116 Bijlage no. 14. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1912. II. In artikel 7 der verordening regelende den rang, het getal, de benoeming, de bezoldiging, enz. der ambtenaren en werklieden van de gemeentewerken (gemeenteblad 1911 no. 19) wordt tusschen het voorlaatste en laatste een nieuw lid ingevoegd, luidende Aan de opzichters en den teekenaar wordt boven hunne bezoldiging een jaarlijksche toelage toegekend van 50.voor het bezit van die akten of diploma's als voor de gemeente van belang worden geacht en als zoodanig door Burgemeester en Wet houders worden aangewezen. De toelage wordt jaarlijks slechts eenmaal genoten en gaat in met den eersten dag van de maand, volgende op die, waarin de akte of het diploma is behaald, voor zoover de ambtenaar bij zijne aanstelling niet reeds in het bezit er van is. III. Dit besluit treedt in werking den 1 Juli 1912. Leeuwarden, 19 De Raad voornoemd Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1912. JBbjl. HO. 14. WIJZIGING in üe vaststelling der verordening op het beheer van het gemeentelijk electriciteitbedrijf (bijlage no. 7). Aan den Gemeenteraad. Bij raadsbesluit van 16 April 1.1. is bovengenoemde verordening, die krachtens de Gemeentewet aan de goedkeuring van Gedeputeerdo Staten onderworpen is, vastgesteld. Zij heeft dit college tot het maken van eenige opmerkingen aanleiding gegeven, zoodat verzocht wordt het besluit dienovereenkomstig te wijzigen. De opmerkingen betreffen het navolgende. 1°. Opgenomen worde, dat de boekhouder van het bedrijf ook aan Gedeputeerde Staten inzage in de boeken en gelegenheid tot opneming van de kas moet geven, gelijk voor hem die verplichting in artikel 3 reeds ten aanzien van anderen is omschreven. Aan deze opmerking kan door redactie-wijziging worden voldaan. 2°. De kassier hebbe de zekerheid niet te stellen op door Burgemeester en Wethouders te bepalen wijze, doch overeenkomstig de bepalingen der Gemeente-borgtochtenwet. Hierbij zij aangeteekend, dat het wel geen bezwaar behoeft te ontmoeten de verlangde wijziging aan te brengen, doch dat zij feitelijk overbodig is. Ook zonder bepaling, dat de zekerheid-stelling geschiedt overeenkomstig genoemde wet, zou, gelijk wij ook reeds uiteenzetten bij ons voorstel betref fende de zekerheid van den boekhouder aan de gasfabriek (Handelingen 20 December 1910, bladzijde 306), die wet dit onderwerp beheerschen, terwijl de uitdrukking „op door Burgemeester en Wethouders te bepalen wijze" was gekozen om aan dat college over te laten of er persoonlijke of zakelijke zeker heid zou worden gesteld. De wijziging komt dus facto hierop neer, dat bij het electriciteitbedrijf die keuze door den Raad zal geschieden. In de praktijk zal dit geen verschil opleveren. 3°. Tegenover den ontvangpost genoemd in artikel 18, Ie, worde een uitgaafpost in do begrooting aangebracht wegens teruggaaf der daarbedoelde uitkeering met rente. Blijkbaar wordt op deze aanvulling aangedrongen, opdat uit de begrooting van het bedrijf blijke hoeveel de gemeente tot dekking van bedrijfs- tekorten heeft bijgedragen. Wanneer de gemeente onverhoopt telken jare moest bijspringen, zou op den verlangden uitgaafpost in de begrooting van eenig jaar moeten worden gebracht al hetgeen door de gemeente in vorige jaren is bijgepastop den ontvangpost van artikel 18 Ie zou datzelfdo bedrag voorkomen, vermeerderd met het door de gemeente te dekken tekort van het begrootingsjaar. Hier tegen bestaat geen bezwaar. Onder b worde dus in artikel 18, II, een nieuwe begrootingspost opge nomen, terwijl de andere letters alle moeten ver springen, alsook de verwijzing in artikel 27, 2o lid. 4°. Artikel 30 verwijst voor de bewaring van het reservefonds naar de daarvoor getroffen regeling van het afschrijvings- en vernieuwingsfonds. Abu sievelijk is evenwel nagelaten bij dit laatste dien aangaande iets te bepalen. In deze leemte behoort alsnog te worden voorzien. De juistheid van deze opmerking kan gereedelijk worden toegegeven. Wij hebben de eer U voor te stellen het in ontwerp bijgevoegde besluit te nemen, waarbij met de wenschen van Gedeputeerde Staten rekening is gehouden. Leeuwarden, 15 Mei 1912. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, J. PATIJN, Burgemeester. M. GOSLINGS, Secretaris. ONTWERP. De Raad der gemeente Leeuwarden overwegende, dat, blijkens resolutie van Gedepu teerde Staten van Friesland, d.d. 9 Mei 1912 no. 74, 2e afdeeling F, door dat college enkele wijzi gingen in de bij raadsbesluit van 16 April 1.1. no. 116R/61 vastgestelde verordening op het beheer van het gemeentelijk electriciteitbedrijf te Leeuwarden wenschelijk worden geacht gelet op artikel 114his der Gemeentewet, alsmede op het voorstel van Burgemeester en Wethouders; Besluit genoemde verordening nader te wijzigen als volgt: 117

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1912 | | pagina 61