Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1919. dening. Het thans bestaande stelsel werkt belemme rend en geeft geen duidelijk overzicht. Betaling van aden en diploma's. De commissie is van meening dat het bezit van acten of diploma's, niet vereischt bij de benoeming, aanspraak doet gelden op eene daarvoor bepaalde vergoeding. Vrije woning. Do commissie is van oordeel, dat het bedrag, ge lijkstaande met de woninghuur eener dienstwoning 4- emolumenten, bij het salaris van den betrokkene moet worden opgeteld voor de berekening van zijn geheele salaris en pensioensgrondslag. Uniformgelden. De vraag of bestendigd dient te worden de be paling, dat aan ambtenaren, werklieden en boden een bedrag per jaar voor uniform moet worden gegeven, meent de commissio ontkennend te moeten beant woorden. De schommeling in de prijzen der stoffen maakte het uitgetrokken bedrag totaal onvoldoende. Burgemeester en Wethouders hebben dan ook dio bedragen verhoogd. Do commissie vindt het beter om van gemeentewege uniform te verstrekken op door Burgemeester en Wethouders te bepalen tijdstippen. Hot bedrag door Burgemeester en Wethouders vast te stellen ten einde dit in den pensioensgrondslag op te nemen. Persoonlijke toelagen. De persoonlijke toelagen, die hare oorzaak vinden in verschillende, steeds met het salaris verband houdende, overwegingen, bohooren, naar het oordeel der commissie, te worden afgeschaft. Bij de nieuwe salarissen zijn deze dan ook in het salaris opgenomen. Tijdstip der verhoogingen. Door al de organisaties was verzocht om de tijd stippen der periodieke verhoogingen in te korten. De ambtenaren wenschten die van drie op twee jaar te brengen. De Bond van Werklieden in openbare diensten en bedrijven vroeg verhoogingen om één jaar, terwijl de Nederl. Federatieve Bond en de Nederl. Christel. Bond van personeel in openbaren dienst afschaffing der periodieke verhoogingen bepleitten. Met dezen laatsten wensch kan onze commissie zich niet vereenigen. Het argument der voorstellers, dat de periodieke verhoogingen eene belemmering zijn voor eene salarisherziening als do economische factoren, die het salaris bepalen, zich wijzigen, wordt door de commissie niet gedeeld. Het stelsel der periodieke verhoogingen is naar het oordeel der commissie noodi"', O 7 omdat de geroutineerde ambtenaar en werkman voor de bedrijven meer waarde heeft dan de pas beginnende. Het aantal jaren, waar binnen het maximum kan worden bereikt, moet evenwel niet te veel zijn, en is door de commissie op 3 jaar bepaald met periodieke ver hoogingen om het jaar, terwijl er uniformiteit en geen stelselloosheid voor alle categorieën behoort te zijn. Daarom is onze commissie van meening dat allen na eenzelfde aantal jaren hun maximum moeten bereiken. Dienstjaren in andere plaatsen. Het komt onze commissie goed voor tegemoet te komen aan den wensch om dienstjaren, elders in overheidsdienst doorgebracht, bij de berekening van het salaris te doen medetellen. Dit stolsel wordt thans ook toegepast bij de onderwijzers en is gegrond op de practische ervaring, die den sollicitant zijn betrekkingelders heeft opgedaan. De commissie is van oordeel dat deze overweging eveneens kan gelden voor do andere ambtenaren en werklieden. Tijdelijke dienstjaren. Het komt de commissie gewenscht voor te bepalen, dat, wanneer tijdelijke dienst wordt gevolgd door vaste aanstelling, de tijdelijke diensttijd bij de bere kening van het salaris zal medetellen. Overgang in hoogeren rang. Do wensch werd geuit om een einde te maken aan het stelsel, dat een ambtenaar of werkman bij bevor dering steeds weer op het minimum van den hoogeren rang moet beginnen. Onze commissie deelde deze bezwaren. Het komt haar gewenscht voor dat een ambtenaar of werkman bij bevordering tot hoogeren rang recht heeft op een salaris dat meer is dan dat in den lageren rang. Een goede regeling komt het de commissie voor, te bepalen, dat bij bevordering het salaris wordt genoten, dat het naast ligt boven dat hetwelk de ambtenaar of werkman had in zijn lageren rang. Voorbeeld Een agent van politie 3e klasse met 3 dienstjaren wordt bovorderd tot agent van politie 2e klasse. Het salaris van den bevorderde is volgens de nieuwe regeling na 3 jaren dienst 28 gulden. Hij ontvangt nu bij do bevordering niet het beginsalaris van 28 gulden als agent van politie 2e klasse, doch krijgt het naast lioogere in dien rang, 29 gulden. Betaling der overuren. De commissie heeft hare nieuwe salarissen gebaseerd op een normalen werkdag. Voor de werklieden bestaan bepalingen omtrent de overuren in het Werklieden- reglement. Waar dergelijke bepalingen niet voor de ambtenaren en de politie bestaan, is de commissie van meening dat deze groepen recht hebben op een regeling, die hen niet ten achter stelt bij de werklieden. Pensioenstortingen voor rekening der Gemeente. Bij besluit van Uwen Raad werd in handen van onze commissie gesteld het adres van het Algemeen Comité van Overheidspersoneel (A. C. O. P.), inhou dende het verzoek om de premie 'voor pensioenstor tingen voor rekening van de gemeente te nemen. 214 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1919. Bijl no. 12. Deze zaak, die toen reeds in onze commissie breed voerig was besproken, heeft onze sympathie. Datum van ingang. De commissie is eenstemmig van meening dat de voorgestelde loonsverbeteringen behooren in te gaan op 1 Januari 1919. Duur tebij slag. In verband met het vorenstaande behoort naar het oordeel der commissie de thans geldende duurtetoeslag te worden ingetrokken, met dien verstande dat niemand hierdoor schade zal kunnen ondervinden. Kindertoeslag. De meerderheid der commissie kan zich hiermede niet vereenigen, terwijl de minderheid dezen toeslag noodzakelijk acht en daaromtrent hieronder een voor stel indient. Als resultaat van haar onderzoek, heeft de commissie de eer voor te stellen dat Uwe Vergadering besluite a. Tot nadere vaststelling der salarissen, zooals zij in het rapport door de commissie worden voorge steld, c.q. daartoe bij het hoogere bestuur de vereischte stappen te doen. b. Burgemeester en Wethouders te verzoeken al de salarissen van ambtenaren en werklieden in één ontwerp-verordening vast te leggen. e. Akten en diploma's, andere dan Burgemeester en Wethouders eischen bij de oproeping of bevorde ring, met 50.voor iedere akte of diploma te betalen, tot een maximum van twee. d. Uniform of ambtskleeding te verstrekken op kosten der gemeente, hoeveelheid, duur en het bedrag te bepalen door Burgemeester en Wethouders. e. De persoonlijke toelagen in te trekken. f. Te bepalen dat voor ambtenaren en werklieden de periodieke verhoogingen om het jaar zullen vallen en het maximum na 3 jaar dienst zal zijn bereikt. g. Dienstjaren in andere plaatsen, naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders in een zelfde be trekking doorgebracht, mede te tellen bij de perio dieke verhoogingen. h. Tijdelijke dienstjaren, indien zij worden opgevolgd door vaste aanstelling, mede te tellen bij de periodieke verhoogingen. i. Dat bij bevordering tot hoogeren rang het naast hoogere salaris in de nieuwe tractementschaal zal worden genoten. j. Dat uren, gedurende welke langer dan den nor malen arbeidsduur per dag wordt gewerkt, extra worden betaald. k. Dat de gomeente de stortingen, voor eigen en weduwenpensioen verschuldigd ingevolge de pen sioenwetten voor de gemeenteambtenaren, voor hare rekening neemt. I. Dat de nieuwe salarisregeling zal ingaan met 1 Januari 1919, doch alleen zal gelden voor hen, die op den datum van het raadsbesluit in dienst der gemeente zijn. m. Dat de besluiten omtrent het verleenen van duurtebijslag, geregeld bij raadsbesluit van 12 Maart 1918, met ingang van 1 Januari 1919 vervallen, met dien verstande, dat niemand minder mag ontvangen dan thans aan salaris en bijslag genoten wordt. n. Dat de sedert 1 Januari 1919 genoten gelden wegens toeslag met het loon zullen worden verrekend. Voorstel van de minderheid, inzake het toekennen van een kinderbijslag. Ondergeteekende heeft de eer het volgende voorstel den Raad aan te bieden I. Aan werklieden en ambtenaren in dienst der- Gemeente, die meer dan drie wettige kinderen te hunner verzorging hebben, een kinderbijslag te geven voor ieder kind meer dan drie. II. Dezen kinderbijslag te doen eindigen bij het be reiken door het kind van den vijftienjarigen leeftijd. III. Dezen kinderbijslag vast te stellen als volgt 1Bij een salaris tot en met 1500.— 4% van het salaris. 2. Bij een salaris tot en met ƒ2500.— 3% van het salaris. 3. Bij een salaris tot en met ƒ3500.— 2% van het salaris. S. DIJSTRA. 215

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1919 | | pagina 108