Bijlage tot liet verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1911.
strafbaar gesteld en te dier zake is, naar de Voor
zitter verklaart, ook thans niet geverbaliseerd.
Vast staat dus, dat Burgemeester en Wethouders,
toen zij hunne uitvoeringsbepaling, zooals deze in
het aangehaalde artikel 6 is geformuleerd, vast
stelden, zoo dicht mogelijk naderden aan den wensch
van den Raad, die, na een duidelijke toelichting
van onze Commissie, de vaststelling van de tijden
waarop en de buitengrachten waarin het verbod
zou gelden, bij bedoeld artikel 45 aan Burgemeester
en Wethouders heeft overgelaten, ja zelfs goedvond
dat zij dit te allen tijde zouden verbieden.
Reeds vroeger trouwens is die wensch in den
Raad tot uiting gekomen. Onder volgn. 178 van
het verslag der Commissie van rapporteurs over
het sectieonderzoek van de begrooting van 1906
(bijlage 28 van 1905) werd als een grief voor vele
bewoners aan de buitengrachten genoemd de linnen
drogerij der aldaar overwinterende schippers, een
grief die rapporteurs, de heeren Feddema, Jansen
en Wilhelmij, onder de bijzondere aandacht van
Burgemeester en Wethouders en den Burgemeester
als hoofd der politie brachten „met verzoek zoo
mogelijk en waar noodig verbeteringen voor te
stellen of in te voeren."
Het woord „binnengracht" is geen onduidelijk
begrip, het kwam ook voor in do oude politie
verordening en omvat de binnen de voormalige
vestinggrachten gelegen wateren derhalve thans
de gracht langs Voorstreek, Kelders, Nauw, Nieuwe-
stad en Schaverneken voorts de Waeze en de
Tuinen.
Het verbod van linnendrogen in deze grachten
heeft ook onder de vorige verordening nimmer tot
moeilijkheden aanleiding gegeven om de eenvoudige
reden dat deze wateren nooit tot blijvende lig
plaatsen worden aangewezen en ook in de toekomst
daartoe niet zullen worden bestemd. Als adres
santen zich zelve dan ook betitelen als „allen
schippers liggende in de binnengrachten" dan is
dat onjuist uitgedruktin de binnengrachten is in
den laatsten tijd nimmer een schipper wegens over
treding van artikel 45 geverbaliseerd.
Niettemin vindt onze Commissie dat door hen
niet ten onrechte wordt geklaagd. Voor de schippers
die in de binnen de bebouwing liggende buiten-
grachten ligplaats hebben, dat zijn dus alle voor
malige vestinggrachten, het Vliet tot aan het Slot,
het Nieuwe Kanaal tot aan het Emmaplein, legt
inderdaad artikel 6 van het Algemeen Politiebesluit
te grooto beperkingen aan en aan hun wensch kan
worden tegemoet gekomen als Burgemeester en
Wethouders hier de teugels minder strak aanhalen
en voor de ovengenoemde wateren mildere bepa
lingen scheppen, b.v. in den geest als door adres
santen zelve in hun adres worden aanbevolen.
Doch artikel 45 der verordening behoeft dan niet
te worden veranderd.
Wij hebben dan ook de eer U in overweging te
geven naar aanleiding van het adres der schippers
den Raad geen voorstel tot wijziging van artikel
45 der Algemeene Politieverordening te doen, doch
alleen voor het geval door Uw college artikel 6
van het Algemeen Politiebesluit in dien zin wordt
gewijzigd, dat het sub b van genoemd artikel 45
gesteld verbod slechts geldt voor de door ons hier
boven aangeduide vaarwaters en dan nog alleen
op Zondagen en algemeen erkende Christelijke
feestdagen en bovendien, gedurende de maanden
Mei tot en met September, ook op werkdagen
tusschen 's middags en 's namiddags 6 uur.
De Commissie voor het ontwerpen van
strafverordeningen voornoemd,
ZIMMERMAN.
C. BEEKHUIS.
A. MENALDA Hzn.
A. BURGER.
64
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1911. Bijl. 710. 3.
Bijlage no. 3.
DEFINITIEVE REGELING van den keurings
dienst voor eet- en drinkwaren
en gebruiksartikelen (bijlage
34 van 1909).
Aan den Gemeenteraad.
Met 15 Februari a.s. verstrijkt de termijn, waar
voor, krac htens Uwe bij besluit van 26 Januari
1909 gegeven machtiging, met de heeren Sonnega
en de Vogel, apothekers alhier, voor één proefjaar,
is overeengekomen het verrichten voor de gemeente
O O
van de keuringen van voedingsmiddelen enz., terwijl
mode met Uw goedvinden (raadsbesluit van 25
Januari 1910) voor dat jaar door ons college een
keurmeester is aangesteld.
De Gezondheidscommissie, uitgenoodigd vaKadvies
te dienen in hoeverre de dienst op den bestaanden
voet zou moeten worden bestendigd, bericht ons,
dat die voortzetting haar gewenscht voorkomt.
De indruk, dien wij van de werkzaamheden van
scheikundigen en keurmeester over het afgoloopen
jaar en van de resultaten daarvan hebben ontvangen,
is evenzeer een gunstige en met vertrouwen meenen
wij U te mogen raden de overeenkomst met de
heeren Sonnega en de Vogel te continueeren. Zij
zei ven hebben zich hiertoe ook bereid verklaard,
doch geven de voorkeur boven een eenj aars contract
met stilzwijgende verlenging van jaar tot jaar indien
vooraf geen opzegging heeft plaats gegrepen, zooals
onze voorslag was aan een reeds dadelijk voor
5 jaar aan te gane verbintenis, insgelijks met con
tinuatie van jaar tot jaar. Hiertegen bestaat geen
bezwaarde inrichting van laboratorium enz. zal
dan, zooals in het voornemen ligt, inderdaad meer
afdoend en definitief ter hand kunnen worden ge
nomen. Ook omtrent de overige in hun schrijven
door de scheikundigen aangeroerde punten zal bij
de op te maken nieuwe overeenkomst eenstemmig
heid kunnen worden verkregen.
Eén onderwerp eischt evenwel nog bespreking.
Bij de behandeling van de gemeentebegrooting voor
1911 is door den heer Baart de la Faille het voor
stel gedaan, dat vervolgens naar ons college om
prae-advies is gerenvoyeerd, om de jaarwedde van
den keurmeester, die thans 260.bedraagt, te
bepalen op 600.De Gezondheidscommissie is
naar aanleiding hiervan van oordeel dat hot salaris
„belangrijk (zal) moeten worden verhoogd" en de schei
kundigen, eveneens om advies gevraagd, wenschen het
gesteld te zien op ƒ500.Hier een juisten weg te
vinden is niet licht. Eenerzijds worde niet uit het oog
verloren, dat de betrekking niet behoort te worden
bezoldigd naar den ijver en de bekwaamheid, die
de toevallig fungeerende titularis aan den dag legt
en die ook wij in casu gaarne erkennen zij moet
worden beloond naar wat in doorsnee genomen van
een keurmeester van den Leeuwarder keuringsdienst
in het algemeen mag worden geeischt, zoodat ook
voor een minder ambitieusen ambtenaar dan wel
licht de tegenwoordige, doch die daarom nog
geenszins voor zijn taak niet berekend zou mogen
heeten, de wedde een voldoende belooning is. In
de hierna volgende ontwerp-verordening is zij daarom
bepaald op 300f 500, met drie-jaarlijksche
vorhoogingen van 50.Anderzijds willen wij
ook van onzen kant waardeering uitspreken voor
den tegenwoordigen functionaris, aan wiens toe
wijding, juist in het eerste en moeilijkste jaar van
den dienst, een deel van het welslagen is te danken
en mitsdien toezeggen, dat, wordt door U overeen
komstig het bovenstaande besloten, met 15 Februari
a.s. de bezoldiging op 400.zal worden bepaald.
Nu de dienst definitief zal worden opgezet, zal
in eene verordening de organisatie daarvan moeten
worden geregeld. Een ontwerp wordt te dien einde
hierbij aangeboden, dat wel geen nadere toelichting
meer behoeft.
Ten slotte wordt eene wijziging van de betrekke
lijke pensioenverordening voorgedragen, beoogende
den keurmeester op te nemen onder de pensioen
gerechtigde ambtenaren.
Wij geven U in overweging te besluiten
a. Burgemeester en Wethouders te machtigen
met C. J. de Vogel en H. W. Sonnega, apothekers
alhier, eene overeenkomst aan te gaan tot het
verrichten van de keuringen van eet- en drinkwaren
en gebruiksartikelen, in den geest van het met hen
thans loopende en den 15 Februari 1911 eindigende
contract, zulks tot den 1 Januari 1916, met bepaling
dat het contract stilzwijgend geacht zal worden van
jaar tot jaar te zijn verlengd, indien het door een
van beide partijen niet zes maanden te voren is
opgezegd
b. vast te stellen eene verordening betreffende
den keuringsdienst voor eet- en drinkwaren en ge
bruiksartikelen overeenkomstig het hierna volgend
ontwerp I
c. ten opzichte van het voorstel van den heer
Baart de la Faille van 2 November 1910 betreffende
de verhooging van het salaris van den keurmeester
van den gemeentelijken keuringsdienst over te gaan
tot de orde van den dag;
d. aan te vullen de verordening omtrent het
verleenen van pensioen aan ambtenaren, bedienden
en werklieden, die hunne betrekking in dienst der
gemeente of van gemeentelijke instellingen hebben
aanvaard na den 1 Juli 1899, en daartoe te nemen
het besluit, dat onder ontwerp II hierna is opgenomen.
Leeuwarden, 11 Januari 1911.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
ZIMMERMAN, Burgemeester.
M. GOSLINGS, Secretaris.
65