Bijlage no. 13.
I*;
Bijlage tot het verslag der handelingen van den g<
VERBREEDING van dePeperstraat(bijlage no. 21 van 1917.)
Aan den Gemeenteraad.
Bij de wet van 17 Juni 1918 (Staatsblad no. 381) is het
algemeen nut uitgesproken van de onteigening ten
name van de gemeente van eigendommen in de Peper
straat, ter verbreeding dier straat op de wijze als hiertoe
den 12 Juni 1917 (bijlage 21 van dat jaar) door U
besloten was. Bij Koninklijk besluit van 19 September
1918 no. 18 heeft de aanwijzing der te onteigenen
perceelen plaats gehad, die opgenomen is in de
Staatscourant van 5 October 1918 no. 233.
Artikel 2 der aangehaalde wet bepaalt dat zij ver
valt, voor zoover de onteigening der niet in der minne
aangekochte eigendommen bij den rechter niet binnen
één jaar na de dagteekening dier Staatscourant is
aangevraagd. Wij hebben dus spoedig na de bedoelde
aanwijzing ons in verbinding gesteld met een tweetal
deskundigen, aan wie het gelukt is de onderscheidene
eigendommen, met uitzondering van twee, tegen voor
dezen tijd aannemelijk te achten prijzen, in handen te
krijgen. Het eerste van die twee perceelen betreft het
gedeelte van het kadastrale no. 939 aan de noordzijde
der straat, een stoep, eigen aan J. Dijkstra, wed. S.
H. Wigersma, met wie reeds vooraf door ons college
overeenstemming verkregen was het tweede is het
no. 923, tapperij, toebehoorende aan F. Pranger, die
niet bereid bevonden is op billijken grondslag eeniger-
lei overeenkomst met de gemeentelijke taxateurs aan
te gaan, niettegenstaande zij hem in ruil tegen zijn
eigen pand, waarvoor hij den onevenredig hoogen
prijs van 35000.bedingt, die ver van de schatting
afwijkt, een grooter en beter pand aanboden, waarbij
de gemeente een uitgaaf van ten hoogste 26000.
had behoeven te doen. Tegen Pranger zal de gerechte
lijke onteigening dus voortgang moeten hebben, indien
hij niet ingaat op de aanbieding van 26000.die de
deskundigen aanraden hem te doen en die wij op de
door hen aangevoerde gronden overnemen.
Ten aanzien van de door onderscheidene eigenaren
voor den afstand aan de gemeente hunner eigendommen
gestelde voorwaarden, dat Burgemeester en Wethou
ders krachtens de politieverordening vergunning geven
tot het hebben van zonneschermen e. d., is nader de
afspraak gemaakt, dat zij genoegen nemen met de
toezegging, die wij bij dezen doen, dat voor de bedoelde
vergunningen dezerzijds alle mogelijke medewerking
zal worden verleend een bepaling daaromtrent opne
men in een burgerrechtelijke overeenkomst brengt,
gelijk in de rede ligt, bezwaren met zich mede. Dit
zelfde geldt evenzeer voor een andere voorwaarde,
die een tweetal eigenaren, van der Noord en de firma
L. Dijkstra, aan hun afstand verbinden, n.l. deze, dat
de koopsom 3000.hooger is voor geval Burge
meester en Wethouders niet medewerken tot over
brenging van het vergunningsrecht naar een ander
van Leeuwarden, 1919. Bijl. no. 13.
voor hen geschikt perceel in deze gemeente. Ook
hieromtrent kan de Raad geen bepalingen in zijn
besluit opnemen. Burgemeester en Wethouders zouden
niettemin geheel vrij en zelfs verplicht zijn de Drank
wet in casu zoo toe te passen als hun voorkomt juist
te zijn, zonder gebonden te mogen zijn aan een uit
spraak van den Raad. De formuleering kan nu, met
instemming der betrokkenen, zoo gevonden worden
dat de koopprijs dadelijk 3000.hooger wordt ge
steld, doch met dat bedrag wordt verminderd indien
hun krachtens de bepalingen der wet, doch zonder
bijkoopen van eene tweede vergunning, en de mede
werking van Burgemeester en Wethouders elders een
drankvergunning wordt verleend. Er is dan tweeërlei
koopsom, waarvan de lagere voorwaardelijk is. In
verrekening komt bovendien het bedrag dat de even-
tueele afstandverklaring der vergunning opbrengt.
Ten slotte zij nog medegedeeld dat het bedrag,
waarvoor R. van der Linden zijn stoep afstaat, hoog
schijnt in vergelijking met wat de andere eigenaren
hebben gevraagd, doch matig mag heeten in verband
met de hooge kosten die hij als gevolg van de weg
neming der stoep en de daarop liggende traptreden
voor een goeden toegang tot zijn woonhuis zal moeten
maken. Bovendien neemt van der Linden alle kosten
van wijziging van zijn perceel voor eigen rekening,
terwijl de gemeente deze uitgaven bij alle andere
panden aan de noordzijde der straat zelve moet
bekostigen.
Ten opzichte van al de andere eigenaren dan de
bovengenoemde F. Pranger, stellen wij U, onder
overlegging der stukken, voor te besluiten
I. van hen de navolgende eigendommen aan te
koopen, tegen de achter ieders naam vermelde prijzen
en op de door hen in de betrekkelijke bereidverkla
ringen gestelde voorwaarden, als van:
1. Georg Carl Voss, koopman, te Leeuwarden,
van het kadastrale perceel, sectie B no. 2620, groot
1 A. 72 c.A., huis en erf, het gedeelte groot 12 c.A.,
uitmakende de stoep aan de zijde der Peperstraat,
voor de som van ƒ1.
2. Georgius Nicolaas Jacobus Rolf, horloger en
winkelier, te Leeuwarden, van het kadastrale perceel,
sectie B no. 943, groot 45 c.A., huis en erf, het ge
deelte groot 4 c.A., uitmakende de stoep aan de zijde
der Peperstraat, voor de som van 50.
3. Hendrik Broeksma, stucadoor, te Utrecht, van
het kadastrale perceel, sectie B no. 940, groot 36 c.A.,
huis en erf, het gedeelte groot 4 c.A., uitmakende
de stoep aan de zijde der Peperstraat, voor de som
van 50.—
4. Johanna Dijkstra weduwe Servaas Haantje-
Zoon Wigersma, zonder beroep, thans te Baarn, van
het kadastrale perceel, sectie B, no. 939, groot 36
c.A., huis, het gedeelte groot 5 c.A., uitmakende de
stoep aan de zijde der Peperstraat, voor de som van
25.-
5. Abraham de Bruin, koopman, te Leeuwarden,
223