1:1 m I Bijl. no. 28. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1919. lil; 9 i t 1 i Art. 5. Ontheffing of teruggave van schoolgeld wordt door Burgemeester en Wethouders verleend: 1. op aanvraag of ambtshalve: bij overlijden van den leerling wanneer deze de school verlaat wegens het eindi gen van den leertijd of door vertrek naar elders wanneer hij, die den leerling ter school heeft ge zonden, schriftelijk verklaart, dat de leerling de school niet meer zal bezoeken 2. op aanvraag van den schoolgeldplichtige wanneer uit een bewijs van een geneeskundige blijkt, dat de leerling in den loop van het jaar meer dan 30 dagen wegens ziekte de school niet heeft kunnen bezoeken. Art. 6. In de gevallen onder 1 van het vorig artikel ver meld wordt het verschuldigde over volle maanden, met inbegrip der maand van het overlijden of ver laten der school, volgens de bepalingen van art. 1 berekend. Het verschil tusschen den aanslag volgens de school- geldlijst en de uitkomst dezer berekening is het bedrag der ontheffing of teruggave. In het geval onder 2 wordt de ontheffing of teruggave op gelijke wijze berekend, doch over elke zeven dagen die de leerling de school niet heeft kunnen bezoeken. Van het bedrag der verleende ontheffing of terug gave wordt den belanghebbende door Burgemeester en Wethouders schriftelijk kennis gegeven. Art. 7. Deze verordening treedt in werking op een nader door Burgemeester en Wethouders te bepalen datum. C. VERORDENING op de invordering van school gelden op de Buitengewone school voor lager onderwijs te Leeuwarden. Art. 1. Het hoofd der school legt in de eerste dagen der maand Januari van ieder jaar een lijst aan van de op 1 Januari tot zijne school behoorende leerlingen, ingericht overeenkomstig het door Burgemeester en Wethouders vast te stellen model. In die lijst worden de in den loop van het jaar plaats hebbende veranderingen in de schoolbevolking dadelijk en nauwkeuring aangeteekend. Art. 2. Vóór den 10 Januari wordt door het hoofd een door hem voor deugdelijk verklaard afschrift van de 302 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1919. in de eerste alinea van het vorig artikel bedoelde lijst aan Burgemeester en Wethouders gezonden,onder overlegging van de in het vorige jaar aangehouden lijst. Een uittreksel uit de lijst van het loopende jaar, wat de veranderingen in de schoolbevolking betreft, wordt vervolgens door hem vóór den 5den van iedere maand aan Burgemeester en Wethouders ingediend. Hebben in den loop eener maand geene verande- deringen plaats gehad, dan wordt het uittreksel ver vangen door een negatief bericht. Art. 3. Burgemeester en Wethouders doen uit de volgens het vorig artikel ontvangen opgaven dadelijk na ont vangst eene schoolgeldlijst opmaken en zenden die, na vaststelling, aan den gemeente-ontvanger ter invor dering van de daarin uitgetrokken bedragen. Van die toezending geschiedt openbare kennisgeving. Art. 4. Na ontvangst van een schoolgeldlijst zendt de ge meente-ontvanger binnen veertien dagen een aanslag biljet, waarvan het model door Burgemeester en Wet houders wordt vastgesteld, aan de daarin voorkomende schoolgeldplichtigen. Art. 5. De schoolgelden, uitgetrokken op de lijsten, die in de maanden Januari en Februari voor het dan loopende jaar aan den gemeente-ontvanger ter invordering worden gezonden, zijn vorderbaar in tien gelijke ter mijnen. De eerste termijn vervalt den laatsten Februari en zoo vervolgens den laatsten van iedere opvolgende maand een termijn. De schoolgelden, voorkomende op de lijsten die in de maanden Maart tot en met November ter invor dering zijn verzonden, zijn vorderbaar in zooveel gelijke termijnen, als er na die toezending aan den gemeente-ontvanger nog maanden van het jaar over blijven. De eerste termijn vervalt den laatsten dag van de maand, volgende op die, waai in de toezendiüg heeft plaats gehad, en zoo vervolgens den laatsten van iedere opvolgende maand een termijn. De schoolgelden uitgetrokken op de lijsten, die later aan den gemeente-ontvanger ter invordering worden toegezonden, zijn een maand daarna ineens vorderbaar. Art. 6. Bij nalatigheid in het tijdig aanzuiveren van ver vallen termijnen geschiedt de invordering overeen komstig de voorschriften van de artt. 258 tot en met 261 der gemeentewet. In dat geval zijn Burgemeester en Wethouders, de commissie van toezicht op het lager onderwijs gehoord en met goedkeuring van den districts-schoolopziener, tevens bevoegd de toelating op de school van den leerling, dien het betreft, in te trekken. 303

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1919 | | pagina 152