jMI
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1916.
onder liet hoofd „Secretarie" van diens bezoldiging
in de jaren, dat hij gemeenteambtenaar is, gegeven
hebben. Te dezen aanzien kan nog de vraag wor
den gesteld of, indien juist is, dat deze ambtenaar
doorloopend zooveel overwerk heeft te verrichten,
de ontvanger goed doet met dit overwerk op te
dragen in plaats van het overige personeel, waar
voor hij een toelage uit de gemeentekas van 750,
ontvangt, aan zijn kantoor te versterken. Ten
aanzien van de geldelijke verantwoordelijkheid
van den klerk zij verwezen naar de instructie van
den ontvanger (gemeenteblad 1911, no. 37). Vol
gens de artt. 6 en 24 blijft de ontvanger, ook bij
ongesteldheid of afwezigheid, als wanneer hem de
eerste klerk vervangt, verantwoordelijk. Niets be
let den ontvanger echter zich tegen eventueel hier
uit voortvloeiende geldelijke schade te verzekeren.
Bij ontstentenis van den ontvanger vervangt hem
een ander. Hieruit blijkt dat de verantwoordelijk
heid van den klerk geringer is dan in de gedachten
van de minderheid van Rapporteurs.
Ten aanzien van den Directeur der Arbeidsbeurs
kan nog worden medegedeeld dat aan hem en den
klerk aan de beurs een belooning is toegekend van
onderscheidenlijk 200,— en J 50,voor de
extra werkzaamheden die in 1916 voor hen het
gevolg waren van de intercommunale bemiddeling.
Deze extra belooning is intussehen niet de reden
waarom deze functionaris thans buiten de voorstel
len is gelaten, maar, gelijk uit de toelichting blijkt,
de omstandigheid dat zijn salaris kort geleden was
herzien.
Overleg met de werkliedenorganisaties over de
voorgestelde nieuwe loonen in het Werklieden
reglement is hierom onnoodig geoordeeld, omdat
Burgemeester en Wethouders met hare wenschen
reeds in kennis waren gesteld en blijkens den brief
van 7 Augustus 1916 van het hoofdbestuur van
den Nederlandschen bond van werklieden in open
bare diensten en bedrijven het verschil van mee
rling liep over het al of niet doen vervallen van
de laagste loonklasse. Van nadere gedachtenwisse-
ling hierover kon geen verder nut worden gezien.
Secretarie. Burgemeester en Wethouders wen
schen hier een misstelling weg te nemen, die in het
ontwerp is geslopen; onder a van art. I in ontwerp
I leze men 6 in plaats van 5 adjunct-commiezen
2e klasse.
Gevraagd naar den aard der positie van den
commies-redacteur tegenover de andere afdeelings-
ehefs ter secretarie, kunnen Burgemeester en V et-
houders doen antwoorden, dat tusschen dezen geeu
hierarchistisch verschil bestaat op andere tijden
dan wanneer de commies-redacteur met de waar
neming van het secretariaat is belast. Doch juist
de mogelijkheid dezer tijdelijke waarneming maakt
dat deze ambtenaar meer dan de anderen zich van
den loop van zaken op de geheele secretarie op de
hoogte moet houden. Daarin ligt de rechtvaardi
ging van het feit dat hij hooger dan de andere
commiezen en de controleur der gemeentebe
lastingen, die ook tot de formatie der secretarie
behoort, bezoldigd is. Dit laatste verband kwam
onder de geldende verordening' niet zoozeer tot
zijn recht. Met instemming hebben Burgemeester
en Wethouders de uitingen van waardeering ver
nomen over den arbeid van den controleur. Zij
kunnen deze ten volle onderschrijven en toch den
indruk niet van zich zetten dat, niet geheel billijk
tegenover de andere afdeelingsehefs, wier arbeid
niet minder gewichtig en wier ijver niet minder
groot is, de aard van des controleurs werk hem
ten onrechte te veel naar voren brengt. Dit moge
begrijpelijk zijn, omdat hij wellicht meer met het
publiek in aanraking komt dan wTie der andere
ambtenaren ook, en bovendien zijn ijver recht
streeks aan de gemeentelijke schatkist ten goede
komt, maar toch moet hier tegen overschatting ge-
waarschuwd worden. In de meeste plaatsen van
de grootte van Leeuwarden is het salaris van den
controleur dan ook lager dan hier is voorgesteld.
Moeten Burgemeester en Wethouders zich daarom
tegen een verhooging van het salaris verzetten, die
de bezoldigingen ter secretarie uit haar onderling
verband zou rukken, zij doen het evenzeer tegen
de toekenning van een personeele toelage, gelijk
door Rapporteurs wordt voorgesteld. De motivee
ring van dit voorstel wordt aan den Raad onthou
den. Uit het sectie-verslag kan worden opgemaakt,
dat wellicht het verlangen er niet aan vreemd is
om den tegenwoordigen titularis daardoor vaster
aan de gemeente te verbinden. Indien dit juist is,
dan moet gewaarschuwd worden tegen het zetten
van een eersten stap op dien weg, waarvan men
zich ook bij andere ambtenaren tot dusver terecht
steeds heeft onthouden en waartoe wellicht een
particulier, doch de gemeente geen aanleiding mag
vinden. Andere persoonlijke omstandigheden, die
vroeger wel tot het geven van persoonlijke toe
lagen geleid hebben, b.v. het verbieden van werk
voor derden, kunnen hier tot rechtvaardiging van
het voorstel van Rapporteurs niet worden aange
voerd.
In het algemeen zou het geen aanbeveling ver
dienen bij bevordering van een ambtenaar tot hoo-
geren rang dit niet ook in liet salaris uit te druk
ken en dat bij de voorgestelde redactie der ver
ordening hiertoe de mogelijkheid bestaat moeten
Burgemeester en Wethouders toegeven. Zij ontra
den echter deze mogelijkheid, die wellicht met
andere ware te vermeerderen, door aanvulling der
verordening te ondervangen en zouden hier ver
zoeken de toekenning der salarisverhoogingen aan
hun beleid over te laten. Zij kunnen aldus in voor
komende gevallen veel beter naar billijkheid han
delen dan wanneer de verordening zou trachten
hiervoor regelingen te geven. Dit zou ongetwijfeld,
en dan tot schade der betrokkenen, tot onvolledig
heid op dit punt leiden.
Burgemeester en Wethouders nemen het voor
stel van Rapporteurs betreffende de boden en den
concierge over.
Gemeentewerken. Voorshands geven Burge
meester en Wethouders er de voorkeur aan de jaar
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1916. Bijlno. 48.
wedde van den Directeur op het vaste bedrag van
4U00,te houden. Zoo de omstandigheden er
aanleiding toe geven, zullen zij den Raad in over
weging geven de regeling aan te vullen.
Naar aanleiding van de opmerkingen in het
verslag over het gemeentelijk woningtoezicht moet
de aandacht gevestigd worden op het feit, dat een
bureau dat geroepen is, het werk van anderen na
te gaan om de naleving van wet en verordening
te verzekeren, geen dankbare taak heeft. Daarge
laten of voor de adviezen, die de Inspecteur over
andere zaken dan de dagelijks voorkomende aan
vragen om bouw- en hinderwetsvergunning aan
Burgemeester en Wethouders heeft te geven, aan
het hoofd van het bureau een civiel-ingenieur be
paald noodig is, zou op dit oogeublik daarin
toch geen verandering gebracht kunnen worden.
Op gezag van den Inspecteur zelf is uitbreiding
met meer opzichterspersoneel onnoodig. Het maxi
mum van zijne bezoldiging is inderdaad abusieve
lijk op 26ÜÜ,gesteld. Bij vergelijking met de
bestaande regeling springt in het oog dat hiervoor
moet worden gelezen 24ÜÜ,
De persoonlijke toelage is destijds aan den
hoofdopzichter gegeven, omdat het verrichten van
particuliere werkzaamheden werd verboden. Een
opvolger van den tegenwoordigen titularis ont
vangt haar dus niet en daaruit vloeit voort dat
het beter is haar niet onder de belooning op te
nemen. Het voorstel voor de bezoldiging der op
zichters achten Burgemeester en Wethouders vol
doende. Het hebben van een rijwiel is niet ver
plicht gesteld; er wordt geen vergoeding voor uit
gekeerd. Burgemeester en Wethouders vinden, bij
nadere beschouwing en den Directeur der gemeen
tewerken gehoord, met Rapporteurs dat de tee
kenaar, in vergelijking met de opzichters, iets ver
hoogd kan worden. Zij nemen het voorstel van
Rapporteurs dus over.
Dit laatste geldt ook voor de eerste klerken hiel
en aan de bedrijven. Inderdaad is de beschouwing
in het sectie-rapport niet onjuist dat deze betrek
king meestal een eindbetrekking is met gevolg-
dat onder deze categorie van ambtenaren personen
van ouderen leeftijd als regel zullen kunnen voor
komen. Stelt men de wedde met Rapporteurs op
I0UÜ,tot 130U,dan is tevens een verschil
in het leven geroepen tusschen het minimum van
dezen en het maximum van den lageren rang, dat
ook tusschen de rangen van 2e en 3e klerk en van
de ambtenaren ter secretarie bestaat. Voor ver-
hooging der andere klerken bestaat naar het oor
deel van Burgemeester en Wethouders geen aan
leiding en zij onderschrijven geheel wat te dezen
opzichte in de laatste plaats in het rapport is op
gemerkt.
Electrieiteitbedryf. Waarom het technisch per
soneel hier buiten de herziening is gelaten, is reeds
in de algemeene toelichting nader verklaard. Aan
hetgeen daar is opgemerkt, kan worden toege
voegd dat Burgemeester en Wethouders van den
directeur der lichtbedrijven te zijner tijd een
advies omtrent een nieuwe regeling van het hier-
bedoelde personeel tegemoet zien, die zich aan de
thans door den Raad te nemen besluiten aansluit,
en dat zij de daaruit voortvloeiende voorstellen aan
den Raad zullen doen.
Stadsreiniging. Het werk zal, zoolang aan dezen
tak van dienst geen ingrijpende verandering
komt, die tot wijziging in de werkzaamheden aan
leiding geeft, wel op gelijke wijze verdeeld blijven
als thans, nu er ook verschil in rang tusschen de
opzichters bestaat. Een hunner zal met den tegen-
woordigeu terreinopzichter tot eersten opzichter
worden benoemd. Daaruit volgt dat de onder dit
hoofd gestelde vraag, in hoeverre laatstgenoemde,
els zijn tijdelijk directeurschap is geëindigd, een
eerste positie aan het bedryf zal blyven innemen,
ontkennend moet worden beantwoord.
Stads Armenkamer. De armbezoeker krijgt in
plaats van een belooning van ten hoogste 800,
in het voorstel 800,tot 1200,Met voogden
achten Burgemeester en Wethouders dit zeker
oldoende.
Politie. Burgemeester en Wethouders staan op
een geheel ander standpunt dan de beschouwingen
die in de afdeelingen gevoerd zijn. Men kan den
dienst der agenten van politie nu eenmaal niet met
dien van vakarbeiders vergelijken. Geheel anders
is de tijd en de aard van hun arbeid, alsook de
kennis die zy noodig hebben. Voor hen, die aan
die vergelijking wel hechten, kan de opmerking
niettemin waarde hebben, dat het gemiddeld loon
volgens het voorstel tot wijziging van het Werk
liedenreglement bedraagt 780,(weekloon
15,terwijl voor de derde klasse agenten is
voorgesteld 750,tot 825,benevens 72,
kleedingtoelage. Voorts kan worden betwijfeld of
verhooging van loon hen meer „onafhankelijk"
zou maken, gelijk de leden hier aan het woord ver
onderstellen. De voorgenomen uitbreiding van het
corps zal geen verlichting van den dienst mede
brengen, wel is deze het gevolg geweest van de
veranderingen, die de burgemeester eenigen tijd
geleden in den dienst heeft aangebracht en die,
naar hij verzekert, niet onbelangrijk zijn geweest,
terwijl deze de vergelijking met de toestanden el
ders een vergelijking met werklieden kan nu
eenmaal niet worden gemaakt zeer wel kan door
staan. Dat mutatie in het corps zooveel mogelijk
moet worden voorkomen, kan als stelregel niet
worden aanvaard. Over de kleedingtoelagen by de
politie zijn nimmer klachten ingekomen van den
aard als waarvan hier ter plaatse in het verslag
melding wordt gemaakt. De bedoeling der over
gangsbepaling is inderdaad dat de vervroegde
periodieke loonsverhooging krachtens het raadsbe
sluit van 9 November 1915 als zoodanig voor de
berekening van het nieuwe loonsbedrag binnen de
vastgestelde grenzen medetelt.
Werkliedenreglement. Toegegeven moet wor
den, dat in zooverre de mededeeling in de Memorie
325