Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1919. Eene acte van ingebruikgeving wordt in dit geval ten koste van den gebruiker opgemaakt. Deze uitgifte geeft aan den rechthebbende de be voegdheid om gedurende den bepaalden, bij de acte aangewezen, tijd van tien jaren uitsluitend over de grafruimte te beschikken. Ten aanzien van dit recht van gebruik zijn toepasselijk de bepalingen van de artikelen 5, 6, 7, 8, 9, 12, 13 en 14, met dien verstande dat de in artikelen 12 en 13 genoemde voorwerpen, na verloop van den tijd, waarvoor het recht is ver leend, ter beschikking zijn van den rechthebbende, zonder dat deze in geval van verlies of beschadiging daarvoor eenige aanspraak tegen de gemeente kan doen gelden. De uitgifte van grafruimten voor ééne begraving geschiedt, insgelijks tegen betaling van het daarvoor gestelde recht, door enkele inschrijving in het register. Art. 16. Geen graf wordt geopend dan op last van den Directeur. Die last wordt ten opzichte van eigene of in ge bruik gegeven graven niet gegeven dan na overleg ging van het bewijs van eigendom of in gebruik- geving. De opening geschiedt uitsluitend door de vanwege de gemeente aangestelde doodgravers. Art. 17. Ten behoeve der begraving van lijken van personen, die elders zijn overleden en niet in deze gemeente te huis behooren, wordt geen graf in gebruik voor één begraving uitgegeven dan met toestemming van Burgemeester en Wethouders. Art. 18. Geen graf wordt dieper uitgegraven, dan 1.95 Meter. Art. 19. In één graf worden niet meer dan twee lijken van personen boven de 12 jaren oud begraven. Indien het lijken zijn van kinderen beneden de 12 jaren, beslist de Directeur, in hoeverre in één graf meer lijken begraven kunnen worden dan bij het vorig lid is bepaald, een en ander behoudens de be voegdheid tot heropening der graven, na verloop van don bij de wet gestelden termijn. Art. 20. Op de begraafplaats is een lijkenhuis, ingericht voor tijdelijke bewaring van overledenen aan eene besmettelijke ziekte, ter voldoening aan het voorschrift van art. 12 der wet van 4 December 1872 (Staats blad n°. 134), zooals die nader is gewijzigd en van overledenen, waarvan de tijdelijke bewaring aldaar om andere redenen wenschelijk is. Art. 21. In een gebouw op de begraafplaats is een lokaal bestemd tot wachtkamer voor de nabestaanden, die 178 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1919. Bijl. no. 9. daarvan vóór of bij de begraving gebruik mochten willen maken en tot het houden van lijkreden. HOOFDSTUK II. Van de inrichting der begrafenissen, welke op kosten der Gemeente plaats hebben. Art. 22. Het overbrengen van lij keu van onvermogenden naar de begraafplaats, alsmede de begrafenis geschiedt op de wijze door Burgemeester en Wethouders te bepalen. HOOFDSTUK III. Van het Beheer over de Begraafplaats. Art. 23. De zorg en het toezicht over de begraafplaats is opgedragen aan een Directeur. Deze staat onder de bevelen van Burgemeester en Wethouders. Hij voert den titel van Directeur der algemeene begraafplaatsen. Burgemeester en Wethouders wijzen den Directeur eene gelegenheid aan tot het houden van zijn kantoor, waar zijne registers worden geborgen en waar hij dagelijks tegenwoordig moet zijn, gedurende den tijd, door Burgemeester en Wethouders te bepalen. Art. 24. De Directeur wordt benoemd door den gemeente raad, op eene aanbeveling van Burgemeester en Wet houders. Art. 25. De doodgravers staan onder de onmiddellijke be velen van den Directeur. Zij worden door Burgemeester en Wethouders be noemd. Art. 26. Het register van de begraafplaats wordt door den Directeur aangehouden, overeenkomstig de voorschrif ten, hem door Burgemeester en Wethouders te geven. Art. 27. De aanvragen tot bekoming van graven in gebruik, zoo voor bepaalden als onbepaalden tijd, worden tot den Directeur gerichtde uitgifte wordt door hem bevorderd. De aanvragen tot afstand van grond buiten de vijf vakken van de begraafplaats, tot het oprichten van afgezonderde grafkelders, mitsgaders die tot het op richten van monumenten, gedenkteekenen en dergelijke, worden schriftelijk aan Burgemeester en Wethouders gericht. Art. 28. Alle aanvragen tot het openen van een graf, moeten ten minste vierentwintig uren vóór het tijdstip, waarop men de begraving verlangt, aan den Directeur worden gedaan, met opgaaf van den dag en het juiste uur, waarop men wenscht te begraven. 179

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1919 | | pagina 90