaar. De in artikel 115 der Gemeentewet bedoelde re kening van ontvangsten en uitgaven wordt door hem met alle daarbij behoorende bescheiden uiterlijk den 15 Juli aan Burgemeester en Wethouders ingezonden. 263

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1911 | | pagina 130