4 afdoende maatregel te nemen, dan liet aanleggen van een volledig rioolstelsel met biologische reiniging of afvoer in stroomend water of naar zee, aangezien die stoffen daardoor volkomen onschadelijk worden gemaakt zonder ook maar de minste last te veroorzaken. Maar de aanlegkosten van zulk een rioolstelsel zijn niet alleen op zich zelf reeds ontzettend hoog, men mist bovendien elke opbrengst van de ingeza melde stoffen. Ofschoon uit den aard der zaak van een en ander 0111 deze redenen geene uitvoerige begrootingen konden worden gemaakt, toch kan met vrij groote zekerheid worden aangenomen, dat een dergelijk systeem voor onze gemeente ongeveer f 600,000,a 800,000,zou moeten kosten, waardoor de exploitatiekosten der reiniging met 38,000,— per jaar zouden toenemen, waarbij dan reeds rekening is gehouden met het verlies aan inkomsten tengevolge van den verkoop van compost, beer en ier. Meer uitvoerige berekeningen dienaangaande zijn te vinden in het rapport van den deskundigen adviseur op bladzijde 19. Op grond van deze overwegingen heeft Uwe commissie van het verder uit werken van dit denkbeeld dan ook maar onmiddellijk afgezien. Zulk eene vermeerdering barer vaste jaarlijksche uitgaven zou Leeuwarden onmogelijk op zich kunnen nemen. Hetzelfde, zij het dan ook op geheel andere gronden, was het geval met het maken van poudrette, gelijk hierboven reeds in het kort werd opgemerkt. Aan het daar vermelde moge hier alleen nog toe gevoegd worden, dat de bereiding daarvan, voor zoover bekend, slechts nog alleen te Kiel plaats heeft, dat de daar verkregen resultaten inderdaad gunstig genoemd mogen worden en dat voor het produkt een afzet-gebied gevonden schijnt te kunnen worden. Maar het feit, dat die wijze van verwerking der faecale stoffen, niettegenstaande dat alles toch nog nergens navolging heeft gevonden en dat aan het produkt dezelfde nadeelen verbonden zijn als aan de compost, namelijk deze, dat de verschillende stoffen, die het land noodig heeft, slechts in een bepaalde verhouding en niet naar behoefte kunnen worden aangebracht, een nadeel, dat de kunstmeststoffen natuurlijk niet hebben, heeft Uwe commissie de overtuiging geschonken dat dit systeem voor onze gemeente zeker niet aanbevelenswaardig geacht mocht worden. Ook aan het verbrijzelen van het straat- en huisvuil, dat op enkele plaatsen in Engeland toe passing vindt, werd door Uwe commissie slechts geringe aandacht geschonken. Want niet alleen werd met dit systeem nog maar weinig ervaring opgedaan en zijn de toestellen aan groote slijtage onderhevig, maar bovendien blijven de eventueel aanwezige smetstoffen geheel onaangetast en is het procédé 0111 daarvan brandstof te maken eigenlijk alleen van theoretische beteekenis, daar er van tijd tot tijd wel proeven mede werden genomen, maar het nog niet in de praktijk werd toegepast. Het risico eener dergelijke onderneming kwam haar dus eveneens te groot voor. Wat het denkbeeld eener biologische reiniging der faecale stoffen zonder rioolstelsel aangaat, ook dit moet, ofschoon op zich zelf in het geheel niet verwerpelijk, als veel te kostbaar ter zijde worden gesteld. Want ofschoon daarbij de rente en aflossing van het aan 1 eg-kapitaal en de onderhoudskosten van een rioolstelsel natuurlijk komen te vervallen en de toename der exploitatie-kosten dus met 27,000,- zou kunnen worden verminderd, staat daar tegenover, dat de kosten van het tonnenstelsel zouden blijven bestaan, waardoor bovengenoemde kosten weder tot 31,000,zouden stijgen. Bovendien moet hier nog worden opgemerkt, dat de elders met dit systeem verkregen resultaten nog niet onverdeeld gunstig mogen worden genoemd, wat Uwe commissie wel een weinig huiverig maakte daarmede hier een proef te gaan nemen. In oorburg was men juist tijdens ons bezoek bezig met het nemen van een reeks proeven onder zeer deskundige leiding, omdat men daar tot nu toe over de resultaten verre van tevreden was. Derhalve dienden dus alleen nog behoud van de tegenwoordige wijze van bewerking der ver zamelde afvalstoffen, met andere woorden uitbreiding van het bestaande aschland of verplaatsing daarvan naar een ander terrein eenerzijds en verbranding van het straat- en huisvuil met zwavelzure ammoniak- bereiding uit de faecaliën anderzijds aan boven aangegeven eischen getoetst te worden. Wat het eerste aangaat, voor een ieder, die den toestand van onze tegenwoordige verzamelplaats kent en hetzij uit eigen ervaring, hetzij uit de schier onafgebroken reeks van klachten, weet hoeveel last en hinder daardoor voor de omgeving veroorzaakt wordt, behoeft het zeker niet betoogd te worden, dat aan uitbreiding daarvan onmogelijk kan worden gedacht, ware het ook dat de daarvoor noodige ruimte te vinden zou zijn, wat inderdaad niet het geval is. En wat de verplaatsing betreft reeds bij herhaling werden daartoe pogingen 111 het werk gesteld, maar het resultaat was altijd weder, dat met het oog op de enorme verhooging der exploitatie-kosten, die daarvan onvermijdelijk het gevolg moesten zijn, daarvan werd afgezien. Eene zeer korte opsomming dier pogingen, met daaraan verbonden kosten, moge hier voor de volledigheid volgen. Reeds in het jaar 1879 werd door den toenmaligen Directeur der Gemeentewerken een plan ontworpen en uitgewerkt 0111 het terrein van de Reiniging over te brengen naar een stuk land aan de Dokkumer Ee, waarvan de kosten toen op ongeveer 112,000, werden geraamd. Daargelaten nog, dat bedoeld terrein niet bijzonder gunstig gelegen was, omdat geen verbinding met spoor of tram kon worden verkregen, spreekt het wel van zelf, dat de kosten met het oog op de veel hoogere eischen, die tegen woordig aan eene dergelijke inrichting worden gesteld en de veel hooger geworden prijzen van verschil lende grondstoffen en hoogere arbeidsloonen, thans aanmerkelijk meer zouden bedragen. Uit eene later met den Directeur van gemeentewerken dienaangaande gemaakte berekening bleek dan ook. dat de oprich tingskosten toen op ongeveer 160,000,— gesteld zouden moeten worden, zoodat de exploitatie-kosten der Reiniging per jaar met plus minus ƒ10,000,— verhoogd zouden worden. 5 Daarna is tot tweemaal toe het denkbeeld geopperd om het aschland met bijbehooren naar Wijl- laarderburen over te brengen. Dit plan werd aan de hand gedaan door den Heer Mr. A. Menalda en een voorstel daartoe bij den raad ingediend bij schrijven van den 12den Augustus 1901. De stichtingskosten daarvan zouden volgens daarbij overgelegde begrooting ongeveer ƒ20.000,bedragen, terwijl de exploi tatie-kosten per jaar met een bedrag van ƒ8900.— zouden toenemen. Bij besluit van den raad van 18 December 1901 werd dit voorstel overeenkomstig het prae-advies van Burgemeester en Wethouders zoo wel 0111 finantiëele als praktische redenen verworpen. Den 12den Januari 1903 bood de Heer Menalda zijn plan Wijllaarderlmren, maar nu eenigermate gewijzigd en vereenvoudigd weder aan den Raad aan, maar ook ditmaal bleken de bezwaren zoo groot, dat de Raad niet tot aanneming durfde besluiten. De stichtingskosten van dit gewijzigde plan zouden ƒ33,900,bedragen, terwijl de exploitatiekosten met in begrip van rente en aflossing van het benoodigde kapitaal 0111 en l)ij de 6000,meer, dan tot op dat oogenblik zouden beloopen. De Directeur der Gemeente-reiniging, aan wien dit plan ter beoordeeling werd toegezonden, meende echter, dat de gemaakte ramingen veel te laag waren en was van oordeel, dat de verplaatsing op een bedrag van ongeveer 101,875. en de vermeerdering der jaarlijksche kos ten zonder rente en aflossing reeds op 8426,zouden komen. Zooals reeds gezegd meenden Burge meester en Wethouders op deze gronden, maar ook 0111 verschillende praktische overwegingen, die breed voerig in hun prae-advies werden uiteengezet, dat ook dit plan niet aannemelijk was, met welke meening de Raad zich volkomen vereenigde. Hierop volgde in 1908 het reeds in den aanvang van dit rapport gememoreerde plan tot ver plaatsing van het aschland naar een terrein aan de Boxumerzool, dat eveneens in hoofdzaak op grond van finantieele overwegingen werd afgestemd. Daartegen bestonden echter naar het oordeel Uwer com missie ook nog andere zeer ernstige bezwaren. Het daarvoor uitgezochte land toch ligt buiten onze ge meente en nu wil het het haar toeschijnen, dat dit, en dat geldt natuurlijk in gelijke mate voor alle bui ten de gemeente liggende terreinen, niet gewenseht is. Want aangenomen zelfs, dat van het betrokkeu gemeentebestuur de toezegging verkregen zou kunnen worden, dat tegen het daarheen vervoeren en het daar verzamelen van al ons stadsvuil geen bezwaar zal worden gemaakt, dan nog bestaat de mogelijk heid en naar hare meening zelfs tie waarschijnlijkheid, dat in gevallen van epidemie van hoogerhand ver bodsbepalingen zouden worden uitgevaardigd, waaraan ook die gemeente zich zou hebben te onderwerpen. Bij de behandeling van laatstgenoemd plan werd nog door den Heer Besuijen het denkbeeld geopperd 0111 liet aschland over te brengen naar een terrein aan het einde van het tweede kanaalspand, wat naar zijne meening met veel geringere kosten gepaard zou kunnen gaan. Hij toch becijferde, dat daarmede slechts een bedrag van ongeveer ƒ50,000,- gemoeid zou zijn, maar bij nader onderzoek bleek deze raming verre van nauwkeurig te zijn. De toenmalige Wethouder der bedrijven toch maakte in overleg met den Directeur der Reiniging eene begrooting van dit plan en kwam daarbij tot eene kosten-berekening van ƒ163,000,Ook op dit denkbeeld werd door den raad niet ingegaan, omdat men bovendien vreesde, en naar de meening Uwer commissie volkomen terecht, dat door de aanwezigheid van het aschland daar ter plaatse, met de daaraan onvermijdelijk verbonden hinder, de bouwterreinen, die de gemeente daar heeft liggen, aanmerkelijk in waarde achteruit zouden gaan. Uwe commissie heeft gemeend eenige oogenblikken bij de gedane pogingen tot verplaatsing van bet aschland stil te moeten staan, om daarmede aan te toonen, dat alle terreinen, die voor eene even- tueele verplaatsing in aanmerking zouden kunnen komen en die aan de gemeente toebehooren, beurtelings reeds een of meermalen de revue zijn gepasseerd en de Raad daarop nimmer heeft willen ingaan, zoowel 0111 finantiëele als praktische redenen. Pin nu moge het misschien waar zijn, dat, ongeacht de boven daartegen door ons aangevoerde bezwaren, aan die van praktischen aard tegemoet zou kunnen worden gekomen door aankoop van geschikt land, dat aan alle eischen voldoet, de finantiëele bezwaren blijven ook dan bestaan en zijn van zoo ernstigen aard. dat aan verplaatsing eigenlijk niet meer kan worden gedacht. Hoe gioot en van welken aard deze zijn. kan U duidelijk blijken uit het uitvoerige betoog, dat daarover door den Heer Fischer in zijn rapport is gehouden en waaraan wij onzerzijds niets meer behoeven toe te voegen. Maar bovendien zou Uwe commissie er toch ook op willen wijzen, dat het bedrijf van een asch- en vuilnisbelt toch eigenlijk geheel uit den tijd is en een stad als Leeuwarden, die verandering- in haar reinigingsstelsel moet brengen, met het oog op het onhoudbare van het bestaande, toch inderdaad naar andere systemen dient om te zien. Hoe toch zou het mogelijk zijn het tegenwoordige bedrijf zoo danig te wijzigen, dat het ook maar aan de matigste eischen van hygiëne en aesthetica zou kunnen voldoen. Het moge door grooteren afstand van de stad geen directe hinder of schade meer aan de inwoners veroorzaken, de bewerking zelve van al die stoffen, die wij liefst zoo spoedig mogelijk uit onze nabijheid verwijderd zien en die wij, zoolang wij ze moeten bewaren, dan toch op de meest verborgen plaatsen opbergen, het sorteeren van al het vuil, dat een stad als Leeuwarden in vrij groote hoeveelheid oplevert, blijft, hoe men het ook moge inrichten, weerzinwekkend en, het kan haast niet anders, ook ongezond. De vraag of het voor korten tijd ingevoerde beerputten-stelsel althans ten opzichte van de faecaliën geen oplossing zou kunnen brengen, meent Uwe commissie gerust ontkennend te mogen beant woorden, omdat de kosten daaraan voor de inwoners verbonden van dien aard zijn, dat slechts de meer

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1915 | | pagina 124