Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1919.
B. VERORDENING op de invordering der
belasting onder den naam van bruggeld,
geheven wordende voor het afdraaien
of ophalen van de Harlingervaartsbrug,
de Wirdumerpoorlsbrug, de Prins Hen-
drikbrug, de Vrouwenpoortsbrug, de
Noorderbrug, de Verversbrug, de bruggen
over het Nieuwe Kanaal, de Oosterbrug,
de Vlietsterbrug, de Boomsbrug, de Blauwe
Brug, de Witte Brug en de Poppebrug.
Artikel 1.
De inning van het bruggeld geschiedt bij de Har
lingervaartsbrug, de Wirdumerpoortsbrug, de Prins
Hendrikbrug, de Vrouwenpoortsbrug, de bruggen over
het Nieuwe Kanaal en de Oosterbrug door middel
van gadering, tenzij de Raad besluit de inning door
middel van openbare verpachting te doen plaats
hebben.
De inning van het bruggeld geschiedt bij de
Vlietsterbrug, de Boomsbrug, de Blauwe Brug, de
Witte Brug en de Poppebrug door middel van open
bare verpachting, tenzij de Raad besluit de inning
door middel van gadering te doen plaats hebben.
Artikel 2.
De gaarders worden door Burgemeester en Wet
houders benoemd. Dezen voorzien hen van eene
instructie, waarin mede wordt bepaald de wijze van
verantwoording der geïnde bruggelden.
De instructie wordt aan den Raad medegedeeld.
De Raad bepaalt de belooning der gaarders.
De namen der pachters worden door Burgemeester
en Wethouders door openbare afkondiging en mede-
deeling in een of meer in de gemeente uitkomende
nieuwsbladen bekend gemaakt.
Artikel 3.
Het verschuldigde bruggeld moet door de belasting
schuldigen op de eerste mondelinge aanvrage van
den gaarder of pachter door dezen worden voldaan.
Artikel 4.
Indien een belastingschuldige hierin nalatig is,
geeft de gaarder of pachter daarvan terstond kennis
aan den ambtenaar bedoeld in artikel 261 der Ge
meentewet, die deswege overeenkomstig artikel '275
dier wet proces-verbaal opmaakt en dat aan den ge
meenteontvanger ter hand stelt, ten einde de invor
dering te doen plaats hebben overeenkomstig de arti
kelen 258 tot en met 261 der Gemeentewet.
C. Deze verordeningen in werking te doen treden
1 Augustus 1919.
Op dat tijdstip vervallen de verordeningen tot hef
fing en op de invordering van eene belasting onder
234
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1919. Bijl no. 16.
den naam van bruggeld voor het afdraaien van de
Harlingervaartsbrug, de Wirdumerpoortsbrug, de Prins
Hendrikbrug, de Vrouwenpoortsbrug, de Noorderbrug,
de Verversbrug en de beide bruggen over het Nieuwe
Kanaal (Gemeenteblad 1913, no. 12) en de verorde
ningen tot heffing en op de invordering van brug
gelden voor het afdraaien of ophalen van de Vlietster
brug, de Boomsbrug, de IJzeren Ophaalbrug, de
Blauwe Brug en de Poppebrug te Leeuwarden (Ge
meenteblad 1904, no. 5).
Leeuwarden, 19
De Raad voornoemd
235