90 91 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1912. ontslag wel gewoonlijk eervol zal zijn, zoodat er in dat geval geen moeilijkheid bestaat ten opzichte der pensioenverordening van 1899, waar eenvoudig eervol ontslag een der vereischten is voor het daar geregelde pensioen. Iets anders is het echter met de pensioenverordening van '93 waar het pensioen alleen is toegekend ingeval het eervol ontslag een gevolg is hiervan, dat de ambtenaar wegens ouder- doms- of zielsgebreken niet meer in staat is zijne betrekking verder naar belmoren waar te nemen. Het is zeer bezwaarlijk voor het geval dat zich de omstandigheid mocht voordoen, dat inderdaad het in artikel 53 van het Werkliedenreglement bedoelde ontslag bij onvoldoende geschiktheid van den werk man (artikel 53, 1°) niet gepaard gaat met zijne pensionneering en ook in geval van ontslag bedoeld in artikel 53, 2°, (wegens aard en omvang der werk zaamheden) voor den betrokkene, die verder eiken band met de gemeente verliest, pensioen-aanspraken op grond der verordening van '93 te reserveeren praktisch lijkt dit ons volkomen onuitvoerbaar. Doch wel komt het billijk voor, en dit is in de onder dit nummer voorgedragen wijziging van artikel 11 opgenomen, dat elke ambtenaar, die ongevraagd eervol wordt ontslagen, terug ontvangt hetgeen hem als pensioensbijdrage op zijn bezoldiging is gekort. Dit is in bijlage 24 van 1909 sub II eveneens besproken. Zie ook bijlage 35 van 1909 sub 6 (blz. 341). ONTWERP. Bestaande redactie Art. 3. Het jaarlijksch pensioen bedraagt voor ieder vol jaar, in dienst der gemeente of van eene gemeente lijke instelling doorgebracht, x/6o van de gemiddelde bezoldiging der laatste vijftien jaar, behoudens het bepaalde in artikel 6. Onderdeelen van een gulden worden bij de vast stelling van het bedrag van het pensioen voor vol gerekend. Art. 4. Onder bezoldiging worden verstaan: alle inkomsten Op grond van het voorafgaande, en het boven bedoelde adres van de politiedienaren van 2 November 1908 met de stukken wederom bij U ter tafel brengende, geven wij U in overweging te besluiten 1°. met wijziging in zooverre van het prae-advies van 7 April 1909 no. 685/57, aan adressanten te doen weten dat, met gedeeltelijke uitzondering van hetgeen bij evengenoemd adres sub c is verzocht, op hun verzoek afwijzend moet worden beschikt 2°. tot wijziging van de bestaande pensioen verordeningen volgens het overgelegde ontwerp 3°. het raadsbesluit van 25 Juni 1895, gewijzigd bij raadsbesluiten van 14 Januari 1902 en 19 December 1911, betreffende het toekennen aan weduwen van ambtenaren, bedienden en andere werklieden der gemeente of van gemeentelijke instellingen dan onder het Werkliedenreglement vallen van zes weken bezoldiging, loon of pensioen na het overlijden van den echtgenoot, in te trekken, wat de regeling ten aanzien der pensioen-uitkeering betreft, als zijnde deze thans opgenomen in de pensioen-verordeningen. Leeuwarden, 3 Februari 1912. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden. J. PATIJN, Burgemeester. M. GOSLINGS, Secretaris. De Baad der gemeente Leeuwarden gezien het voorstel van Burgemeester en Wet houders besluit A. de verordening omtrent het verleenen van pensioen aan ambtenaren, bedienden en werklieden in dienst der gemeente of van gemeentelijke instel lingen (Gemeentebladen nos. 2 van 1910 en 29 van 1911) te wijzigen als volgt: I. In artikel 3 wordt in plaats van „de gemiddelde bezoldiging" gelezen „den gemiddelden pensioen grondslag." II. De aanhef van artikel 4 wordt gelezen als volgt Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1912. Bijl. 110. aan de betrekking verbonden, met inbegrip van personeele toelagen, het genot van vrije woning, kost, vuur en licht of vergoeding deswege, alsmede toelagen voor kleeding. Toelagen of vergoedingen wegens bureaukosten zijn hieronder niet begrepen. Bij elke benoeming of bevordering, verhooging of vermindering van vaste bezoldiging wordt door Burgemeester en Wethouders de grondslag bepaald of op nieuw geregeld, welke eventueel als maatstaf voor de berekening van pensioen kan dienen. De o-eldswaarde van het deel der bezoldiging, dat in natura wordt verstrekt, wordt door hen bij schatting bepaald. Art. 8. De pensioenen gaan in met den dag, volgende op dien, waarop do bezoldiging is opgehouden. Zij worden per maand uitbetaald, telkens voor oen twaalfde, tenzij de gepensioneerde aan eene betaling per kwartaal de voorkeur mocht geven. Bij overlijden wordt het pensioen uitbetaald tot het einde der maand, waarin hot overlijden hoeft plaats gehad. „De pensioengrondslag is gelijk aan het bedrag der bezoldiging. Onder bezoldiging" enz. In het tweede lid wordt het woord „bureaukosten" vervangen door „kosten van beroep". Aan het artikel wordt een nieuw slotlid toegevoegd van dezen inhoud „De belanghebbende wordt mot het bedrag van den pensioengrondslag in konnis gestold." Artikel 1, le lid. De ambtenaren, bedienden en werklieden in het volgend artikel genoemd, hebben, na bekomen eervol ontslag, aanspraak op pensioen ten laste dei- gemeente a. wanneer zij den vollen ouderdom van 65 jaren hebben bereikt 1). wanneer zij, tengevolge van ziels-of lichaams gebreken, ongeschikt zijn om hunne betrekking verder naar bchooren waar te nemen in beide gevallen voor zoover zij ten minste vijftien jaren in dienst der gemeente of van eene gemeentelijke instelling zijn werkzaam geweest en van eene vaste aanstelling waren voorzien. III. Het derde lid van artikel 8 wordt gelezen als volgt ,.Het pensioen wordt uitbetaald tot en met den dag van overlijden." Aan het artikel wordt een nieuw slotlid toegevoegd van dezen inhoud „Tenzij de nagelaten betrekkingen vallen onder de toepassing van artikel 23, le lid, 3°, der Onge vallenwet 1901 en behoudens liet geval dat van rijkswege in hunne pensionneering is voorzien, wordt bij besluit van Burgemeester en Wethouders boven dien aan de weduwe van een overleden ambtenaar, bediende of werkman of aan zijn minderjarige ouder- looze kinderen of aan zijn ouders, indien hij huneenige kostwinner was, nog gedurende zes weken na den dag van overlijden het pensioen uitgekeerd. B. de verordening omtrent het verleenen van pensioen aan ambtenaren, bedienden en werklieden, die hunne betrekking in dienst der gemeente of van gemeentelijke instellingen hebben aanvaard na den 1 Juli 1899 (Gemeentobladen nos. 5 van 1908, 12 van 1909, 3 van 1910 en 8 van 1911), te wijzigen als volgt I. Het eerste lid van artikel 1 wordt gelezen als volgt: „Aan de vast aangestelde ambtenaren, bedienden en worklieden, in het volgend artikel genoemd, wordt, na bekomen eervol ontslag, ten laste der gemeente pensioen verleend 1°. wanneer zij, na ton minste 15 jaar in dienst der gemeente of van een gemeentelijke instelling werkzaam te zijn geweest, den vollen ouderdom van 65 jaren hebben bereikt 2°. wanneer zij, na ten minste 10 jaar in dienst der gemeente of van een gemeentelijke instelling werkzaam te zijn geweest, tengevolge van ziels- of lichaamsgebreken ongeschikt zijn om hunne betrekking verder naar behooren waar te nemen." II. Aan het slot van artikel 2, le lid, worden toe gevoegd de zinsneden

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1912 | | pagina 46