Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1919. hoogere inrichting. Yan de jaarwedde van 1800. moet dan worden afgetrokken een bedrag van 6 X 1800 30 60.f 360.waardoor zijne belooning als onderwijzer aan de lagere scholen be draagt 1800.— min 360.— 1440.— In verband met vorenstaande hebben wij de eer U voor te stellen te besluiten onder intrekking van Uwe besluiten van 1 September 1914 no. 304"/166, 27 Maart 1917 no. 127777" en 25 September 1917 no. 386R/207, vast te stellen de hier onder opgenomen ontwerp-verordening, regelende de jaarwedden van de vakonderwijzers in de gymnastiek aan de scholen voor openbaar lager onderwijs in de gemeente Leeuwarden. Leeuwarden, 26 Juni 1919. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, J. M. VAN BEYMA, Burgemeester. M. GOSLINGS, Secretaris. ONTWERP. De Raad der gemeente Leeuwarden, Overwegende, dat het wenschelijk is de jaarwedden van de vakonderwijzers in de gymnastiek aan de scholen voor openbaar lager onderwijs, welke tot dus ver bij afzonderlijke raadsbesluiten werden geregeld, in eene verordening vast te leggen Gelet op het voorstel van Burgemeester en Wet houders Besluit vast te stellen de navolgende VERORDENING tot regeling der jaarwedden van de vakonderwijzers in de gymnastiek aan de scholen van openbaar lager onderwijs te Leeuwarden. Artikel 1. De jaarwedden van de vakonderwijzers in de gym nastiek bedragen bij een diensttijd van minder dan twee jaren 1500.—, twee en meer, doch minder dan vier jaren 1650. vier zes 1800.-, zes n p acht 1950. acht r, n tien 2100—, tien n v n n n twaalf,, 2250.—, twaalf en meer jaren n 2400.—. Als diensttijd komt in aanmerking de tijd als vak onderwijzer in de gymnastiek doorgebracht aan scholen van hooger, middelbaar of lager onderwijs. Artikel 2. De onderwijzers moeten in het bezit zijn van de acte gymnastiek middelbaar onderwijs. Artikel 3. De onderwijzers zijn verplicht ten hoogste 30 uren per week les te geven aan door Burgemeester en Wethouders aan te wijzen gemeentelijke inrichtingen van onderwijs. Voor elk wekelijksch lesuur opgedragen boven het in het eerste lid genoemde maximum, zal eene jaar- lijksche belooning worden uitgekeerd, gelijk aan het bedrag der jaarwedde volgens art. 1, gedeeld door 30. 264 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1919. Bijl. no. 23. Voor elk wekelijksch lesuur, dat gegeven wordt aan inrichtingen van hooger of middelbaar onderwijs, wordt de volgens art. 1 genoten jaarwedde verminderd met een bedrag, gelijk aan het 1/30 van die jaarwedde. Artikel 4. De verhooging van jaarwedde ingevolge artikel 1 geschiedt door Burgemeester en Wethouders. Dit college is bevoegd, gehoord het advies van de Commissie van Toezicht op het Lager Onderwijs, eene periodieke verhooging niet toe te kennen, indien deonder- wijzer, die voor verhooging in aanmerking komt, geen voldoende blijken van geschiktheid, ijver en toewijding mocht hebben gegeven. Van het niet toekennen der verhooging wordt aan den belanghebbende mededeeling gedaan. Deze kan binnen een maand, nadat de beslissing van Burgemeester en Wethouders te zijner kennis is gebracht, bij den Gemeenteraad beroep instellen. Behoudens toepassing van het tweede lid, gaat elke verhooging van jaarwedde in met den eersten dag der maand, volgende op die, waarin daarop aanspraak is verkregen, tenzij de diensttijd op den eersten dag der maand volbracht zij in dat geval gaat zij op dien datum in. Artikel 5. Bij opheffing of reorganisatie van het onderwijsbaar- door een onderwijzer buiten betrekking zou geraken, zal hij een wachtgeld genieten tot een bedrag, nader door Burgemeester en Wethouders in overleg met de Commissie van Toezicht op het Lager Onderwijs te bepalen. Artikel 6. Het aan de onderwijzers op verzoek te verleenen eervol ontslag gaat niet eerder in dan twee maanden na den dag, waarop het verzoek om ontslag is ingekomen. Artikel 7. Bij de aanvrage aan Burgemeester en Wethouders om verlof tot afwezigheid wegens ziekte wordt tevens eene geneeskundige verklaring overgelegd, waaruit blijkt, dat de betrokkene wegens ongesteldheid ver hinderd is zijne betrekking waar te nemen. Heeft de afwezigheid langer geduurd dan drie maan den of wanneer het overigens door Burgemeester en Wethouders wordt gevorderd, hervat de betrokkene zijne werkzaamheden niet eerder dan na inzending aan Burgemeester en Wethouders van eene genees kundige verklaring, waaruit blijkt, dat die hervatting kan worden toegelaten met het oog op de belangen zoowel van het onderwijs als van den betrokkene zeiven en van de leerlingen. Bij onafgebroken afwezigheid wegens ziekte worden gedurende het eerste jaar na den datum, welke in het besluit, waarbij verlof is verleend, als aanvang daarvan is vastgesteld, de jaarwedde geheel uitbetaald gedurende het tweede jaar wordt op de jaarwedde ingehouden hetgeen in dien tijd besteed is aan de 265

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1919 | | pagina 133