SCHOONDERMARK, Voorzitter.
A. DE VOS, Secretaris.
Bijlage no. 30.
Bijlage tot liet verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1918.
krachten, voor wie het verkrijgen van een Bestaans
minimum niet onmiddellijk een vereischte is,
wenscht te verlaten en. deze betrekking meent te
moeten veranderen in eene, die een zelfstandig be
staan waarborgt.
Deze overweging heeft in onze jongste vergade
ring een punt van bespreking uitgemaakt. Vóór
toch over een eventueele jaarwedde-wijziging van
gedachten kon worden gewisseld; dienden wij te we
ten of onze Commissie mee kon gaan met de blijk
baar veranderde inzichten van den Raad. Bij deze
besprekingen bleek, dat alle leden onzer Commissie
met de nieuwe zienswijze ten volle konden instem
men.
Nadat wij derhalve dienaangaande zekerheid
hadden verkregen, hebben wij ons de vraag gesteld
hoe thans de jaarwedde-regeling er behoorde uit te
zien. Wij hebben ons ter beantwoording van die
vraag tot verschillende gemeentebesturen in ons
land gewend, met verzoek eene opgave te ontvangen
van de jaarwedde-regelingen van bet bewaa rschool-
personeel in hunne gemeenten, l it de ontvangen
inlichtingen bleek ons, dat in vele gemeenten, o. a.
in Arnhem, Groningen, Utrecht, 's Gravenhage en
Deventer het aanvangssalaris als onderwijzeres met
akte A (in Deventer zijn het: „helpsters met den
titel van hulponderwijzeres in liet bezit van akten A
of B") 500.bedraagt.
Als aanvamgsjaarwedde mag dus ook voor onze
gemeente 500.voldoende geacht worden. De 5
verhoogingen van 50.na elke twee jaren dienst,
zooals die thans krachtens de verordening worden
toegekend, behooren maar onze meening ook voor
het vervolg gehandhaafd te blijven. Het eindsalaris
van eene onderwijzeres, alléén in het bezit van de
akte A, zal clan bedragen 750.
Met betrekking tot de jaarwedden van de hoofd
onderwijzeressen zijn wij van gevoelen, dat de thans
bestaande marge van 500.tusschen het salaris
van onderwijzeres met akte A en dat van hoofdon
derwijzeres client behouden te blijven. Het groote
onderscheid, dat er bestaat tusschen de werkzaam
heden van hoof donderwijzeres en onderwijzeres, wet
tigt volkomen het verschil in jaarwedde. In de
meeste gemeenten is, naar ons bleek, de hierbedoekle
marge eveneens 500.Er is derhalve geen reden
om daarvan thans al te wijken, te minder waar in
dat geval de eenheid in de salarisregc-ling, zooals die
thans bestaat, zou worden verbroken. De jaarwed
den der hoofdonderwijzeressen zullen zich daardoor
bewegen tusschen 1000.c n 1250.
In het bedrag der toelagen, die volgens art. 13 dei-
verordening toegekend worden voor 'het bezit dei-
akte als bewaarschool-ouderwyzeres (akte B) aan de
onderwijzeressen, voor het bezit van een der diplo
ma's A of B voor handenarbeid, afgegeven door de
Yereeniging voor Handenarbeid, zoomede in de toe
lage, die genoten wordt door de eerste onderwijze
res der school, zonden wij geen verandering willen
brengen.
Voorts wil het ons voorkomen, dat nu de jaar
wedden van het onderwijzend personeel vermoede
lijk eene belangrijke verhooging zullen ondergaan,
ook de belooningen van de oppassters dienen te
worden verbeterd. Een verhooging- van 100.per-
jaar, zooals ook twee der amendementen beoogen,
waardoor hare jaarwedde opp 3<X).—- zon worden
gebracht, komt ons billijk voor.
Op grond van het vorenstaande- hebben wij de eer
Uw College te adviseeren in afwijking in zooverre
van ons advies, gegeven bij schrijven van 5 Februari
j.l. No. 947, den Gemeenteraad voor te stellen de
jaarwedden, genoemd in het eerste lid van art. 12,
onder a. en b. der verordening, Gemeenteblad No.
18 van 1916, alle met 250.en die onder c. met
100.te verhoogen.
Ten aanzien van de toelage, toe te kennen aan de
aan de school verbonden kWeekelingen in het bezit
der akte A, meemen wij ons voorstel, gedaan bij bet
bovenaangehaald schrijven, te moeten handhavten.
De Commissie voor de gemeentelijke
bewaarscholen
202
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1918. Bijlno. 30.
EXPLOITATIE van da gemeentewoningen
achter den Hollanderdijk (bijlage no.
44 van 1917).
Aan den Gemeenteraad.
Nu van den Minister van Staat, Minister van
Binnenlandsehe Zaken, bericht is ontvangen, dat
gerekend kan worden op het krachtens raadsbesluit
van 8 Januari 1918 aangevraagde voorschot voor
den woningbouw achter den Hollanderdijk, kan
worden overgegaan tot het vaststellen eener veror
dening betreffende de huurexploitatie van dat
complex door de Yereeniging voor Volkshuisves
ting alhier in overeenstemming met Uw beginsel
besluit van denzelfden datum.
W\j stellen U deswege voor te besluiten overeen
komstig het hierna volgend ontwerp.
Leeuwarden, 7 Augustus 1918.
Burgemeester en II'ethouders van Leeuwarden,
J. PATJJN, Burgemeester.
Al- GOSLINGS, Secretaris.
ONTWERP.
IV Raad der gemeente Leeuwarden;
gelet op zijn besluit van 8 Januari 1918, waarbij
in beginsel is besloten de exploitatie der van ge
meentewege achter den Hollanderdijk gestichte wo
ningen te doen geschieden door de Yereeniging voor
Volkshuisvesting te Leeuwarden;
gelet <>p artikel 114bis der gemeentewet;
besluit als volgt:
Artikel 1.
Met ingang van 1 September 1918 wordt de ge-
bede exploitatie van het complex woningen, door de
gemeente gesticht achter den Hollanderdijk, overge
nomen door de Yereeniging voor Volkshuisvesting
te Leeuwarden.
Art, 2.
Het boekjaar voor de exploitatie loopt van 1 Ja
nuari tot 31 December. Jaarlijks wordt binnen drie
maanden na het einde van het boekjaar aan den
Raad rekening en verantwoording van de exploita
tie gedaan. Naast de rekening wordt overgelegd een
rekening van het in artikel 3 onder b bedoelde fonds
voor onderhoud en herstel en een overzicht van de
bezittingen van het fonds. De rekeningen vereischen
de goedkeuring van den Raad.
Art. 3.
Ten laste van de exploitatie-rekening wordt ge
bracht:
a. liet bedrag van de annuïteit van het door de
gemeente Leeuwarden uit 's Rijks kas ter zake van
den bouw van deze woningen verkregen voorschot;
b. voor de vorming van een afzonderlijk fonds
voor onderhoud en herstel van deze woningen eene
uitkeex-ii.g door Burgemeester en Wethouders te be
palen, doch hoogstens U/4 van de bouwkosten dei-
woningen;
c. de grondbelasting en de kosten der waterlei
ding;
d. de kosten van beheer en administratie en de
premie voor brandverzekering;
Eventueel batige saldi der exploitatie komen ter;
goede van het onder b genoemde fonds.
203