Bijlage no. 37.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1916.
verplichte uitgaven op de gemeentebegrooting wor
den gebracht. Bleven burgemeester en wethou
ders in gebreke, niet de Baad, doch de Commissa
ris der Koningin (artikel 127 Gemeentewet) zou tot
ingrijpen bevoegd zijn. Evenmin zyn burgemees
ter en wethouders te dezer zake aan de Baad ver
antwoording schuldig. Dit laatste zijn burgemees
ter en wethouders noch de burgemeester bij de tot
dusver geldende werkwijze, lntusschen, die ver
antwoording is wel gevraagd en ook gedaan. Bij
de Baad bleek enkele malen de wensch te bestaan 0111
opheldering te vragen, ik herinner aan de zitting
die aan de laatste Statenverkiezing voorafging.
Mijnerzijds ben ik steeds bereid geweest, hoewel on
verplicht, de gevraagde inlichtingen te verstrek
ken, omdat ik van meening was dat een voor de Ge
meente zoo belangrijke zaak niet buiten de Baad
om kon gaan. In sterkere mate ben ik die meening
toegedaan sedert de totstandkoming der Distri-
butiewet. In de eerste plaats, omdat de levensmid
delenvoorziening thans ook wettelijk tot een tak
der gemeentelijke bemoeiingen is gemaakt. Zij
zweeft niet langer in de lucht, maar is by de wet
aan burgemeester en wethouders opgedragen. Het
Gemeentebestuur moet er thans voor zorgen, al
moge dit voor Leeuwarden feitelijk geen verande
ring geven, omdat het Gemeentebestuur deze zorg
van het begin af als zijn taak heeft beschouwd. In
de tweede plaats, omdat, ook blijkens de Memorie
van Toelichting der Distributiewet, de Regeering
op nog ruimer schaal in de beschikbaarstelling
van levensmiddelen en brandstoffen denkt te voor
zien dan tot dusver. Daarin toch wordt zelfs van
kleeding en schoeisel gesproken. Hoe langer trou
wens de oorlog duurt, hoe uitgebreider de geheele
voorziening zal moeten zijn.
Vraagt dus de zaak der levensmiddelenvoorzie-
ning, én door de wettelijke opdracht aan de Ge
meentebesturen én door de grootere omvang die
daaraan mogelijk zal moeten worden gegeven, meer
dan tot dusver de aandacht van het Gemeentebe
stuur in zijn geheel, dan rijst de vraag welke veran
deringen dit moet brengen in de wijze, waarop die
zaak tot dusver werd behandeld.
Mijns inziens geene, of zeer geringe, met betrek
king tot de geldelijke regeling. Een afzonderlijk le-
vensmiddelenbedrijf, als in sommige andere ge
meenten, stel ik U niet voor in het leven te roepen.
Ik zie daarin geen enkel voordeel, en wel meerdere
omslag. De uitgaven en ontvangsten te dezer zake
kunnen zeer goed over de Gemeentekas loopen.
Alleen een iets uitvoeriger boekhouding, waardoor
het gemakkelijk valt aanstonds na te zien wat ieder
artikel heeft gekost en heeft opgebracht zou ik in
gevoerd wenschen te zien.
Meerder personeel acht ik dan ook niet noodig.
De door U als Directeur der levensmiddelenvoor
ziening aangestelde ambtenaar heeft getoond met
het beschikbaar personeel deze taak volledig te
kunnen beheerselien. Zoo noodig, zou natuurlijk
ook voortaan door aanstelling van tijdelijk perso
neel in de behoefte aan meerdere hulp zijn te voor
zien.
Daarentegen komt mij wel wijziging gewenscht
voor in de niet-ambtelijke bijstand. Heeft de C'om-
missie, waaraan hierboven hulde werd gebracht,
groote verdienste gehad bij de tot dusver gevolgde
werkwijze, voortaan zon ik meenen dat haar taak
behoort te w orden vervuld door een Commissie van
Baadsleden. Een Commissie als bedoeld in artikel
54, lid 2, der Gemeentewet kan het niet zijn, omdat
de uitvoering van deze taak steunt op een opdracht
bij de wet. Een Raads-commissie komt mij voor
meer in overeenstemming te zyn met ons gemeen
terecht, en bovendien de voorkeur te verdienen uit
een oogpunt van bestuursbeleid. Aangenomen toch,
gelijk door mij is aangenomen, dat deze zaak, hoe
wel niet naar de wet des Raads, toch niet buiten de
Baad om kan gaan, komt het mij verkieselijk voor
dat een door de Baad uit zijn midden gekozen Com
missie medewerkt aan de voorbereiding dei' maat
regelen, en dus, wanneer haar voorstellen door bur
gemeester en wethouders worden gevolgd, daar
voor mede de verantwoordelijkheid draagt, dan dat
de medewerking van de Baad bestaat in betoogen
naar aanleiding van buiten 's Raads toedoen ge
nomen maatregelen. Ik meen dat een Commissie
van advies de noodige waarborg geeft voor een me
dewerking door de Baad, als bij deze zaak ge
wenscht voorkomt.
De taak der Commissie zal zich tot een algemeene
opdracht om burgemeester en wethouders bij de
uitvoering der Distributiewet bij te staan, dienen
te bepalen. Evenals de bestaande Commissie, die
in het laatste jaar maar enkele malen bijeenkwam,
zal de Baads-commissie zijn bijstand alleen behoe
ven te verleenen voor de bepaling der groote lij
nen, waarlangs de zorg voor de levensmiddelen-
voorziening zich gedurende de buitengewone tijds
omstandigheden heeft te bewegen. Wellicht zal de
Commissie, in verband met de grootere omvang (lei-
voorziening, meer te doen krijgen dan haar voor
gangster, voor de meeste uitvoeringsmaatregelen
zal haar medewerking niet kunnen gelden. Wel
stel ik mij voor, na de inwerkingtreding der Dis
tributiewet, in meerdere mate de te nemen beslui
ten aan de vergadering van burgemeester en wet
houders te onderwerpen, al zal ik U moeten ver
zoeken ook voortaan een groot deel der bemoeiin
gen aan mij over te laten.
Ik heb derhalve de eer U voor te stellen bij de
Baad een voordracht in te dienen tot instelling van
een Raadscommissie van 4 leden, wier taak het is
burgemeester en wethouders van voorlichting te
dienen bij de uitvoering der Distributiewet 1916.
J. PATIJN.
262
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1916. Bijl. no.
MEDEWERKING der gemeente aan een
bouwplan der Woningstichting „Pa
trimonium".
Litt. A.
Voorstel van Burgemeester
en Wethouders.
Aan den Gemeenteraad.
De nieuw opgerichte en bij K. B. van 27 Juli j.l.
toegelaten Woningstichting „Patrimonium" roept
bij adres van 22 Augustus 1916 met memorie van
toelichting, hierachter onder litt. C afgedrukt, de
medewerking der gemeente in voor de stichting-
van .'19 arbeiderswoningen op het terrein waarop
bij Uw besluit van 11 .Juli 1916, no. 295R/158, aan
H. Visser vergunning tot straataanlog is verleend.
Zij vraagt tevens de bemiddeling der gemeente
voor den uoodigen grondaankoop, opdat deze krach
tens artikel 48 der Woningwet kosteloos kan ge
schieden. De medeovergelegde exploitatierekening-
wijst, zoo men ook hier rekent op een 50-jarige
annuïteit der bouw- en een 75-jarige der grond-
kosten beide naar 4", een tekort aan van
1527,20 per jaar, waarvoor een bijdrage wordt ge
vraagd die, voor de helft ieder voor rekening van
Bijk en gemeente komt. De bouwkosten komen op
2.060,per woning, de grond op 4,per c.A.
Naar onze meening behoort de steun der ge
meente verleend te worden, waarom wij LT voor
stellen te besluiten:
1°. aan de Woningstichting „Patrimonium" op
haar verzoek van 22 Augustus 1916 voor de uitvoe
ring harer bouwplannen op het kadastrale perceel
sectie G no. 9815 en voor grondaankoop aldaar een
voorschot van ten hoogste 83.460,— en een van ten
hoogste 12.540,te verleenen, alsmede een
bijdrage in de annuïteiten van gemelde voorschot
ten van ten hoogste 1.527,20 voor den duur van
ten hoogste 50 jaar, onder voorbehoud dat de ge
vraagde voorschotten door het Rijk aan deze ge
meente worden verstrekt en dat van de bijdrage
de helft van het Rijk zal worden verkregen;
2°. voor den prijs van 4,per M2. aan te
koopen van Hille Visser te Yledder en vervolgens
voor gelijk bedrag aan de Woningstichting ..Patri
monium" te verkoopen een perceel grond groot
3000 M2.;
en daartoe te nemen het besluit dat in ontwerp
hiernevens gevoegd is.
Leeuwarden, 13 September 1916.
Burgemeester en Wethouders van Leeutvarden
J. A. A. SCHOONDERMARK, Lo. Burgemeester.
M. GOSLINGS, Secretaris.
Litt. B.
ONTWERP.
De Raad der gemeente Leeuwarden;
gelezen het schrijven van 22 Augustus j.l. van het
bestuur der Woningstichting „Patrimonium" te
Leeuwarden, als stichting uitsluitend in het be
lang van verbetering der volkshuisvesting toege
laten bij Koninklijk besluit van 27 Juli 1916, no. 6,
houdende, onder overlegging van teekeningen,
plattegrond en toelichting met begrooting en
exploitatierekening, verzoek
1°. haar voor den bouw van 39 woningen op
het aan te leggen stratenplan ten oosten van de
Rembrandtstraat, waarvan de kosten buiten den
grond op ten hoogste 83.460,en van aankoop
van den grond op 12.540,worden geraamd, een
voorschot tot die bedragen te verstrekken;
2°. bij den aankoop van den voor den bouw be-
noodigden grond 's Baads tusschenkomst te verlee
nen overeenkomstig artikel 31 der Woningwet;
terwijl voorts wordt medegedeeld, dat die wo
ningen een huur zullen doen van 2,60 per week,
zoodat, als gerekend wordt op een 75-jarige annuï
teit a 4,672 van de koopsom van den voor den
bouw benoodigden grond en op een 50-jarige annuï
teit a 5,06 van de bouwkosten, de exploitatie
jaarlijks een tekort zal opleveren van 1.527,20,
weshalve een jaarlijksche bijdrage tot dat bedrag-
gevraagd wordt;
overwegende dat naar 's Raads oordeel bij de
263