Bijlage no. 8. WIJZIGING DER DUURTEBIJSLAGREGELING (Bijl. no. 26 van 1917). Bijlage tot liet verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1918. Bijl. no. 8. Aan den Gemeenteraad. Door de Regeering zijn bij de Staten-Generaal aanhangig gemaakt en bereids door de Tweede Ka mer aangenomen wetsontwerpen in zake de regeling van den duurtebijslag voor .1918. Deze wijkt in sommige opzichten af van die, welke voor 1917 gold, en dus ook van de daarmede in hoofdzaak overeen stemmende regeling voor deze gemeente, zooals die werd vastgesteld bij raadsbesluit van 24 Juli 1917 no. 814 R./162, gewijzigd bij dat van 27 November d.av. no. 533 R./269. De verschillen tusschen de beide Rijksregelingen zijn de volgende De leeftijd van de kinderen, die ten laste van weduwnaars (weduwen) en gescheiden echtgenooten komen, en voor wie kinderbijslag wordt verleend aan degenen, te wiens laste zij komen, is verhoogd van 16 tot 17 jaren. Vervallen is de bepaling, dat ongehuwden, kinder- looze weduwnaren (weduwen) en gescheiden echtge nooten, die en pension of op kamers wonen of wel als hoofd en eenig kostwinner optreden van een eigen huishouding en niet vallen onder het bepaalde onder d, alsmede ongehuwde mede-kostwinners (zie punt 2, letters c en d der gemeentelijke regeling van 24 Juli 1917) voor hoofdbijslag in aanmerking komen. In plaats daarvan zullen op dien bijslag voor 1918 aanspraak kunnen doen gelden allen, die niet onder de genoemde groepen vallen. Tot die groepen be lmoren thans zij, behoorende tot de groepen, ver meld onder letters a, b. d en e van punt 2 der be staande gemeentelijke regeling. Voor deze laatsten mag het totaal-inkomen, berekend als het belastbare inkomen voor de Rijksinkomsten belasting (voor Leeuwarden voor den hoofdelijken omslag naar het inkomen), niet hooger zijn dan f' 4500.— (hier tot nog toe f 2600. voor de ove rigen niet hooger dan f 2000.(hier tot nog toe f 1900.— zie punt 4), om voor den bijslag in aan merking te kunnen komen. Het totaalbedrag van liet loon, berekend volgens de gestelde regelen, waarbeneden de bijslag wordt verleend, is voor gehuwden en daarmede gelijk ge stelden verhoogd tot f 2800.en voor de overigen tot f 1800.(hier tot dusver onderscheidenlijk f2000.- en f 1300.terwijl het percentage van den hoofd bijslag is gesteld op onderscheidenlijk 15 (thans 12) met een algemeen geldend maximum van f 200. (thans f 120. -) en een algemeen geldend minimum van f 120.(thans f 80.en op resp. 8 (nu 6), f 100.(f 60. en f 60.— (f 40.In geen ge val mag de hoofdbijslag meer bedragen dan het ver schil tusschen het totaalbedrag en onderscheidenlijk f 2800.- (f 2000.—) en f 1800.— (f1300.—). Vervallen is de bepaling, dat rekening moet wor den gehouden met hetgeen wegens over- of extra-werk meer is verdiend dan voor den hoofdbijslag in reke ning is gebracht. Het bedrag van den kinderbijslag heeft eveneens verandering ondergaan. Het is gebracht van f 15. op f 25.— per kind voor lien, die reeds hootdbijslag ontvangen, en voor de anderen van f 30.voor elk kind op f 125. voor 1 kind en f 25.voor elk kind meer. Die anderen zijn zij, voor wie het totaal bedrag f2800. (eerst f2000. bereikt of met min der dan f 1200.(eerst f500.overschrijdt, met dien verstande dat totaalbedrag en kinderbijslag te zamen niet meer dan f 4000.mogen bedragen. De regel dat zij, die hoofd- en kinderbijslag ont vangen, aan beide te zamen niet minder ontvangen, dan zij aan kinderbijslag alleen zouden ontvangen hebben, wanneer zij in het geval hadden verkeerd van boven de loongrens te komen, is door een meer logische vervangen. Die regel zal voortaan alleen toepassing erlangen, wanneer de hoofdbijslag inder daad aan korting wordt onderworpen, bijgeval an ders de loongrens zou worden overschreden. Als nieuwe bepaling is ten slotte nog opgenomen, dat hoofd- en kinderbijslag samen nimmer meer dan 50 o/u van het totaalbedrag mag zijn en dat het ge zamenlijk bedrag van den hoofdbijslag van personen, behoorende tot hetzelfde gezin, niet meer dan f 300. mag bedragen, en dat het meerdere op den hoofd bijslag van de ongehuwde gezinsleden, eventueel naar evenredigheid van den hoofdbijslag van elk dier leden, wordt ingehouden. Naar aanleiding van de nieuwe rijksregeling en in verband met ingekomen verzoekschriften hebben wij overwogen of een herziening van de hier op dit stuk bestaande regeling noodig is. Dat schijnt ons wel het geval, doch bestendiging van de geldende rege ling van den bijslag wordt ondoelmatig geoordeeld. Zoowel daarin als in de rijksregeling stijgt het bedrag van den bijslag met het inkomen. Hierdoor werkt de regeling, naar het ons bij nadere everweging wil voorkomen, in omgekeerde orde. Bij de laagste loo- nen wordt de druk der tijden liet zwaarst gevoeld, terwijl de draagkracht er het geringst is. Met de stijging van de loonen neemt in het algemeen de draagkracht toe, zoodat het vermogen om de duurte liet hoofd te bieden naar boven grooter wordt. Is deze meening juist en Burgemeester en Wethouders achten haar voor tegenspraak niet vatbaar, dan moet de bijslag niet, zooals hier tot nog toe en ook weer in de nieuwe rijksregeling, met de loonen stijgen, maar daarentegen afnemen bij het klimmen van de loonen. Overigens vasthoudende aan de nieuwe rijksregeling, ook wat den kinderbijslag betreft, en aan de daarin neergelegde maximum- en minimum-bedragen voor den hoofdbijslag, dient aan hen, die de laagste loonen hebben, het hoogste bedrag, nam. f 200.te worden uitgekeerd. Voor de werklieden is dat per week be rekend en wordt het bij een totaalbedrag van f 12. per week ten hoogste f3.80 voor gehuwden en daar- 37

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1918 | | pagina 69