Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1919.
ook die regeling te laten gelden. Voorgesteld wordt
dus dat lid in dien zin te wijzigen dat die tijdelijke
onderwijzers eeue wedde zullen genieten, berekend
naar het aanvangsbedrag van de gewone onderwijzers
aan deze school. Het komt bovendien in de praktijk
toch hierop neer, dat voor deze tijdelijke betrekkingen
gewone leerkrachten, dat wil zeggen leerkrachten, die
geen bijzondere studie van het onderwijsgeven aan
eene school als hier bedoeld hebben gemaakt, worden
benoemd. Deze onderwijzers genieten dan toch al
300.meer dan hun collega's aan de gewone lagere
scholen, omdat wordt voorgesteld de aanvangswedde
voor de onderwijzers aan deze school op dat hoogero
bedrag te bepalen.
Het vierde lid kan onveranderd blijven bestaan.
Hier worden bedoeld tijdelijke onderwijzers, die, al
vorens eene vaste aanstelling te ontvangen, voor-
loopig tijdelijk worden benoemd, om te zien, zoowel
in het belang van den betrokkene, als in dat van de
school, of die onderwijzer voor de betrekking de ge-
wenschte eigonschappen bezit.
Met het door den heer Dijstra ingediende amende
ment op het eerste lid van artikel 5 kunnen wij ons
vereenigen. Hierdoor wordt meteen, zoo niet geheel,
dan toch voor een groot gedeelte tegemoet gekomen
aan het daarop betrekking hebbend amendement van
de heeren Zandstra en De Boer.
De ingediende amendementen, zoowel door den
heer Dijstra, als door de heeren Zandstra en De Boer
op de jaarwedden van het onderwijzend personeel
hebben ons aanleiding gegeven deze nog eens nader
onder de oogen te zien en wij meenen thans eene
regeling te kunnen voorstellen, welke de meest
logische en meest practische voorkomt. Wij zouden
n.l. voor het bepalen van de jaarwedden en der ver
dere inkomsten van het onderwijzend personeel aan
deze school nader willen overnemen de rijksregeling
voor de onderwijzers bij het lager onderwijs. Daar
aan het personeel van deze school evenwel bijzondere
eischen worden gesteld, brengt de billijkheid mede,
dat daarvoor een hoogere bezoldiging wordt gegeven,
zooals trouwens ook reeds in het bestaande voorstel
is neergelegd. Voor die bijzondere eigenschappen,
welke gaarne in die onderwijzers zullen worden aan
getroffen, wenschen wij de bij de rijksregeling getroffen
bedragen voor de jaarwedden met 300.te ver-
hoogen. Onze regeling komt alzoo in het geheel hierop
neer, dat voor het heden en voor de toekomst zullen
worden gegeven de salarissen en verdere inkomsten,
welke de onderwijzers bij het lager onderwijs in eene
gemeente volgens het bezoldigingsbesluit voor bur
gerlijke Rijksambtenaren gerangschikt in de eerste
klasse zijn of worden gewaarborgd, vermeerderd met
een bedrag van f 300.
Wij hebben dan ook op grond van het vooraf
gaande de eer U voor te stellen te besluiten de
ontwerp-verordening voor de buitengewone school
voor lager onderwijs te Leeuwarden, opgenomen in
bijlage no. 28 tot het verslag van 's Raads handelingen,
vast te stellen met de navolgende wijzigingen
I.
Het laatste lid van artikel 2 te lezen als volgt
„Reeds toegelaten leerlingen kunnen, wanneer blijkt
dat zij niet in staat zijn het onderwijs te volgen,
herhaaldelijk de orde verstoren, of voor andere leer
lingen hinderlijk of gevaarlijk zijn, op voorstel van
het hoofd, den schoolarts en den betrokken onder
wijzer gehoord, door Burgemeester en Wethouders,
behoudens goedkeuring vandendistricts-schoolopziener,
van de school worden verwijderd."
II.
Het eerste lid van artikel 5 te doen luiden als volgt:
„Het onderwijs wordt gegeven volgens een leerplan,
dat door het hoofd der school, na bespreking met de
onderwijzers, wordt opgemaakt en door Burgemeester
en Wethouders, behoudens goedkeuring van den
districts-schoolopziener, wordt vastgesteld."
III.
In het tweede lid van artikel 6, de woorden „A en B"
te vervangen door „A of B."
IV.
Het laatste lid van artikel 6 te lezen als volgt
„Het maximum aantal leerlingen per klasse be
draagt 16."
De artikelen 7 tot en met 10 en 12, le lid, te laten
vervallen en een nieuw artikel 7 in te lasschen,
luidende
„Voor de berekening van de jaarwedden en der
verdere inkomsten van het hoofd der school en van
de onderwijzers, die het hoofd bijstaan, wordt gevolgd
de wettelijke salarisregeling voor het onderwijzend
personeel bij het lager onderwijs, zooals ze geldt
voor een gemeente, die volgens het bezoldigings
besluit voor burgerlijke Rijksambtenaren gerangschikt
is in de eerste klasse, met dien verstande, dat de
totaal-bedragen met 300.worden verhoogd
de bespeler (bespeelster) der piano voor het bege
leiden van het gymnastiekonderwijs geniet eene be
looning van f 50.per wekelijksch lesuur, welke
belooning na 2, 4, 6, 8, 10, 12 en 14 jaren dienst als
zoodanig kan worden verhoogd telkens met f 5.
VI.
Artikel 11 te nummeren 8.
VII.
Het tweede lid van artikel 12 op te nemen in een
nieuw artikel 9 en te lezen als volgt
„De onderwijzer, die door Burgemeester en Wet
houders is aangesteld als plaatsvervangend hoofd,
ontvangt, indien hij bij afwezigheid of ontstentenis
van het hoofd dezen vervangt, eene belooning alsof
hij als hoofd vast is aangesteld."
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1919. Bijl. no.
VIII.
Artikel 13 te nummeren 10, het 3e en 4e lid te
vervangen door een nieuw lid en dit te doen luiden 5
als volgt
„Behoudens het bepaalde bij het voorgaande lid
gaat elke verhooging van jaarwedde in zooals geregeld
is bij de wettelijke salarisregeling ten aanzien van het
onderwijzend personeel bij het lager onderwijs."
IX.
Artikel 14 te nummeren 11 en het 3e lid van dat
artikel te lezen als volgt
„De belooning van de in het vorige lid bedoelde
onderwijzers wordt bepaald op het aanvangsbedrag
der jaarwedde volgens artikel 7."
X.
De artikelen 15 tot en met 20 te nummeren onder
scheidenlijk 12 tot en met 17.
Leeuwarden, 20 November 1919.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
J. M. VAN BEYMA, Burgemeester.
M. GOSLINGS, Secretaris.
387