Bijlage no. 37.
if
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1914. Bijl. no. 37.
AANLEG van een nieuwe algemeene
begraafplaats.
Aan den Gemeenteraad.
Reeds in 1910 vestigde de Directeur der algemee
ne begraafplaats onze aandacht op de noodzake
lijkheid van uitbreiding der bestaande begraaf
plaats, omdat deze, althans de 4e afdeeling, niet
langer dan tot omstreeks 1914 ruimte tot begraven
zou bieden. Dit vermoeden is bewaarheid geworden,
want in het begin van dit jaar is die afdeeling ver
groot door toevoeging en ingebruikneming van de
5e afdeeling. Hierdoor zijn ongeveer '280 graven
verkregen. Wanneer niets bijzonders gebeurt zou;
naar de gewone sterftestatistiek, hiermede volstaan
kunnen worden tot Mei 1917. Maar wij zouden lie
ver niet de verantwoordelijkheid dragen voor een
uitstel tot het oogenblik dat er geen enkel graf op
de begraafplaats meer beschikbaar zou zijn. Zooals
de toestand is, moet hoe eer hoe liever in meerdere
begraafruimte worden voorzien.
De evenbedoelde uitbreiding moet dan ook als
noodmaatregel beschouwd worden. Oorspronkelijk
lag het in de bedoeling een meer afdoende vergroo
ting aan te brengen door aankoop van liet ten noor
den der begraafplaats gelegen weiland, kadastraal
bekend in sectie E, en wel no. 227, groot 12000 c.A.,
geheel, en het westelijk gedeelte, groot ongeveer
.11350 c.A., van no. 225. De eigenaren waren echter
alleen tot verkoop van de beide geheele perceelen,
te zamen groot 42810 c.A., bereid en voor niet min
der dan 1.50 per c.A., of in totaal 64000.
Eene aanbieding onzerzijds, om den eerstbedoel-
den grond voor 17000.te koopen, werd niet aan
genomen. Had men niettemin de uitbreiding op
deze wijze willen doen plaats hebben, dan zou de
grond niet anders dan door middel van onteige
ning in handen der gemeente hebben kunnen ko
men. 1)
De noodzakelijkheid tot uitbreiding bleef intus-
schen bestaan en werd zelfs dringender; daaraan
is de bovenvermelde vergrooting slechts tijdelijk
tegemoet gekomen.
Toen is bij ons college de gedachte aan verplaat
sing van de begraafplaats gerezen, waardoor een
afdoende verbetering zou verkregen worden. En de
wensch, om die gedachte te verwezenlijken, werd
sterker, naarmate het duidelijker werd dat er voor
verplaatsing verschillende redenen pleiten.
Allereerst is de ligging van de tegenwoordige al
gemeene begraafplaats ongunstig. Gaandeweg en
in het laatste tiental jaren zelfs met rassche schre
den is de bebouwde kom tot de begraafplaats gena
derd, terwijl de stad zich ook in den laatsten tijd
aan dien kant sterk blijft uitbreiden. De begraaf-
Sedert het opmaken van dit voorstel is een aanbod van
de eigenaars ingekomen, waarbij het geheele stuk voor/"3000.
het pondemaat wordt aangeboden. Dit aanbod brengt geen
wijziging- in ons standpunt.
plaats zoo dicht bij een bebouwd stadsgedeelte te
behouden, is niet goed verdedigbaar. Nog minder
is het te verantwoorden een dergelijken toestand te
bestendigen door tot vergrooting over te gaan. Ook
elders wordt tot verplaatsing de toevlucht genomen
als de doodenakker binnen de bebouwing dreigt te
komen. Zou men anders wellicht geneigd zijn dezen
toestand hier te laten voortduren, nu de begraaf
plaats niet meer voldoende ruimte biedt zijn daar
voor zeker geen termen.
De onmiddellijke nabijheid van de bebouwde kom
brengt bovendien het nadeel mede, dat de voor uit
breiding benoodigde grond voor het doel veel te
duur betaald zou moeten worden. Van gemeente
wege is deze in April 1911 op den zeer hoogen prijs
van ongeveer 2650 per 36 3/4 A. (pondemaat) ge
schat, waarop de bovenbedoelde aanbieding geba
seerd was. En gelijk werd opgemerkt, was hij daar
voor nog niet eens te verkrijgen. Werd dus het denk
beeld van uitbreiding op die wjjze vastgehouden,
dan zou de lange weg eener onteigening, waarmede
ten minste 2 jaren gemoeid zijn, gevolgd moeten
worden. Eerst daarna zouden de werkzaamheden
begonnen kunnen worden.
Maar zoolang zou de beschikbare ruimte geen ge
legenheid tot begraven bieden, tenzij andermaal tot
een noodmaatregel de toevlucht werd genomen door
boomen te doen vellen. Dit is evenwel een uiterste
redmiddel, trouwens door den Directeur der be
graafplaats al eens aan de hand gedaan, dat zeker
in de laatste plaats behoort aangegrepen te worden.
Wordt tot verplaatsing overgegaan en de tegen
woordige begraafplaats gesloten, dan wordt de mo
gelijkheid geopend haar te zijner tijd bij het Ren-
gerspark te trekken. Zooals zij daar ligt, met haar
hoog geboomte een fraaie afsluiting van dat park
vormend, is de begraafplaats als het ware aange
wezen om met dat park één geheel te worden. In de
toekomst zal daardoor een fraai park verkregen
worden.
Zijn boven de bedenkingen uiteengezet, welke te
gen uitbreiding rijzen, tegen verplaatsing kunnen
ook gronden worden aangevoerd.
Hoe te handelen ten opzichte van de eigenaars
van graven op de bestaande begraafplaats?
Deze vraag vereiseht eerst een beslissing wanneer
die begraafplaats zal worden gesloten. Voordat dit
oogenblik daar is, moeten verschillende zaken na
der worden geregeld, verordeningen gedeeltelijk
worden gewijzigd, overgangsmaatregelen worden
getroffen, die nog moeten worden voorbereid. Toch
zal de boven gestelde vraag voor velen van te veel
gewicht zjjn, ook bij de beoordeeling van het thans
ingediende voorstel, dan dat zij hier stilzwijgend
kan worden voorbij gegaan.
De Begrafeniswet bepaalt (artikel 25) dat een
gesloten begraafplaats gedurende 10 jaren onaan
geroerd blijft liggen, en dat de eigen graven op een
gesloten begraafplaats onaangeroerd worden gela
ten, voor zoover in hun onderhoud behoorlijk wordt
voorzien. Zij, wien er aan gelegen is dat een be-
239