Bijlage no. 25.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1918.
eene inrichting van Hooger- of Middelbaar onder
wijs zijn werkzaam geweest, kunnen de dienstjaren
aan die inrichtingen op den bij het vorig artikel be
paalden voet, zoowel bij de bepaling der aanvamgs-
jaarwedde, als bij de toepassing der periodieke ver
hoogingen in rekening worden gebracht.
Art. 4.
Behalve de bovengenoemde vaste leeraren kun
nen door den Baad op voorstel van curatoren tijde-
djeüjke leeraren voor één cursus worden aangesteld.
De bezoldiging wordt alsdan berekend naar 100.
per feitelijk lesuur per week, voor zoover hunne be
zoldiging niet op andere wijze is geregeld.
Art. 6.
Ingeval van ontstentenis of van afwezigheid we
gens ziekte van den rector of van een leeraar lan
ger dan één maand kan hem die den conrector of
den leeraar vervangt, naar omstandigheden eene
belooning, berekend naar 100.per wekelijksch.
lesuur per jaar, boven zijne gewone bezoldiging
worden toegekend.
Ingeval aan een leeraar meer leisuren worden op
gedragen dan: het maximum getal, bepaald bij arti
kel 15, 2e lid, der verordening voor het gymnasium,
wordt hem eene belooning, berekend naar 100.
per wekelijksch lesuur per jaar, boven zijne gewone
bezoldiging toegekend, doch tot geien hooger bedrag
dan 300.
IV.
Artikel 4 wordt genummerd art. 3 en gelezen als
volgt:
Behalve de bovengenoemde vaste leeraren kun
nen door den Raad op voorstel van curatoren, den
inspecteur gehoord, tijdelijke leeraren voor één
cursus of gedeelte daarvan worden aangesteld.
De bezoldiging wordt alsdan geregeld overeen
komstig het bepaalde in art. 2.
V.
Artikel 6 vervalt.
VI.
De artikelen 5, 7, 8, 9 en 10 worden genummerd
respectievelijk 4, 5, 6, 7 en 8.
VII.
Na artikel 8 (oud 10) wordt een nieuwe over
gangsbepaling ingelascht luidende als volgt:
Art. 9.
Zij, wier inkomsten krachtens vroegere regelin
gen het bedrag, dat hun volgens deze verordening
zou toekomen, overschrijden of later mochten over
schrijden, blijven hunne aanspraken behouden.
B. te bepalen dat deze verordening geacht
wordt in werking te zijn getreden den len
Januari 1918.
Leeuwarden, 19
De Raad voornoemd,
190—192
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1918. tfijl. no.
VERHOQGiNG van het veergeld.
Aan den Gemeenteraad.
Aangezien er prijs gesteld werd op het behoud
van het pontveer tusschen den Westersingel en het
Zaailand, is op ons voorstel in. Uwe vergadering
van 11 April 1910 (Hand. blz. 79) besloten aan den
toenmaligen pachter Gabe de Jong de bediening
van deze pont op te dragen tegen betaling van
50.door de gemeente. Bij Uw besluit van 13
Maart 1017 zijn wij gemachtigd liet pontveer voor
één jaar of zoo noodig voor langer op door ons
goed te vinden voorwaarden, te verpachten. Dit is
tot 1,2 Mei 1918 geschied aan Jetze de Jong. Deze
acht echter thans de voorwaarden niet voldoende
om daaronder deze pont te blijven bedienen, hij is
hiertoe slechts dan bereid indien o.m. het veergeld
van een halve op één cent wordt gebracht en het
week-abonnement van een stuiver op 10 cent.
Het komt ons voor dat tegen deze regeling geen
groot bezwaar valt aan te voeren, het veergeld blijft
ook dan nog onder ieders bereik. Dit geldt echter
ook voor de andere voren en, daar het beter is de
regeling voor alle gelijk te maken, wenschen wij
voor het gebruik van alle ponten het veergeld te
verhoogen tot onderscheidenlijk één cent en tien
ONTWERP.
BESTAANDE REDACTIE.
Art. 2.
Het veergeld bedraagt voor iedere overvaart per
persoon een halve cent, doch bij abonnement gedu
rende eene week, aanvangende iederen Maandag,
voor elke persoon en voor ieder pontveer vijf cent.
cent. Eene becijfering dat de aldus verkregen in
komsten de voor de gemeente daartegenover staan
de uitgaven niét te boven zullen gaan, is overbodig
omdat voor werken en, inrichtingen ten dienste van
het verkeer binnen de gemeente deze regel van
artikel 254 der Gemeentewet niet geldt. Dit stand
punt heeft de raad trouwens al dadelijk na de vast
stelling der tegenwoordige lezing van dit artikel
ingenomen, bij het wijzigen dezer zelfde verorde
ning tot heffing van veergeld (Hand. 1898 22 No
vember blz. 149). Met de Jong is voorloopig overeen
gekomen dat van 12 Mei af, den dag waarop het loo-
pende contract geëindigd was, als veergeld mag
worden gevraagd 1 cent per persoon per overtocht
en 10 cent per weekabonnement. Voor de overige
ponten zal de nieuwe regeling het best kunnen in
gaan met het einde der thans loopende pachtcon
tracten.
Wij hebben op grond van het bovenstaande de eer
U voor te stellen te besluiten:
de verordening tot heffing van veergeld voor
het gebruik van door de gemeente aangelegde pont
veren te wijzigen volgens bijgevoegd ontwerp.
Leeuwarden, 15 Mei 1918.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
J. PATIJN, Burgemeester.
M. GOSLINGS, Secretaris.
De Raad der gemeente Leeuwarden;
gezien het voorstel van Burgemeester en Wet
houders
besluit
vast te stellen tie volgende
VERORDENING tot wijziging van de verorde
ning tot het heffen van veergeld voor
het gebruik maken van door de gemeente
Leeuwarden aangelegde pontveren. (Gem.
blad 1908 no. 6 en 1909 no. 5.)
Artikel I.
In artikel 2 vervalt het woord „halve" en wordt
het woord „vijf" vervangen door „tien".
Artikel II.
Deze wijziging treedt in werking, voorzoover be
treft de pont onder b van artikel 1 genoemd met
den dag der goedkeuring dezer verordening dooi
de Kroon en voorzoover betreft de pontveren on
der a en c van artikel 1 genoemd op 12' Mei 1921.
Leeuwarden, 19
De Raad voornoemd,
193