Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1914.
Berekend naar 273 leerlingen, een getal dat vrij
zeker lager zal zijn, kost iedere leerling aan de ge
meente alzoo 34-79 of bijna 10.meer dan het
hoogste schoolgeld.
ONTWERP IV. De verordening houdende bepa
lingen, waarop gemeenschappelijke schoolgeldrege
lingen met andere gemeenten kunnen worden aan
gegaan, strekt zich thans alleen uit over de scholen
2, 3 en 4 en tot zekere hoogte over school 5. Niette
genstaande het veranderd karakter van school 4
lijkt het ons gewenscht haar, mits tegen een vergoe
ding die de kosten van het onderwijs per leerling
dekt, voor buitenleerlingen open te blijven stellen,
omdat aangenomen mag worden, dat het M. V. L.
Onderwijs alhier door ouders in de buitengemeen
ten, waar dit onderwijs niet verkrijgbaar is, voor
hunne kinderen zal worden begeerd. Dan behoort
echter ook school 12, die hetzelfde leerplan krijgt
als school 4, op gelijken voet open te staan en in zoo
verre te worden gebroken met het bij raadsbesluit
van 12 Maart 1907 (Handelingen blz. 39 en volg.)
aangenomen beginsel, waartegen trouwens te min
der bezwaar bestaat, nu ook school 12 wordt een
school met 9-jarigen cursus, waarop reeds dadelijk
kinderen op hun zesde jaar worden toegelaten en
niet meer uitsluitend een inrichting blijft voor
oudere scholieren boven den 12-jarigen leeftijd.
Gelijk boven berekend is, zou de vergoeding door
de gemeentebesturen per leerling te betalen 10.
bedragen boven het maximum schoolgeld van
25.zoo op hetzelfde getal leerlingen kon wor
den gerekend als bij de tegenwoordige organisatie.
Rekent men, in verband met de veranderde inrich
ting der beide scholen, het leerlingen-aantal op 250
per school, en dat schijnt niet te hoog, dan worden de
gemiddelde kosten 38.per leerling en dus de
vergoeding 13.(thans voor school 4 12.
ONTWERP V. De herziening van de pas kortgele
den tot stand gekomen salarisverordening voor het
onderwijzend personeel, noodzakelijk door de geheel
gewijzigde inrichting der vierde-klasse-scholen,
heeft de meeste moeilijkheden opgeleverd en tot een
uitvoerig advies der commissie van toezicht en tot
herhaald mondeling overleg met haar geleid.
Het advies drukken wij hier achter onder litt. C.
af en wij verwijzen naar den inhoud ervan, omdat
het 5e der ontwerpen in zijn groote trekken op het
systeem, dat de commissie zich hier heeft gedacht,
is opgebouwd.
Het gaat hiervan uit dat de nieuwe scholen als
het ware beschouwd worden te bestaan uit een ge
wone lagere school van 6 leerjaren, de onderwijzers
waarvan kunnen worden bezoldigd op den voet der
gewone onderwijzers van bijstand, en uit het voort
gezette deel van 3 jaar, behoudens de vaker genoem
de splitsing der 7e klasse, vrijwel gelijkstaande met
school 12 in haar ouden vorm. De hoofden moeten
gelijk vanzelf spreekt eveneens op hoogeren voet
bezoldigd worden dan die aan de overige scholen.
By de laatste herziening is de regeling aan school
12, waar de salarissen altijd hooger zijn geweest
dan aan de andere scholen, gelijk gebleven, juist
met het oog op deze nieuwe regeling, die aanstaan
de was en waarop men niet vooruit wilde of kon
loopen. De verhooging, die bij die herziening toen
aan de hoofden en onderwijzers van de scholen 1
11 is toegekend (school 4 moet daarvan nu weer
worden uitgezonderd), zal thans ook aan het perso
neel van de nieuwe scholen ten goede komen. De
wijzigingen in de artt. 1 en 3 zijn daarop gebaseerd.
Wat de toelagen betreft, ook hier is de verdee
ling in de eerste zes en de laatste drie leerjaren
doorgevoerd en moge verder worden verwezen naar
het advies.
Op verzoek van Gedeputeerde Staten wordt aan
het slot van art. 5 I la toegevoegd de bepaling dat
de toelage van 50.ook geldt voor die onderwij
zers, die aan de hoofdakte, vóór 1891 verkregen, in
gevolge art. 8 der wet van 8 December 1889 (St.bl.
no. 175) en de wet van 18 Augustus 1910 (St.bl. no.
260) de bevoegdheid ontleenen onderwijs in de wis
kunde te geven. Het bestaande artikel verleende de
toelage alleen voor de afzonderlijke voor dat vak
verkregen akte. Uwe Vergadering heeft den 9 De
cember 1913 wel is waar met 17 tegen 4 stemmen
uitgesproken deze aanvulling niet te willen, doch
Gedeputeerde Staten meenen dat deze beslissing
niet wel overwogen is genomen en hebben hunne
goedkeuring op de verordening van de opneming
dezer toevoeging afhankelijk gemaakt.*) Onder deze
omstandigheden raden wij U in het te kennen gege
ven verlangen te berusten.
Bij de wijziging van art. 9 is het advies der school
commissie aangevuld en de wedde, voor zoover het
teekenonderwys door een afzonderlijken vakonder-
wijzer wordt gegeven, bij het bezit van een lagere
akte op 200.evenals aan de eerste-klasse-school
voor meisjes, en bij dat eener middelbare akte op
350gesteld.
Eindelijk werd, om U te dienen van prae-advies
in onze handen gesteld een adres van het Bestuur
der Nationale Vereeniging voor Handelsonderwijs,
waarbij het verzoekt, met betrekking tot de bezol
diging der onderwijzers, het getuigschrift van de
cursussen tot opleiding van leerkrachten bij het la
ger handelsonderwijs op één lijn te willen stellen
met lagere akten van bekwaamheid, althans met
andere diploma's, door bijzondere vereenigingen uit
gereikt. Als grond, waarop dit verzoek steunt, wordt
opgegeven, dat het bezit van dit getuigschrift
van niet geringe beteekenis is voor het geven van
practisch onderwijs, waarom het in enkele plaatsen
reeds als voorwaarde is gesteld, om voor eene be
noeming aan lagere handelsscholen in aanmerking
te komen.
Deze beweegreden kan hier evenwel niet gelden,
omdat zij nooit aangevoerd kan worden voor de toe
kenning eener toelage aan onderwijzers bij het ge
Zij is alleen gegeven op de toezegging dezerzijds dat
de aanvulling bij het huidige voorstel zou worden opgenomen.
120
Bijlage tot het verslag der handelingen van den
woon lager onderwijs, waarvoor het buiten twijfel
is dat dat getuigschrift niet van nut zal zijn. En in
richtingen voor lager handelsonderwijs bestaan in
Leeuwarden niet, zooals verzoeker minder juist be
weert; de op te richten avond-handelscursus zal tot
het middelbaar onderwijs behooren.
Met de commissie van toezicht op het lager on
derwijs, wier beschouwingen, vervat in haar advies,
van 3 Maart 1.1., wij tot de onze maken, zijn wij van
meening dat het verzoek niet in gunstige overwe
ging moet worden genomen.
Wij hebben de eer LT voor te stellen te besluiten:
I. tot het geven van nummer 4 aan de school
aan den Wissesdwinger en van nummer 5 aan die in
de Schoolstraat, een en ander zoodra overeenkom
stig het raadsbesluit van 12 Augustus 1913 daarin
onderscheidenlijk de tegenwoordige scholen 4 en 5
zijn ondergebracht;
II. tot wijziging:
a. van de verordening tot regeling van het open
baar lager onderwijs in de gemeente;
b. van de verordening ter uitvoering van de ver
ordening tot regeling van het openbaar lager on
derwijs in de gemeente;
c. van de verordeningen tot het heffen en op de
van Leeuwarden, 1914. BijlNo. 11.
invordering van schoolgelden voor het openbaar la
ger onderwijs in de gemeente Leeuwarden; en
d. van de verordening, houdende bepalingen
waarop kunnen worden aangegaan gemeenschap
pelijke regelingen met naburige gemeenten omtrent
de toelating van kinderen uit die gemeenten tot
openbare lagere scholen te Leeuwarden,
een en ander overeenkomstig de onder litt. B
overgelegde ontwerpen IIV
III. tot hernieuwde vaststelling van de verorde
ning tot regeling der jaarwedden en der verdere in
komsten van het onderwijzend personeel aan de
scholen van openbaar lager onderwijs te Leeuwar
den en daartoe te nemen het onder V van litt. B
in ontwerp overgelegde besluit;
IV. afwyzend te beschikken op het verzoek dd.
18 Februari 1914 van het bestuur der Nationale
Vereeniging van Handelsonderwijs om het diploma
harer vereeniging ten aanzien van de bezoldiging
der onderwijzers op één lijn te willen stellen met
lagere akten van bekwaamheid enz.
Leeuwarden, 20/22 Mei 1914.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden.
J. PATIJN, Burgemeester.
M. GOSLINGS, Secretaris.
Litt. B.
Ontwerpen.
ONTWERP I.
BESTAANDE REDACTIE.
Art. 2, le lid.
Het getal scholen is ten minste:
van de eerste klasse a twee;
b een;
tweede vier;
derde vier;
vierde (dagschool voor meer
uitgebreid lager onderwijs) een.
Art. 4.
De scholen der eerste klasse a zijn bestemd tot
voorbereiding voor hooger of middelbaar, de school
De Raad der gemeente Leeuwarden;
gelet op zijn besluit dd. 21 October/11 November
1913, no. 2852/217;
gezien het voorstel van Burgemeester en Wet
houders
besluit:
A. de verordening tot regeling van het Open
baar Lager Onderwijs in de gemeente (gemeente
bladen no. 23 van 1911 en 6 en 35 van 1912) te wijzi
gen als volgt:
I.
In art. 1 bis, le lid, wordt in plaats van „die dei-
vierde klasse drie leerjaren" gelezen: „die der vier
de klasse negen leerjaren".
II.
Art. 2, le lid, wordt gelezen als volgt:
Het getal scholen is ten minste:
van de eerste klasse twee;
tweede
derde
vierde
vier;
twee.
III.
In art. 3, le lid, wordt gelezen in plaats van „eer
ste klasse a", „eerste klasse".
IV.
Art. 4 wordt gelezen als volgt:
De scholen der eerste klasse zijn bestemd tot voor-
121