Bijlage 14. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1914. 1° Burgemeester en Wethouders te machtigen stappen bij de Begeering te doen ter verkrijging eener onteigeningswet voor de perceelen, kadastraal bekend sectie B nos. 2687 en 2686 als bleek en voor de bleeken, behoorende bij de nos. sectie alsvoren 570, 571, 572, 573 en 1635, ten name wat het eerste perceel betreft van het Roomsch Katholieke Arm bestuur en wat de andere perceelen aangaat van het Roomsch Katholieke Weeshuis; 2° tot aankoop van A. J- van der Noord voor de som van 4500 vrij op naam der gemeente van het perceel sectie B no. 2944, groot 50 c.A., huis; 3° het adres van A. A. van der Noord dd. 7 Mei jl. betreffende het varen en lossen in de Keizers gracht, in handen van Burgemeester en Wethou ders te stellen ter afdoening; en in beginsel: 4° tot verbetering en verbreeding tot 63/4 a 9 M. te zijner tijd van de kade langs de Keizersgracht en verbetering van de Oosterkade van de Keizers gracht tot de Oosterbrug na verwijdering van het onder 2 bedoelde huis en het voormalige vischmarkt- gebouw 5° tot het maken eener nieuwe Oosterbrug, ge schikt voor alle verkeer; wat het besluit onder 4 en 5 betreft in afwachting van de aanbieding van nader uitgewerkte plannen en begrootingen. Leeuwarden 29 Mei 1914- Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, J. PAT1JN, Burgemeester. M. GOSLINGS, Secretaris. 142 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1914. Bijl PENSIONNEERING van de Wethouders. (Bijlage no. 54 van 1913). Aan den Gemeenteraad. In de Raadsvergadering van 13 Januari 1914 wer den de ondergeteekenden benoemd om bepalingen te ontwerpen ten aanzien van de pensionneering van wethouders in de gemeente Leeuwarden, en om een onderzoek in te stellen naar de al of niet wenschelijkheid van de pensionneering van de we duwen en weezen van overleden wethouders. Waar, voor zooveel de pensionneering van de wethouders zeiven aangaat, reeds eene regeling be staat in de gemeenten 's Gravenhage, Rotterdam, Utrecht, Arnhem, Haarlem en Hilversum, hebben wij de in die gemeenten gemaakte verordeningen tot voorbeeld genomen en daarna eene regeling ont worpen, die, naar bet ons toescheen, voor onze ge meente het meest geschikt was. Eene concept-verordening, waarin onze denkbeel den zijn belichaamd, hebben wij de eer hierbij aan Uwen Raad aan te bieden. Waar de Raad met algemeene stemmen reeds in beginsel heeft besloten tot het maken eener rege ling omtrent dit onderwerp, kunnen wij ons ont slagen rekenen van de verplichting om in den breede het wenschelijke daarvan te bepleiten, te meer om dat wij aan hetgeen in andere gemeenten daarvoor is aangevoerd weinig hebben toe te voegen. Evenals in de gemeenten, die ons voorgingen, vor dert in Leeuwarden het gemeentebelang dat een regeling omtrent de pensionneering der wethouders wordt getroffen. Meer en meer breiden zich de werkzaamheden van de wethouders uit. Wel kan men in Leeuwarden nog niet, zooals in sommige andere gemeenten, zeggen dat het wethouderschap den geheelen man vordert en kan de wethouder zich dus ook aan zijn particulier werk blijven wTij- den, maar toch zijn de aan die betrekking verbon den bemoeiingen reeds van zoo grooten omvang ge worden dat de wethouder een zeer belangrijk deel van zijn tijd aan dat ambt zal moeten geven, zoodat hij onmogelijk zooveel tijd aan zijne particuliere zaken kan besteden, als voor hem gewmnscht zoude zijn om die op de meest "winstgevende wijze tot bloei te brengen of te doen blijven- Het aannemen ran eene benoeming tot wethouder zal dus voor menigeen beteekenen financieelen achteruitgang in eigen zaken. Deze omstandigheid kan reden zijn voor een be noemde om de benoeming niet aan te nemen en is daardoor oorzaak dat de keuze van wethouders, die toch reeds door de wet is beperkt tot raadsleden, nog meer wordt bemoeilijkt. Daar komt nog bij dat de titularis niet voor zijn geheele leven, zooals andere ambtenaren, doch voor slechts zes jaren door den Raad wordt benoemd en hij bovendien die betrekking verliest, indien hij door de kiezers niet tot raadslid mocht worden herko zen. Hierdoor mist hij alle zekerheid dat hij niet tegen zijn wil zijn ambt zal verliezen en treft hem dat lot, dan zal het dikwijls twijfelachtig zijn of hij zijn particuliere zaken wel weer even winst gevend zal kunnen maken, als zij waren op het oogenblik dat bij het wethouderschap aanvaardde. Daarom schijnt het ons een gemeentebelang te zijn eene regeling te treffen, waardoor aan den wethouder het vooruitzicht wordt gegeven dat hij, indien hij tegen zijn wil moet aftreden, eene vergoe ding uit de gemeentekas zal ontvangen die hem al thans eenigermate zal schadeloosstellen voor de fi- nancieele opoffering die hij zich, in het belang der gemeente, in zijne particuliere zaken heeft getroost. Het komt ons gewenscht voor om daarnaast een pensioen te geven aan hem, die een hoogen leeftijd heeft bereikt of wTiens gezondheid te wenschen overT laat, omdat in zoodanig geval de gemeente meer gebaat is bij de benoeming van iemand van jonge ren leeftijd en van gezonder lichaam of geest. Ver der eischt ook de billijkheid om door toekenning van pensioen erkentelijkheid te toonen aan hem, die ge durende een lange reeks van jaren zijn werkkracht in dienst van de gemeente stelde. Het komt ons onnoodig voor de pensionneering te verlecnen in nog andere dan de genoemde geval len. Speciaal wenschen wij niet opgenomen te zien het geval dat een wethouder vrijwillig zijn ambt neerlegt. Dat is in sommige gemeenten wel ge schied, doch daar wij als motief voor pensionnee ring aanvoerden het précaire van de positie van den wethouder, omdat hij voortdurend afhanke lijk is van het inzicht der kiezers en gemeenteraads leden, schijnt het ons niet gewenscht het pensioen ook te verleenen in geval van vrijwillig bedanken. Alsdan zou een wethouder den schijn op zich kun nen laden dat hij bedankte om pensioen te verwer ven en zelfs die schijn moet worden vermeden. Ook achten wij het onnoodig de pensionneering uit te breiden tot de weduwe en weezen van den overleden wethouder. Wij hebben daarvoor niet vol doende motieven kunnen vinden en doen daartoe dan ook niet het voorstel. Ook in de andere gemeen ten heeft men dat niet gedaan, en is daar ook door niemand de wenschelijkheid daarvan betoogd. Omtrent enkele der artikelen van de voorgestelde verordening strekke het volgende nog tot toelich ting. ad. a r t. 2. In sommige gemeenten wordt het pensioen verleend door Burgemeester en Wethou ders, in andere door den Raad. Wij hebben aan het laatste de voorkeur gegeven. a d. a. Het stellen van een leeftijdsgrens is altijd eenigszins willekeurig. Wij hebben daarvoor geko zen het bereiken van den 65-jarigen leeftijd, daar dit in overeenstemming is met de meeste rijkspen sioenwetten, en omdat wij van meening zijn dat het gemeentebelang vordert, dat iemand van 65 jaren niet wordt weerhouden om zjjne betrekking van wethouder neer te leggen door de omstandigheid, 143

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1914 | | pagina 72