ad Huisvuil.
Hiervoor stonden ten dienste de vragenlijst Bijlage C 2, benevens de weekstaten Bijlagen C 3
en volgende, evenzoo aan verslaggever verstrekt.
Aan het huisvuil, dat verreweg de grootste plaats onder het ingezamelde vuilnis inneemt, moet
een enkel woord gewijd worden. Onder huisvuil te verstaan keukenafval, haardasch en wat verder in
vuilnisbakken en -emmers terecht komt.
Uit de weekstaten zoude volgen dat werd aangevoerd
Van Totaal in M.3 Per dag in M.3
11 10 November '12 343 57
18—23 353 59
25 30 357 59
terwijl volgens het antwoord op vraag 0 der Vragelijst C 2 die hoeveelheden zouden bedragen in den
zomer 40 M.3 en in den winter 50 M.3
De weekstaten geven dus cijfers welke tot 18°/o hooger zijn dan die van de vragenlijsten. Het
verschil is ontstaan, doordat in de weekstaten de inhoud van de groote vuilniswagens is aangenomen op
5 M3., terwijl deze volgens het antwoord 1 van de vragenlijst slechts 4 M3., bedraagt.
Elke week worden 43 dergelijke wagens aangevoerd, dit verschil van 1 M3. per wagen zoude dus
eene vermindering medebrengen in de volgens de weekstaten aangevoerde hoeveelheden van 48 M;f. zoo
dat dan zoude zijn aangebracht volgens die staten resp. per week 295, 305 en 308 M:i. of per dag 50,51
en 51 M3. wat zeer goed met het antwoord 6 van de Vragenlijst overeenstemt.
Er is nog eene andere controle t. w. de vergelijking van het gewicht van het aangevoerde vuilnis
met het bevolkingscijfer.
Als gemiddelde van de dagelijksche aanvoer geeft antwoord 6: 40-)-50 45 M3.
1 M3. huisvuil weegt dooreen 500 K.G. dus wegen 45 M3. 22500 K.G.
Het bevolkingscijfer kan worden gesteld op 37500, per dag zoude dus worden ingezameld
37500
0,6 K.G.eene hoeveelheid welke zeer goed overeenstemt met wat voor Nederland als gemiddelde kan
worden aangenomen; zij is eer te hoog dan te laag.
Werd inderdaad 57 -59 M3. huisvuil per dag verzameld, dan zoude dat geven per inwoner
0,760,78 K.G., welke getallen zeer zeker te groot zijn.
De berekeningen voor de verbrandingsinrichtingen kunnen dus gegrond zijn op een dagelijksch
aangevoerde hoeveelheid van
40
M3. 20 ton 's zomers en
50
-g- n 25 ton 's winters.
De andere soorten vuilnis geven, wat de hoeveelheid aangaat, geen reden tot bijzondere opmerkingen.
Aangezien de hoeveelheid faecale stoffen en huisvuil, bij stijging der bevolking evenredig daar
mede zal toenemen, is het noodig na te gaan op welke bevolkingssterkte gerekend zal moeten worden
over b.v. ongeveer 25 jaar. Reeds vroeger is eene berekening ingesteld, naar de vermoedelijke bevolking
van de gemeente Leeuwarden in de toekomst.
Men vindt de uitkomsten dier becijferingen in het „Verslag omtrent den toestand en de Werk
zaamheden der Gemeentelijke Gasfabriek te Leeuwarden" over het jaar 1908 en wel in de Bijlage 1 op blz. 26.
Aldaar is de vermoedelijke sterkte der bevolking volgens twee verschillende wijzen van rekenen
gesteld op
in
reeks I
reeks 11
1917
38060
37168
1927
41936
39547
1937
46556
41926
1947
52054
44305
1957
58606
46684
Beide cijferreeksen zijn niet boven bedenking verheven, omdat zij uitgaan van eene toeneming-
der bevolking evenredig met die van liet tienjarig tijdvak 1897;'07 (reeks I) of van het veertigjarig tijdvak
18571907 (reeks II), en, bij de zeer belangrijke schommelingen in de bevolkingstoeneming, zijn deze
grondslagen niet voldoende betrouwbaar.
De ervaring heeft zulks reeds bevestigd; immers het bevolkingscijfer in de reeks II voor het jaar
1917 berekend is reeds in 1912 overtroffen, dat van de reeks II voor 1917 reeds nu bijna bereikt.
Daarom is voor het vaststellen van de vermoedelijke bevolking in de toekomst, waarvoor het
jaar 1937 is gekozen, een anderen weg ingeslagen, welke tot hoogere cijfers voert, maar waarbij meer
zekerheid is betracht.
23
Volgens aan verslaggever verstrekte opgaaf, was de sterkte der bevolking, telkenmale aan het
begin van het kalenderjaar, als volgt
in 1883: 29044 in 1893: 30712
1894: 30949
1895: 31357
1896: 31292
1897 31598
1898: 31944
1899: 32142
1900: 32162
1901 33009
1902 33177
1884: 28969
1885 29156
1886: 29320
1887 29472
1888: 29413
1889 29717
1890: 30433
1891 30590
1892: 30689
in 1903: 33584
1904: 33936
1905: 34098
1906 34397
1907: 34789
1908: 35789
1909: 36054
1910: 36522
1911 37014
1912: 37439
Uit deze opgaaf blijkt, dat de toeneming in de jaren 1883 t/m 1895 zeer onregelmatig en gering
is geweest; in die 13 jaar vermeerderde de bevolking slechts met 31292 29044 2248 zielen, of per
jaar gemiddeld met 173.
Na 1895 is de toeneming veel grooter, t. w. 37439 31292 6147 zielen in 16 jaar of per
jaar gemiddeld 384 zielen. Ook in dit tijdsverloop is de toeneming niet regelmatig, zij is het sterkst in
de laatste 6 jaren t. w. 37439 34397 3042 zielen of per jaar 507.
Uit die bevolkingscijfers is nu berekend de toeneming in elk der laatste 16 jaren in percenten
van de bevolkingssterkte bij den aanvang van elk jaar.
Voor die toeneming is gevonden:
in 1896 0,97 in 1900 2,59 °/0 in 1904 0,47
1897 1,09 1901 0,51 1905 0,87
1898 0,62 1902: 1,22 1906: 1,14
1899: 0,06 1903: 1,02 1907: 1.15
Als gemiddelde vindt men dan
lu. Over het geheele tijdvak 1.12 °/o en met weglating van het hoogste en laagste cijfer 1,09 °/o
2". Over de laatste tien jaar als gemiddelde 1,11 "/o en met weglating van het hoogste eu
laagste cijfer 1,15 °/u
3". Over de laatste zes jaren: 1,42 o/u.
Om nu zeker te zijn niet te krap te rekenen, zal het laatste cijfer worden aangehouden.
in 1908 2,46 °/0
1909: 1,29
19101,35
1911 1,15
Volgens de formule
x a r
waarin ade bevolking van het eerste jaar (37439).
r: de toename in 1 jaar (1,42 o/o).
nhet aantal jaren (25)
x de bevolking in het n" jaar.
wordt dan voor de waarschijnlijke bevolking na 25 jaar dus in 1937, gevonden 52500 zielen.
Terugkeerende tot de op blz. 35 hierover gegeven cijferreeksen 1 en II wordt opgemerkt, dat
het nu gevonden getal van 52500 in reeks I eerst voor 1947 en in reeks II in het geheel niet wordt
opgegeven, zijnde eerst voor het jaar 1957 vermeld 46684 zielen. Uit deze beschouwingen volgt dat èn
de eventueel te bouwen zwavelzure ammoniakfabriek, èn de verbrandingsovens er op moeten gemaakt
zijn in de toekomst te kunnen worden uitgebreid zoodanig, dat hun vermogen ongeveer 40 o/o meer is
dan het tegenwoordige, zijnde tocli de vermeerdering der bevolking 15000 zielen of 40 ojo van de tegen
woordige van 37500
Het spreekt van zelf dat beide inrichtingen nu zoo gemaakt worden dat zij niet dadelijk tot hun
uiterste vermogen belast worden, doch dat er een behoorlijke speling is.
ij 8. Algemeene beschrijving der nieuwe werkwijze.
Deze inrichtingen worden vervaardigd door den Heer P. Mallet10 rue de Milan, Paris. Na\iaag
bij andere firma's hadden geen bruikbaar gevolg. Aangezien genoemde fabrikant reeds een zevental
dergelijke fabrieken gebouwd heeft, kan hij geacht worden de noodige ervaring te bezitten. Van hem
werden ontvangen o. a. de teekeningen no. 1695 (Bijlage D 1) en no. 1750 (Bijlage D 2); de eerste aan
gevende het algemeen denkbeeld van de inrichting, de tweede hoe in dit bijzonder geval de toestellen
geplaatst kunnen worden.
Vooraf zij opgemerkt, dat het gebouw op de bijlage D 2 geschetst in één opzicht foutief is. Er
is toch ontworpen een groote stoomketel voor het voortbrengen van alle benoodigde stoom, niettegen
staande den fabrikant herhaaldelijk werd gemeld, dat deze niet noodig was. Bij de berekening van de
gebouwen is echter toch op deze ketelruimte gerekend, zij is als magazijnsruimte te benutten.
22
2
A. Zwavelzure ammoniakfabriek.