Bijlage tot liet verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1918.
mede gelijk gestelden en ten hoogste f 1.90 voor de
overigen. Voor de ambtenaren is dat gesteld op
f 204.en f 102.'sjaars, met het oog op de deel
baarheid door 12, bij een totaalbedrag van f500.
's jaars, al naar gelang het gehuwden en daarmede
gelijk gestelden of de overigen betreft. Voor de
werklieden daalt de hoofdbijslag dan telkens per week
met f'0.10 voor gehuwden enz. en met t'0.05 voor
de overigen bij iedere f 0.60, welke het totaalbedrag
hooger is, tot een minimum van f2 80 of 11.40 bij
een totaalbedrag van f 18.— per week voor de
ambtenaren is dat onderscheidenlijk f3.— en fl.50
tot een totaalbedrag van f1900 en f6.— en f3.
voor totaalbedragen boven f1900.— tot f2800. tot
een minimum van f 120.en f60.- 'sjaars bij
iedere flOO. welke het totaalbedrag hooger is, alles
per jaar. Ligt een totaalbedrag tusschen twee loon
grenzen dan wordt aan hoofdbijslag uitgekeerd het
bedrag, dat zou genoten zijn wanneer de naastlig
gende lagere loongrens was bereikt.
Wanneer deze regeling door U wordt vastgesteld
dan is er naar ons oordeel geen reden in te gaan op
het voorstel, d.d. 5 Januari 1918, van Uwe medeleden,
de heeren Schaafsma en Terpstra, ingediend ter raads
vergadering van 8 Januari 1918, beoogende den
hoofdbijslag te laten vervallen en de loonen in even
redigheid te verhoogen.
Daartoe bestaat allerminst reden nu een algemeene
loonsherziening nog pas is getroffen bij raadsbesluit
van 9 Januari 1917. Bij die herziening is rekening
gehouden met de duurdere tijdsomstandigheden, voor
zoover die geacht kunnen worden zich ook in nor
male tijden te zullen doen gelden. Bij de loonregeling
ook rekening te houden met omstandigheden, waarvan
sterk betwijfeld moet worden dat zij zich ook na den
oorlog zullen handhaven, is praematuur. De moge
lijkheid, dat die loonen dan onevenredig hoog zouden
zijn en in geen verhouding zullen staan tot de dan
geldende prijzen en omstandigheden, is vrijwel als
vaststaande aan te nemen. Het is daarom niet te
verantwoorden in de tegenwoordige abnormale tijden
loonen vast te stellen, welke voor de komende nor
male tijden mede zullen gelden.
Iets anders is het evenwel de gemeenteambtenaren
en werklieden in de tegenwoordige duurte tegemoet
te komen door hen met tijdelijke loonsverhoogingen
den strijd om het bestaan gemakkelijker te maken.
Dit is tot dusver terecht gedaan en dezen weg wen-
schen wij ook verder gevolgd te zien vandaar dat
wordt voorgesteld, nu de omstandigheden zich sedert
Juli 1917 in ongunstigen zin gewijzigd hebben, den
duurtebijslag hooger te stellen. Daalt de levensstan
daard tot den normale dan is mede het oogenblik aan
gebroken den duurtebijslag te doen eindigen.
Aanneming van het voorstel der heeren Schaafsma
en Terpstra moeten wij dan ook ernstig ontraden.
Om dezelfde redenen, als boven zijn ontwikkeld,
meenen wij U in overweging te moeten geven niet
in te gaan op de tot U gerichte verzoeken tot loons
verbetering Het zijn de volgende
van de afdeelingen Leeuwarden van den Ne-
derlandschen federatieven bond van gemeentewerk
lieden en van den Nederlandschen christelijken bond
van personeel in overheidsdienst, voor zoover betreft
het verzoek, om, in afwachting van de herziening
van het Werklieden-reglement en een daarmee ge
paard gaande nieuwe loonregeling, een duurtetoeslag
van f 4.per week toe te kennen aan alle gehuwde
en ongehuwde werklieden in vasten of lossen gemeen
tedienst en om den kinderbijslag te stellen op f 0.50
per week voor ieder kind beneden den leeftijd van
16 jaar;
van dezelfden als onder a genoemd, om het week
loon te bepalen voor ongeschoolde werklieden op
f 17.40 tot f 20.10 voor geschoolde werklieden met
eenige vakkennis of routine op f 17.94 tot f 20.64
voor vaklieden en hen, die in geregelden afwisselenden
dag- en nacht- en Zondagsdienst werkzaam zijn, op
f 18.48 tot f21.18; voor vaklieden met bijzondere
vakkennis of verantwoording en eerste stokers op
f 19.02 tot f21.72;
c. van de afdeeling Leeuwarden van den bond
van werklieden in openbare diensten en bedrijven om
bet wekelijksch inkomen van de werklieden in dienst
der gemeente belangrijk te verhoogen, zoodat dit
overeenkomt met de tegenwoordig geldende levens
omstandigheden, alsmede een adres, waarbij op de
inwilliging van dat verzoek wordt aangedrongen
d. van de Leeuwarder politiedienaren-vereeniging
„Insamenwerking ligt onze kracht", om de jaarwedden-
regeling voor de politiedienaren te herzien en de
bedragen te verhoogen en de jaarwedden in week-
loonen om te zetten tot de door haar genoemde be
dragen tot verhooging van het kleedgeld tot f100.
en om de financiëele administratie door eigen per
soneel te doen uitvoeren
e. van het bestuur der afdeeling Friesland van
den Nederlandschen bond van gemeente-ambtenaren,
om de jaarwedde van de ambtenaren ter gemeente
secretarie en van den len klerk ten kantore van
den gemeente-ontvanger te bepalen op de in het
adres genoemde bedragen
f. van de afdeeling Leeuwarden van den alge-
meenen Nederlandschen ambtenaarsbond, om loons-
verhooging en om toekenning van een verhoogden
hoofd- en kinderbijslag.
Ten aanzien van de jaarwedden-regeling van de
secretarie-ambtenaren zal U evenwel binnenkort een
voorstel worden aangeboden, om de betrekkelijke
verordening op enkele ondergeschikte punten te her
zien.
Nog is in de raadsvergadering van 9 October 1917
aangehouden ons prae-advies, d.d. 12 September t.v.,
op het adres van het bestuur van het genootschap
van leeraren aan Nederlandsche gymnasia en het hoofd
bestuur van de vereeniging van leeraren bij het mid
delbaar onderwijs, om de tractementen van de rec
toren, de conrectoren, de directeuren en de leeraren
van gemeentelijke inrichtingen van voorbereidend hoo
ger- en middelbaar onderwijs, voor zoover dat met
f
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1918. Bijl. no. S.
het oog op de tijdsomstandigheden niet is geschied,
zoo spoedig mogelijk tijdelijk met 25 te verhoogen.
De hierbedoelde ambtenaren zullen voor een groot
deel, door verhooging van de gestelde grenzen, van
de thans aangeboden duurtebijslag-regeling, bij hare
aanneming, kunnen genieten.
Terwijl wij de verschillende stukken weder bij U
ter tafel brengen, leggen wij mede over een staatje,
waarin is aangegeven een vergelijking tusschen de
bedragen, welke genoten zullen worden volgens de
ontworpen regeling, de nieuwe rijksregeling, het voor
stel Schaafsma en Terpstra met de tegenwoordigen
gemeentelijke bijslag-regeling.
Op grond van het voorafgaande hebben wij de eer,
onder terugneming van ons bovenbedoeld praj-advies
van 12 Sept. 1917, U voor te stellen te besluiten
1. tot vaststelling van een duurtebijslag-regeling
volgens het hierbij afgedrukt ontwerp
ONTWERP.
2. tot verwerping van het voorstel, d.d. 5 Jan.
1918, van de raadsleden M. Schaafsma en T. Terpstra;
3. de hierboven onder a tot en met f genoemde
adressanten, voor zooveel het daar vermelde betreft,
en het genootschap van leeraren aan Nederlandsche
gymnasia en het hoofdbestuur van leeraren bij het
middelbaar onderwijs te doen weten, dat op hun
verzoeken is gelet.
Leeuwarden, 30 Januari 1918.
Burgeweester en Wethouders van Leeuwarden
J. PATIJN, Burgemeester.
M. GOSLINGS, Secretaris.
Regelen voor het verleenen van een
duurtebijslag aan ambtenaren en werklieden der
gemeente Leeuwarden.
1.
Gerekend van 1 Januari 1918 af wordt voor de
gemeentewerklieden en voor de gemeentemmbtenaren
uit de gemeentekas een duurtebijslag toegekend aan
allen, uitgezonderd degenen, die als zoodanig aan
spraak op een duurtebijslag uit 's Rijks kas hebben
a. die in vasten gemeentedienst zijn en wier ge-
praesteerde diensten ten minste 24 uren per week
in beslag nemen;
b. die in tijdelijken gemeentedienst zijn en wier
gepraesteerde diensten ten minste 6 uren per werk
dag in beslag nemen in het tijdvak, waarvoor één
termijn van den bijslag wordt berekend.
2.
De regeling geldt voor
a. gehuwden
b. weduwnaars (weduwen) en gescheiden echtge-
nooten, die een of meer kinderen beneden den leeftijd
van 17 jaren of oudere kinderen die, blijkens over
gelegde geneeskundige verklaring, lichamelijk onge
schikt zijn tot het verrichten van loonenden arbeid,
te hunnen laste hebben
c. ongehuwde kostwinners. Als zoodanig worden
aangemerkt zij, die aantoonen, dat zij zich blijvend
en geheel hebben belast met het onderhoud van
ouders (pleegouders), grootouders, broeders of zusters;
d. weduwnaars (weduwen) en gescheiden echtge-
nooten zonder kinderen als bedoeld onder b, die op
overeenkomstige wijze leven als gehuwden en dus
139