166 Bijlage tot liet verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1912. Art. 2. De belasting is verschuldigd door hen, die krach tens recht van bezit of eenig ander zakelijk recht het genot hebben van de na het in werking treden dezer verordening gestichte gebouwen en hunne aanhoorigheden, gelegen op den in artikel 1 be doelden grond. Als genothebbende wordt aangemerkt hij, die als zoodanig in de kadastrale leggers is aangewezen, tenzij kan worden aangetoond, dat een misstelling in die leggers heeft plaats gehad of dat de voor gevallen veranderingen daarin nog niet zijn opge nomen. Art. 3. De belasting wordt berekend naar de oppervlakte van het perceel volgens de kadastrale leggers. Voorzoo veel de oppervlakte in die leggers niet is aangewezen, wordt deze van wege en op kosten der gemeente door deskundigen bepaald. Art. 4. De belasting is slechts eenmaal verschuldigd en bedraagt voor eiken vierkanten meter oppervlakte vijf centen. Art. 5. De belastingplichtigen worden op kohieren ge bracht, welke door Burgemeester en Wethouders jaarlijks worden opgemaakt en den Gemeenteraad vóór 1 Juli ter vaststelling worden aangeboden. De belastingplicht voor een perceel bestaat, zoodra een daarop gesticht gebouw geheel of gedeeltelijk in gebruik is genomen. Art. 6. De aangeslagene, die na het opmaken van het kohier zijne rechten op het perceel, waarvoor hij is aangeslagen, heeft verloren, blijft niettemin voor de geheele belasting aansprakelijk. Bijaldien de aangeslagene in staat van faillisse ment is verklaard of op zijne goederen executoriaal beslag is gelegd, wordt de opvolger in het genot in den zin van artikel 2 aangeslagen voor het ge deelte der belasting, dat niet ingevorderd is kunnen worden. Art. 7. Deze belasting is niet verschuldigd voor perceelen waarvan de gemeente of een liarer instellingen de genothebbende is in den zin van artikel 2. Art. 8. Deze verordening treedt in werking dadelijk na hare goedkeuring. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1912. JBtjl. 110. 24. B. VERORDENING op de invordering van een bij zondere belasting krachtens artikel 240; der Gemeentewet. Art, 1. Dadelijk nadat een kohier door Burgemeester en Wethouders aan den gemeente-ontvanger ter invor dering is toegezonden, doen zij hiervan openbare kennisgeving. Art, 2. Het formulier van het aanslagbiljet wordt met inachtneming van artikel 265 der Gemeentewet door Burgemeester en Wethouders vastgesteld. De aanslagbiljetten worden door de zorg van den gemeente-ontvanger uitgereikt, met inachtneming van den termijn, daarvoor bij evengemeld artikel vastgesteld. Art. 8. De aanslagen zijn invorderbaar in één termijn, welke vervalt één maand na de uitreiking van het betrekkelijke aanslagbiljet. Art. 4. De invordering dezer belasting geschiedt verder overeenkomstig de bepalingen der artt. 258, 259, 260 en 261 der Gemeentewet. Art. 5. Deze verordening treedt in werking tegelijk met de verordening tot heffing der hierbedoelde belasting. Leeuwarden, 19 De Raad voornoemd, MEMORIE VAN TOELICHTING. Heffingsverordening. Art. 1. Herinnerd zij dat de gedachte, welke bij deze verordening heeft voorgezeten, is de kosten van het rioleeringswerk niet alleen te doen drukken op de aanleggers van het stratenplan, waarvoor het werk thans wordt gemaakt, maar daarin te doen bijdragen door anderen, die er door worden gebaat. Welke gronden in de toekomst op het werk zullen worden aangesloten, staat niet wiskundig vast. Wij stellen U voor onder de heffing te begrijpen die gronden, waarvan redelijkerwijs te verwachten is dat daarvoor binnen een niet al te verre toekomst van het rioleeringswerk gebruik zal worden gemaakt. Art. 2. Artikel 240; der Gemeentewet staat den gemeentebesturen toe, wegens gebouwde eigendom men en hunne aanhoorigheden, welke gelegen zijn in bepaalde gedeelten der gemeente, eene bijdrage te heffen in de kosten ten laste der gemeente komende ten behoeve van den aanbouw in de aldaar bedoelde perceelen, welke bijdrage „in billijke evenredigheid" moet worden bepaald en alleen mag worden gehe ven van gebouwen en hunne aanhoorigheden, ge sticht na de invoering der belasting, wat niet anders kan beteekenen danna het in iverking treden der belastingverordening. Art. 3. De oppervlakte is geen onbillijke maat staf en voor de toepassing de meest bruikbare. De belastbare opbrengst kan niet als zoodanig 167

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1912 | | pagina 86