Bijlage no. 43.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden 1918.
dan zjj bij toepassing van het eerste lid van dit
artikel zou zijn.
Bij tijdelijke aanstelling van docenten, bedoeld
sub b van artikel 1, wordt indien het getal weke-
lijksehe lesuren minder dan 16 bedraagt, de jaar
wedde bepaald op 100.per wekelyksch lesuur.
Art. 5.
De leerares, dit door Burgemeester en Wethou
ders is aangewezen om de directrice bij ontstentenis,
afwezigheid of verhindering te vervangen, geniet
voor die vervanging gedurende den tijd der aan
wijzing een belooning berekend naar 100 's-jaars.
Art. 6.
De docenten, bedoeld onder b en e van art. 1 en in
bet laatste lid van art. 2, kunnen met een maximum
van 24 lesuren in de week, de leerares, bedoeld
onder d. van art. 1, kan met een maximum van IS
lesuren in de week worden belast, zonder op eene
verhooging van jaarwedde aanspraak te kunnen
maken, desnoods ook in andere vakken dan die,
waarvoor zij zijn benoemd.
Voor ieder wekelyksch lesuur boven het in het
vorig lid genoemde aantal en in andere gevallen
clan bij art. <9 voorzien, wordt een belooning uitge
keerd, welke berekend wordt naar 100. - 's-jaars
voor de in art. 1 onder b. en in het laatste lid van
art. 2 bedoelde docenten, naar 75.'s-jaars voor
de in art. 1 onder c. en naar 50.'sjaars voor de
in aft. 1 onder d. bedoelde docent.
Art. 9.
Ingeval van •ontstentenis of afwezigheid wegens
ziekte van de directrice of van een docent langer
dan een maand kan, naar omstandigheden en voor-
behoudens het bepaalde in art. 4, den docent die de
plaatsvervangende directrice of den afwezigen
docent, vervangt, eene belooning, berekend naar ten
hoogste 100.- per wekelyksch lesuur per jaar
boven zijne gewone bezoldiging worden toegekend.
d. het laatste lid gelezen als volgt: „Bij tijdelijke
aanstelling van docenten, bedoeld sub b van arti
kel 1, wordt de bezoldiging geregeld overeenkom
stig het bepaalde in dit artikel".
II.
In art. wordt het getal „100" vervangen door
„120".
III.
In art. 6, 2e lid, de getallen „100", „75" en „50"
vervangen onderscheidenlijk door „120", „90" en
„60".
IV.
In art. 9 worden de getallen „4" en „100" ver
vangen on derscheiden lyk door „6" en „120".
V.
Na artikel 13 wordt een nieuwe slotbepaling,
artikel 14, toegevoegd, luidende:
De dienst jaren, welke de directrice en de docenten,
die bij het in werking treden van deze verordening
aan de school verbonden zyn, op dat tijdstip in de
dan bekleed wordende betrekking in dienst der
gemeente aan die school hebben doorgebracht, wor
den medegeteld by de berekening van de volgens
deze verordening te bepalen jaarwedde en van de
later volgens haar toe te kennen periodieke ver
boogingen.
VI.
Deze wijziging treedt 1 Januari 1919 in werking.
Leeuwarden, 19
De Raad voornoemd,
264
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1918. Bijl. no43.
PRAE-ADVIES van Burgemeester en Wet
houders op het voorstel van de hoe
ren Nijholt, Dijkstra en Terpstra tot
instelling van een gemeentelijk land
en tuinbouwbedrijf.
Litt. A.
Prae-advies van
Burgemeester en Wethouders.
Aan den Gemeenteraad.
Jn onze handen is bij Uw besluit van 24 Septem
ber j.l. om praeadvies gesteld een vooraf' door U
in overweging genomen voorstel van Uwe mede
leden Nijholt, Dijkstra en Terpstra, waarbij in
overweging wordt gegeven een gemeentelijk land
en tuinbouwbedrijf in te stellen, omvattende de
exploitatie van daarvoor beschikbare, geschikte
gemeente-gronden voor den verbouw van land- en
tuinbouw-gewassen en den verkoop van de ver
kregen voortbrengselen dadelijk aan den ver
bruiker.
Bij de meerderheid van ons college1 bestaan tot
het instellen van een dergelijk bedrijf overwegende
bezwaren, trouwens een voorstel van een der onder
teekenaren van het huidige voorstel van soort
gelijke strekking is in Uwe vergadering van
12 December 1916 (Handelingen blz. 333) met
groote meerderheid afgewezen. Onze voornaamste
bedenking is gericht tegen de duidelijk uit de (hier
onder afgedrukte) toelichting blijkende bedoeling
van het voorstel om tot wegneming van de t ij cl e-
1 ij k e moeilijkheden, waarin zich de voedselvoor
ziening bevindt, b 1 ij vend een dergelijk bedrijf op
te richten als waarvan daarbij sprake is, en dus
voorgoed, ook als de tijden weer normaal zijn ge
worden, de huur van een groot complex
landerijen der gemeente, als voorbeeld wordt de
Magere Weide genoemd, te onttrekken aan de ge
regelde inkomsten der gemeente om daarvoor de
hoogst wisselvallige opbrengst van een eigen tuin
bouwbedrijf met al de kwade kansen en risico's van
slechte jaren en al den bedenkelijken nasleep van
een gemeentebedrijf in de plaats te krijgen.
Gemeentelijke exploitatie kan in zekere opzichten
hare voordeden hebben, maar elke bemoeiing is
daarvoor niet geschikt, ook niet deze, waar de
ambitie, de ijver, de kennis, de moeite van den par
ticulieren huurder, om tot een goede bedrijfswinst
te geraken, worden uitgeschakeld, om daarvoor cle
zuiver ambtelijk gedreven bedrijfsvoering in de
plaats te stellen. De toelichting tot het voorstel
laat dan ook de financieele resultaten in het mid
den; „zij zijn moeilijk op te zetten, maar dat de
gemeente in elk geval de huur, die bij verpachting-
zou worden verkregen, uit den grond kan
halen, mag als vaststaande worden aangenomen".
Het is mogelijk, bij roofbouw is nog wel een veel
grootere opbrengst te verkrijgen, maar dat de uit
komst zoo gunstig zal zijn als hier op bloote
vermoedens wordt meegedeeld, zal dan toch op
hechtere gegevens aannemelijk dienen te worden
gemaakt. Zoo is er meer in de toelichting, waarbij
over belangrijke gedeelten van het voorstel o.i. we!
wat zeer losjes wordt heengeloopen, b.v. de var-
kensmesterij, die met den afval zou kunnen worden
opgericht. Alles goed en wel, doch men ver
geet, dat met een enkel ministerieel voorschrift over
afval of varkensmesterij dit heele bedrijfsonderdeel
tegxm den grond kan liggen. Aan deze en soort
gelijke onzekerheden mogen gewichtige financieele
belangen der gemeente o.i. niet worden bloot
gesteld.
Evenwel over vele bezwaren zou kunnen worden
heen gestapt, als een algemeen belang niet op
een andere wijze kon worden gediend; van een
algemeen belang is hier echter geen sprake; voor
alle ingezetenen is het geen maatregel van nood
wendigheid en het door het voorstel beoogde belang
wordt reeds gediend door den inge voerden wette-
lijken seheurplicht, waardoor de waarborg is verkre
gen, dat in deze tijden van bijzonderen voedselnood
voldoende uitgestrektheid weidegrond voor de
voedselvoorziening zal worden aangewend. Valt
daar naast de aanleiding tot den voorgestelden
maatregel niet voor bet grootste gedeelte weg"?
Een minderheid in ons college kan de hoven-
aangevoerde gronden niet doelen. Zij wenscht tot
aanprijzing van het voorstel alsnog het volgende in
het midden te brengen:
De voornaamste argumenten, door de meerder
heid tegen het bovenvermelde voorstel aangevoerd,
zijn:
a. het onttrekken van de geregelde inkomsten aan
de gemeente van gronden, om daarvoor in de
plaats te krijgen een eigen land- en tuinbouw
bedrijf, met alle risico daaraan verbonden;
b. gemeentelijke bemoeiing met en exploitatie van
een land- en tuinbouwbedrijf is niet geschikt,
waar daarbij de ijver, ambitie en kennis om tot
een goede bedrijfswinst te komen, in tegen
stelling met particuliere exploitatie, ontbreekt;
c. dat met het voorstel geen algemeen belang is
gemoeid, daar dit reeds gediend wordt door
de Scheurwet.
Verder wordt als voornaamste bezwaar genoemd
dat een blijvend bedryf wordt voorgesteld, op grond
van in dezen tijd ondervonden moeilijkheden.
Dit laatste is niet juist. In de toelichting tot het
voorstel wordt n.l. gewezen op het feit, dat de op
drijving van de grondprijzen bij het kleinbedrijf
en de groote winsten die de tussehenhandel maakt,
de groenten onnoodig duur maken, terwijl de
gemeente door rechtstreeks aan den consument te
leveren, dit goedkooper zal zullen doen. Deze
omstandigheid blijft ook voor meer normale jaren
van kracht.
Omtrent de argumenten der meerderheid in a, b
en c genoemd, wenscht de minderheid op te merken,
dat bij gemeentelijke exploitatie zeer zeker de ge-
265