168 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1918. de verordening tot het heffen van schoolgeld voor het onderwijs aan de school voor middelbaar onder wijs voor meisjes, vastgesteld bij besluit van den 23 Februari 1909, goedgekeurd bij Koninklijk besluit van 2b April 1909, no. 21, gemeenteblad no. 9 van 1909). BESTAANDE REDACTIE. Artt. 1 t/m. 5 ongewijzigd. B. VERORDENING op de invordering van het schoolgeld voor het onder wijs aan de school voor middel baar onderwijs voor meisjes. Art. 1. De directrice der school legt in de eerste dagen der maand Januari van ieder jaar eene lijst aan van de op 1 Januari lot de schoolbevolking behoo- rende leerlingen, ingericht overeenkomstig het door Burgemeester en Wethouders vast te stellen model. In die lyst worden de in den loop van het jaar plaats hebbende veranderingen in de schoolbevol king dadelyk en nauwkeurig aangeteekend. Art. 2. A óór den 10 Januari wordt door de directrice een door haar voor deugdelijk verklaard afschrift van de in de eerste alinea van het vorig artikel bedoelde lijst aan Burgemeester en Wethouders gezonden, onder overlegging van de in het vorige jaar aangehouden lyst. Een uittreksel uit de lijst van het loopende jaar, wat de veranderingen in de schoolbevolking betreft, wordt vervolgens door haar vóór den öen van iedere maand aan Burgemeester en Wethouders inge diend. Hebben in den loop eener maand geene veran deringen plaats gehad, dan wordt het uittreksel vervangen door een negatief bericht. Art. 3. Burgemeester en Wethouders doen uit de vol gens het vorig artikel ontvangen opgaven zoo spoe dig mogelijk sehoolgeldlijsten opmaken en zenden die na vaststelling, aan den gemeente-ontvanger ter invordering van de daarin uitgetrokken bedra gen toe. Van die toezending geschiedt openbare kennis geving. Art. 4. Na ontvangst van een schoolgeldlijst zendt de ge meente-ontvanger binnen veertien dagen een aan slagbiljet, waarvan het model door Burgemeester en Wethouders wordt vastgesteld, aan de daarin voorkomende schoolgeldpliehtigen. Art. 5. De schoolgelden zijn vorderbaar in zoovele ter mijnen als er na de maand, wrnarin eene lijst is vast gesteld, nog maanden van het dienstjaar overblij ven. De eerste termijn vervalt den laatsten dag van inTiffl de maand, volgende op die, waarin de vaststelling heeft plaats gehad, en zoo vervolgens den laatsten dag van iedere opvolgende maand één termijn. De schoolgelden, uitgetrokken op de lijsten, die na de maand November worden vastgesteld, zijn één maand daarna ineens vorderbaar. Art. 6. Bij nalatigheid in het tijdig aanzuiveren van ver vallen termijnen geschiedt de invordering overeen komstig de voorschriften van de artt. 258 tot en met 261 der gemeentewet. In dat geval zijn Burgemeester en Wethouders, de commissie van toezicht op het middelbaar onder wijs gehoord, tevens bevoegd, de toelating op de school van de leerlinge, die het betreft, in te trok ken. Art. 6. Bij nalatigheid in het tijdig aanzuiveren van ver vallen termijnen geschiedt de invordering overeen komstig de voorschriften van de artt. 258 tot en met 261 der gemeentewet. In dat geval zijn Burgemeester en Wethouders tevens bevoegd, de toelating op de school van de leerlinge, die het betreft, in te trekken. Overgangsbepaling. Art. 7. Voor het dienstjaar 1918 wordt in de artikelen 1 en 2 voor Januari gelezen September. Slotbepaling. Art. 8. Deze verordening treedt in werking den len Sep tember 1918, met welk tijdstip wordt ingetrokken de verordening op de invordering van het school geld ovor het onderwijs aan de school voor middel baar onderwijs voor meisjes, vastgesteld bij besluit van den 23 Februari 1909 (gemeenteblad no. 9 van 1909). Leeuwarden, 19 De Raad voornoemd, 169

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1918 | | pagina 85