Bijlage no. 39. Dr. H. F. HUISKEN, Voorzitter. A. ENGELSMAN, Secretaris IT. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1918. Bijlage tot liet verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1918. Bijlno. er nog een twintigtal leerlingen aan dit cijfer wor den toegevoegd, zoodat het eindcijfer 162 wordt. Neemt men verder aan, ook met het oog op het geen is vastgesteld voor het maximumgetal leerlin gen der zevende en hoogere leerjaren van de scholen der eerste en der vierde klasse, dat dit maximum voor het zevende leerjaar der scholen tweede en derde klasse wordt vastgesteld op 30, dan dienen er voor de bevolking dezer leerjaren twee lokalen beschikbaar te zijn aan de scholen der derde klasse en z e s aan die der tweede klasse. De meerdere schoolruimte, verkregen door den 'bouw van school 13 en de overbrenging van school 4 in het nieuwe gebouw aan den Wissesdwinger, maakt het mogelijk gedurende de eerstvolgende jaren de leerlingen voor de scholen der tweede klasse zóó te distribueeren, school 7 uitgezonderd, dat er in de scholen 1, 5, 6 en 13 steeds één lokaal voor het zevende leerjaar beschikbaar blijft. School 7 moet hiervan uitgezonderd worden, omdat de aanvragen voor die school steeds zóó talrijk zijn, dat alle beschikbare ruimte noodig is om daaraan te kunnen voldoen, terwijl overbrenging naar een der andere scholen tweede klasse bezwaarlijk gaat wegens de woonplaatsen der kinderen. Het zevende leerjaar van school 7 zal vooreerst nog buiten het schoolgebouw een plaats moeten vinden. Met inbe grip van dit hulplokaal zijn er dus voor de scholen der tweede klasse vijf lokalen beschikbaar. Blijkt de raming van liet totaalcijfer der leerlingen voor het zevende leerjaar juist te zijn, dan dient er dus nog één hulplokaal voor deze scholen beschikbaar te zijn. De schoolruimte der scholen van de derde klasse laat toe aan twee dier scholen een lokaal voor het zevende leerjaar open te houden, zoodat voor deze scholen de benoodigde ruimte gevonden kan wor den zonder gebruik te moeten maken van hulp- lokalen. Op grond van het bovenstaande meenen wij dus te mogen besluiten, dat bij vastlegging van het zevende leerjaar, gedurende de eerst volge n- de jaren de benoodigde schoolruimte voor dat leerjaar gevonden kan worden, zij het dan ook met gebruikmaking van ten hoogste twee hulplokalen. Een definitieve oplossing van de benoodigde schoolruimte kan slechts verkregen worden door verbouwing van enkele der bestaande scholen en door den aanbouw van een nieuwe school. Wij meenen echter, dat vastlegging van het zevende leerjaar op voltooing van deze verbouwing en aan bouw niet behoeft te wachten. Mocht Uw College, overeenkomstig ons advies, kunnen besluiten de noodige stappen te doen tot verwezenlijking van het voornemen uitgedrukt in Uw bovenaangehaald schrijven, dan geven wij U tevens in overweging de leerkrachten, die thans in tijdelijken dienst zijn wegens het voorloopig karak ter van het zevende leerjaar, te vervangen door vast aangestelde leerkrachten. Ons oordeel samenvattende, hebben wij de eer U te adviseeren: 1°. het zevende leerjaar te verbinden aan de schoten tweede en derde klasse; 2". art. 1 bis der verordening van 23 Februari 1904, opnieuw vastgesteld 1 Januari 1912 (ge meenteblad no. 23, 1911) te lezen als volgt: De scholen der eerste, tweede en derde klasse hebben 7 leerjaren. Burgemeester en Wethouders kunnen besluiten, de Commissie van Toezicht op het lager onderwijs gehoord, leerlingen van ver schillende scholen eener zelfde klasse, die het zevende leerjaar volgen, samen te voegen tot één leerjaar; 3". het getal leerlingen in één zevende leerjaar te bepalen op ten hoogste 30; 4°. de leerkrachten, die thans in tijdelijken dienst zijn, wegens het voorloopig karakter van liet zevende leerjaar te vervangen door leerkrachten in vasten dienst. De Commissie van Toezicht op het lager onderwijs. WIJZIGING der verordening op den ge nees-, heel- en verloskundigen dienst voor behoeftigen. Aan den Gemeenteraad. Bij Uw besluit van 23 Juli 1918 is in onze handen om praeadvies gesteld een adres van 10 Juli tevoren van het hoofdbestuur der Nederland sche Maatschappij ter behartiging der belangen van vrouwelijke verloskundigen in Nederland, die het diploma van vroedvrouw hebben verworven, waar bij wordt verzocht om verbetering der positie van de gemeentelijke vroedvrouwen in dien zin, dat zjj een vaste aanstelling als gemeente-ambtenaar eu daar mede recht op pensioen krijgen. Wij brengen bij dit adres in herinnering, dat reeds meermalen een soortgelijk verzoek door U is afge wezen en dat laatstelijk en wel bij raadsbesluit van 217 Juni 1016 de belöoning per bevalling van vier op vijf gulden is gebracht. Dit bedrag kan thans echter niet meer voldoende heeten. Het adresseerende be stuur deelt dan ook mede, dat de vereeniging ce i minimum tarief van 7.50 heeft aangenomen. Naar dezen maatstaf berekend, zou, waar volgens hel over het adres ingewonnen advies van voogden der Stadsarmenkamer per jaar door iedere verloskun dige 52 gevallen gemiddeld behandeld worden, de totale bezoldiging per jaar komen op 240. Als Voogden dus adviseeren om haar een bedrag van 200 per jaar te waarborgen en 7.50 voor elke verlossing boven de 30, dan is wat het geldelijke aangaat, de positie behoorlijk geregeld. Blijft over, of er thans termen bestaan van de tot dusver ge volgde gedragslijn af te wijken en deze betrekking ONTWERP. B EST AA N1 )E R EDACTIE Art. 22. Telken jare, in de maand November, noodigen Burgemeester en Wethouders de in de gemeente gevestigde vroedvrouwen uit, zich vóór het einde dier maand te verklaren, of zij genegen zijn, over eenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk, in het volgend jaar de verloskundige praktijk bij behoef tige vrouwen, zoowel in het Stads Ziekenhuis als daar buiten, mede waar nemen. Art. 23. De ingekomen toestemmende antwoorden worden ten fine van advies in handen gesteld van de aitsen. te maken tot ten gemeente-ambt. Gelijk be kend, worden volgens de nu geldende regeling alle hier gevestigde vroedvrouwen eens per jaar uitgenoodigd, om zich voor de prak tijk voor behoeftigen voor het volgend jaar weder beschikbaar te stellen., waarna de aanwijzing door Burgemeester en Wethouders plaats vindt. Bij aanstelling tot gemeente-ambte naar zal het getal gemeentelijke vroedvrouwen eerst in de» verordening bepaald dienen te worden. Wordt dus op dat denkbeeld ingegaan, gelijk Voogden thans aanraden en wat ook wij niet meer zouden willen tegenhouden, nu daarmede ook aanspraken op pensioen worden verkregen, dan moge, als men het getal op drie bepaalt, met de belangen der thans hier gevestigde vroedvrouwen voldoende rekening zijn gehouden, maar kunnen, als zich hier in de toekomst meer mochten neerzetten, dezen niet meer op de gemeentelijke praktijk rekenen. Wordt dit nieuwe stelsel door U aanvaard, dan zal een ge- heele omwerking van het betrekkelijke hoofdstuk der verordening op den genees- heel- en verloskun digen dienst voor behoeftigen moeten plaats heb ben. Een ontwerp daartoe, dat in het bovenstaande voldoende toegelicht is, wordt U hierbij ter vast stelling aangeboden. Wij hebben de eer U voor te stellen te besluiten: 1°. tot die vaststelling over te gaan; 2°. het adresseerende hoofdbestuur te doen we ten, dat op zijn verzoek is gelet. Leeuwarden, 2 October 1918. Burgemeester en W ethouders van Leeuwarden, SCHOONDERM ARK, l.-Burgemeester. M. GOSLINGS, Secretaris. de Raad der gemeente Leeuwarden; gezien het voorstel van Burgemeester en Wethou ders besluit: A. de Verordening op den genees-, heel- en ver loskundigen dienst voor behoeftigen in de gemeente Leeuwarden (gemeentebladen 1913 no. 39 en 1916 no. 27) te wijzigen als volgt: I. Art. 22 wordt gelezen: Ten behoeve van de verloskundige praktijk bij be hoeftigen, zoowel in het Stads Ziekenhuis als daar buiten, worden drie vroedvrouwen aangesteld op een jaarwedde van 200. Art. 23 wordt gelezen: De aanstelling geschiedt voor ombepaalden tijd, de artsen gehoord, door Burgemeester en Wethou-

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1918 | | pagina 126