Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1919. Onder de voornoemde ambtenaren, worden de ver- eischte werklieden, ten behoeve van de stadsreiniging en de exploitatie van het aschland in dienst gesteld. Bovendien kunnen ten kantore van de stadsreiniging één of meer klerken werkzaam worden gesteld. Art. 4. De jaarwedde van den Directeur bedraagt ƒ2400. tot 2600.die van de eerste opzichters ƒ1100. tot 1300.die van de tweede opzichters ƒ800. tot 1100,die van de klerken 600.tot /"900. De nadere bepaling van het bedrag der jaarwed den geschiedt, wat den directeur betreft, door den Raad en, wat de opzichters en de klerken aangaat, door Burgemeester en Wethouders, een en ander met dien verstande, dat in den regel en in elk geval voorzoover ijver, toewijding en geschiktheid van den ambtenaar niet te wenschen overlaten, telkens na drie jaren diensttijd binnen de in het eerste lid gestelde grenzen verhooging van wedde plaats vindt van ten minste 100. De verhooging van jaarwedde gaat in met den eersten dag van de maand, volgende op den vol brachten driejarigen diensttijd, tenzij de diensttijd op den eersten dag van de maand volbracht zij in dat geval gaat zij op dien datum in. Art. 6, tweede lid. In 't algemeen mogen geene van de bij artikel 1 genoemde ambtenaren en werklieden voor particulieren eenige diensten verrichten en onder welken naam ook, voor de werkzaamheden tot de reiniging of de exploitatie van het aschland in eenig verband staande, andere voordeelen of inkomsten uit de gemeentekas genieten, dan die bij deze verordening zijn vastgesteld, noch daarvoor eenige gift of belooning van bijzondere personen aannemen. Art. 9. De regeling van het getal werklieden bij de stads reiniging en de exploitatie van het aschland is opge dragen aan Burgemeester en Wethouders. Art. 3. Voor den dienst der gemeentewerken worden aan gesteld a. een directeur. b. een gemeentelijke inspecteur voor het woning toezicht, c. een hoofdopzichter, Bovendien kunnen ten kantore van de gemeentereini ging werkzaam worden gesteld een klerk belast met het financieel beheer en een of meer klerken. Art. 4 dezer verordening vervalt. Het 2de lid van art. 6 wordt gelezen In het algemeen mogen geene van de bij artikel 1 genoemde ambtenaren voor particulieren eenige diensten verrichten en onder welken naam ook voor de werk zaamheden, tot de gemeentereiniging in eenig verband staande, andere voordeelen of inkomsten uit de ge meentekas genieten dan die bij de salarisverordening 1919 zijn vastgesteld, noch daarvoor eenige gift of belooning van bijzondere personen aannemen. Art. 9 wordt gelezen De regeling van het getal werklieden bij de ge meentereiniging is opgedragen aan Burgemeester en Wethouders. i. De Titel der Verordening regelende den rang, het getal, de benoeming, de bezoldiging enz. der ambte naren en werklieden van de gemeentewerken (gemeente bladen 1911 no. 19, 1912 no. 16, 1917 no. 4 en 1918 no. 13) wordt gelezen Verordening regelende den rang, het getal, de be noeming enz. der ambtenaren van de gemeentewerken. 284 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1919. Bijl no. 27, d. zeven opzichters, waaronder een voor de plant soenen, e. twee teekenaars, ten hoogste vijf klerken, onderscheiden in lste, 2de en 3de klerken, g. het vereischte getal vaste werklieden, waaronder behooren de schoonmaaksters. Het personeel, onder lett. d, en g vermeld, kan door burgemeester en wethouders tijdelijk worden uit gebreid, indien zij dit noodig oordeelen. Art. 4, derde lid. Tot die afdeeling behooren verder: de hoofdopzichter, zes opzichters, waaronder die voor de plantsoenen, de teekenaars, ten hoogste vier klerken, de vaste werklieden, de schoonmaaksters en het tijdelijk personeel, bedoeld in de laatste alinea van het vorig artikel, voor zoover dit door burgemeester wethouders niet bepaald wordt toegevoegd aan de tweede afdeeling. Art. 7. De jaarlijksche bezoldiging bedraagt voor den directeur 4.000. voor den gemeentelijken inspecteur voor het woning toezicht, ten minste ƒ2.000.en ten hoogste ƒ2.400. voor den hoofdopzichter, ten minste 1.800.en ten hoogste 2.200. voor de opzichters, ten minste 1.200,en ten hoogste 1.800. voor de teekenaars, ten minste 1.100.en ten hoogste 1.400. voor een len klerk, ten minste 1.000.en ten hoogste 1.300. voor een 2en klerk, ten minste 600.en ton hoogsto 900. voor een 3en klerk, ten minste 300.en ten hoogste 550. De nadere bepaiing van het bedrag der jaarwedde geschiedt voor den gemeentelijken inspecteur voor het woningtoezicht door den Raad, voor de andere ambtenaren door Burgemeester en Wethouders, met dien verstande dat in den regel en in elk geval voor zoover ijver, toewijding on geschiktheid van den amb tenaar niet te wenschen overlaten, telkens na drie jaren diensttijd binnen de in het eerste lid gestelde grenzen verhooging van wedde plaats vindt van ten minste 100. De verhooging van jaarwedde gaat in met den eersten dag van de maand volgende op den volbrachten drie-jarigen diensttijd, tenzij de diensttijd op den eersten dag der maand volbracht zij in dat geval gaat zij op dien datum in. Aan de opzichters en den teekenaar wordt boven hunne bezoldiging een jaarlijksche toelage toegekend van 50.voor het bezit van die akten of diploma's Art. 3 dezer verordering wordt na letter e gelezen: f. twee adjunct-commiezen, g. ten hoogste vijf klerken, onderscheiden in lste, 2de en 3de klerken, h. het vereischte getal vaste werklieden, waaronder behooren de schoonmaaksters. Het personeel, onder lett. d en g vermeld, kan door Burgemeester en Wethouders tijdelijk worden uitgebreid. In het derde lid van art. 4 wordt na „de teekenaars" ingevoegd „de adjunct-commiezen". Van art. 7 van deze verordening vervallen de vier eerste leden, zoodat het artikel thans luidt: De loonen der tijdelijke beambten worden door Burgemeester en Wethouders vastgesteld. 285 .ly..

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1919 | | pagina 143