Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1919. gen, verzameld en naafloop van het jaar overgebracht ten kantore van den Directeur. Art. 8. Van de begravingen, die hebben plaats gehad, wordt in het daarvoor bestemd register door den doodgraver aanteekening gehouden. Art. 9. Geene graven worden door den doodgraver gedolven of geopend dan op last van den Directeur. Hij voldoet aan dien last zoo, dat ten minste uur, vóórdat een begraving moet plaats hebben, het graf gereed is en de benoodigde gereedschappen ge heel in goeden staat aanwezig zijn en na het begraven het graf onmiddellijk wordt dicht gemaakt. Hij zorgt, dat alle bij het begraven gevorderde ge reedschappen eiken avond na afloop der werkzaam heden op de daarvoor bestemde plaats worden ge borgen. Art. 10. De doodgraver en de tuinman zijn gehouden, bij het lichten en weder leggen van zerken de meest mogelijke voorzichtigheid in acht te nemen, en deze in de gevallen, dat zij ter beschikking van de tijde lijke gebruikers van de graven worden gesteld, zoo noodig naar een, door den Directeur aan te wijzen, gedeelte der begraafplaats over te brengen. Art. 11. Het is hun verboden a. eenig vee op de begraafplaats te doen weiden b. linnen van anderen op de begraafplaats te bleeken of tot bleeken van eigen linnen eenige an dere ruimte op deze te gebruiken dan die, welke hun daarvoor door den Directeur is aangewezen c. de aarde, gras, zoden, hout of iets hoegenaamd van de genoemde inrichting afkomstig, af te voeren, te verkoopen of weg te schenken d. honden of eenig vee te houden. e. zonder toestemming van Burgemeester en Wet houders kippen te houden. Art. 12. Bij ziekte of ongesteldheid van den doodgraver of den tuinman geschiedt daarvan onmiddellijk mede- deeling aan den Directeur. Hij, die zich 1, 2 of 3 dagen buiten de gemeente wil begeven, behoeft daartoe de toestemming van den Directeurvoor eene afwezigheid langer dan van drie dagen wordt de vergunning van Burgemeester en Wethouders vereischt. Zij mogen zich, zonder toestemming van den Direc teur, nimmer gelijktijdig van de begraafplaats ver wijderen. Des Zondags is hij, die dienst heeft, verplicht op bepaalde tijdstippen over de begraafplaats een ronde te doen. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1919. üijl. ÏIO. MEMORIE VAN TOELICHTING. Wanneer de Noorderbegraafplaats in gebruik ge nomen zal zijn, vermindert het gebruik van de begraafplaats aan de Spanjaardslaan. Begravingen daar zijn dan vrij zeldzaam, zoodat meer bedienden dan één doodgraver en één tuinman niet noodig zijn. De doodgraver zal mede moeten zorgen voor het onderhoud Art. 13. De doodgraver en de tuinman zijn verplicht ook op de Noorderbegraafplaats werkzaamheden te verrich ten, als de Directeur dat noodig oordeelt. Art. 14. Zij waken, voor zoover dit geacht kan worden tot hunne bemoeiingen te behooren, met nauwkeurigheid voor de richtige uitvoering van de bepalingen der wet van 10 April 1869 (Staatsblad no. 65) gelijk deze nader is gewijzigd, en der verordening van politie op het begraven en de begraafplaatsen in de gemeente Leeuwarden. Art. 15. Deze instructie treedt in werking tegelijk met de verordening op de inrichting en het gebruik van de Noorderbegraafplaats. Leeuwarden, 19 De Raad voornoemd, der begraafplaats, de tuinman bij begravingen den doodgraver moeten assisteeren artikel 3 bepaalt een en ander. Art. 11. Ook hier wordt den doodgraver en tuinman het houden van vee verboden. De praktijk toont aan dat dit verbod noodig is. 206 207

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1919 | | pagina 104