Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1918. regelde inkomsten van de daarvoor benoodigde gronden aan de gemeente worden onttrokken, maar dat daar tegenover staan de inkomsten uit het be drijl'. Dat een dergelijk bedrijf risico met zich brengt, kan niet worden ontkend, maar dit is evenzeer het geval bij particuliere exploitaties, waarbij met de eventueele risico by den te stellen huurprijsrekening wordt gehouden. Deze risico, die zoowel bestaat bij aiticuliere als gemeentelijke exploitatie, kan daar om niet als argument tegen de laatste dienen. Dat gemeentelijk bemoeiing met de exploitatie van een land- en tuinbouwbedrijf ongeschikt is omdat ijver, ambitie en kennis daarbij zouden ont breken, meent de minderheid te moeten betwijfelen Do gemeente is zeer zeker in staat een kundigen leider in een dergelijk bedrijf te krijgen en dat een gemeentelijk bedrijf minder goed zou rendeeren en daardoor aan de gemeente minder zal opbrengen, dan bij In t tegenwoordige systeem van verpachting, is in strijd met de ervaring, door de gemeente Gro ningen opgedaan. Deze gemeente bezit een groot complex landerijen, die vroeger werden verpacht en waarvan de pacht een geregelde inkomst voor de gemeente vormde. In den Iaatsten tijd zijn deze stuksgewijs in eigen beheer genomen, zoodat thans reeds 6 boerderyen, met een totale oppervlakte van ruim 700 H.A., door deze gemeente worden geëxploiteerd. En met succes. Van een 4-tal boerderijen bedroeg de huurop brengst in de laatste. 20 jaren gemiddeld per H.A. respectievelijk 74.27, 76.20, 82.65 en 75.95. De zuivere opbrengst van een boerderij i n eigen exploitatie en die met de vier ge noemden kan worden vergeleken, bedroeg in 1897 59, in 1913 185 en in 1916 355 per H.A. Deze cijfers bewijzen dat een gemeentelijk land en tuinbouwbedrijf niet minder behoeft op te bren gen dan de te bedingen pacht, maar dat in de ge meente Groningen de voordeden van gemeentelijke exploitatie beduidend grooter zijn, wat vermoedelijk aanleiding is geweest de gemeentelijke bemoeiing in dezen uit te breiden. Ten slotte is de minderheid van oordeeld, dat met het voorstel-Nijholt c.s. wel degelijk een algemeen belang is gemoeidi. Wanneer door de gemeente goede groenten tegen De tegenwoordige omstandigheden hebben bevor- -cit i*d, dat de nadeelen, verbonden aan de particu liere productiewijze, waarbij het hoofddoel is zoo veel mogelijk winst te maken, hoe langer hoe greoter worden. Het streven de winst zoo hoog mogelyk op te bereikbare prijzen beschikbaar worden gesteld, zal dit ten gevolge hebben, dat de particulieren hunne prijzen daarnaar zullen moeten richten, wat zeer zeker een algemeen belang is en waarvan de moge lijkheid door de, een enkele maal plaats gehad heb bende gemeentelijke distributie, reeds is gebleken. Het is n.l. voorgekomen, dat particulieren prijs verlaging van enkele groenten aankondigden, om dat de gemeente deze voor lagere prijzen beschik baar stelde. De minderheid meent daarom op boven omschre ven en in de toelichting in het voorstel vervatte gronden, dit met nadruk bij den Baad te moeten aanbevelen. Mocht de Baad het gevoelen van de minderheid deelen, dan zal het gewenscht zijn Burgemeester en Wethouders op te dragen, de mogelijkheid van een gemeentelijk land- en tuinbouwbedrijf verder te onderzoeken en met voorstellen daaromtrent by den Raad te komen. Hierover zal ongetwijfeld eenige tijd verioopen en in dien tussehentyd loopt de huur van verschil lende landerijen, o.a. van de Magere Weide af. Deze op langen termijn te verhuren zou beteeke- nen de oprichting van een gemeentelijk bedrijf vooralsnog onmogelijk te maken. Het komt de minderheid daarom raadzaam voor, dat de „Magere Weide" en enkele andere geschikte stukken omgebroken of voor ombreken geschikte grond niet worden verhuurd, maar reeds direct door de gemeente in eigen exploitatie worden geno men. Op deze gronden kunnen dan voorloopig, in af wachting van de voorstellen van Burgemeester en Wethouders gewone landbouwproducten worden verbouwd, wat de voedselvoorziening in deze ge meente ten goede zal komen. Op grond van de boven aangevoerde motieven van de meerderheid van hun college stellen Burge meester en Wethouders den Raad voor het voor stel der heeren Nyholt, Dijkstra en Terpstra te ver werpen. Leeuwarden, 18 October 1918. SCHOONDERMARK, L.-Burgemeester. M. GOSLINGS, Secretaris. voeren leidt vooral in deze tijden tot ongewensehte toestanden, n.l.: a, De producent verbouwt die gewassen, waarbij de kans op winst het grootst is, ook al zijn ze voor de voedselvoorziening van geringe betee- kenis. b. Nu door de regeeririgsbemoeiingen inzake prijzen en distributie bij de voortbrenging van verschillende producten de kwaliteit bijzaak is, heeft de verbouwer er vooral belang bij, dat hij een bepaald gewas in die soort verbouwt en op een zoodanige manier, dat de opbrengst zoo hoog mogelijk is, ook al lijdt de kwaliteit daardoor ernstig nadeel, e. Door het opdrijven der grondprijzen vooral bij het kleinbedrijf en door de dikwijls groote winsten in tien tussehenhandel, worden de ver koopsprijzen zeer verhoogd. Van vele groenten is dan ook voor de arbeidersbeurs slechts het uitschot, dat tegen lageren prijs verkocht wordt, bereikbaar. Aan een gemeentelijk land- en tuinbouwbedrijf, dat direct de producten bij de consumenten brengt zijn de bovengenoemde nadeelen niet verbonden. De gemeente kan bij een goede organisatie van haar bedrijf zorgen* voor intensieve cultuur van goede kwaliteit producten; ze kan zich vooral toeleggen i op die gewassen, welke voor de voedselvoorziening van groot belang zijn. De dure, opgedreven grond- prijzen gelden voor haar niet, omdat de gemeente in hare exploitatie-rekening slechts behoeft op te j nemen de anders door haar bedongen huurprijzen, die in den regel niet overdreven hoog zijn. Groote winsten behoeft ze niet te maken, (Mik al omdat het belangrijke verlies dat in den regel door den par- ticulkren groentenhandel bij bewaring der produc- j ten door achteruitgang van kwaliteit en bederf I wordt geleden bij gemeentelijke exploitatie, 1 waarbij direct de groenten van het land naar den consument gaan, tot een minimum beperkt kan i worden. De verkoopprijs bij het gemeentelijk bedrijf zal dus lager kunnen zijn dan de particuliere prijs, wat op zichzelf van belang is, maar vooral ook om 1 de directe gevolgen, n.l. dat dit regelend zal werken op de prijzen, die door den particulieren handel gevraagd worden. Tevens zal bij een goeden opzet bereikt kunnen worden, dat ook in arbeiderswijken, waar thans alken minderwaardige kwaliteit groenten worden verkocht, goede kwaliteit beschikbaar komt voor redelijke prijzen. Bijzonderheden omtrent de inrichting van het bedrijf* kunnen uit den aard der zaak niet direei belichaamd worden in het voorstel. Ondergeteeken- den stellen zich voor, dat in overleg met een als leider van het bedrijf te benoemen persoon de geschikte gemeentegronden worden uitgezocht. De plaats „De Magere Weide", die het volgende jaar vrij komt, zou met de andere geschikte gronden, die het volgende jaar disponibel zijn, als uitgangspunt kunnen dienen. Ondergeteekenden noemen „De Magere Weide", omdat zij meenen, dat dit land voor een groot deel door scheuren voor bouwland geschikt zal kunnen worden gemaakt, terwijl het overblijvende weide land en de boereschuur in het door hen gedachte bedrijf een geschikte plaats zouden kunnen vinden. Voor mest voorziening zou de gemeentelijke reini- gingdienst kunnen helpen, voor de verwerking van afval uit het bedryf zou een varkensmesterij kun nen dienen, die op hare beurt de Centrale Keuken spek en vleesch zou kunnen verschaffen. oor den verkoop der land- en tuinbouwproducten aan de ingezetenen zouden gemeentelijke venters of rond- brengers kunnen dienen, eventueel gecombineerd met gemeentelijke winkels. Een becijfering van de financieele resultaten voor de gemeente is moeilijk op te zetten. Aan de hand van bovenstaande beschouwingen en elders met gemeentelijken landbouw verkregen uitkomsten meenen ondergeteekenden evenwel als vaststaande te kunnen aannemen, dat de gemeente in elk geval uit den grond kan halen de huur die bij verpachting zou worden verkregen. S. NIJHOLT. L. DIJKSTRA. T. TERPSTRA. Leeuwarden, 21 September 1918. 267 Lilt. B. Toelichting tot het i'oorstel van de lieeren Nijholt c.s. Burgemeester eïj IV ethouders van Leeuwarden IjlagG tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1918. Bijlno. 43.

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1918 | | pagina 132