180 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1919. Met het oog op de goede orde op de begraafplaats is men verplicht zich in dezen te houden aan de voorschriften van den Directeur. Op denzelfden dag mag meer dan één begraving plaats hebben, doch niet dan met een half uur tusschen- ruimte. De Directeur houdt van deze aanvragen de noodige aanteekening en komt zooveel mogelijk de wenschen der aanvragers na. Art. 29. De Directeur ontvangt en bewaart alle consenten tot begraving. Art. 30. Het geldelijk beheer over de begraafplaats wordt door den Directeur gevoerd. Hij houdt daaromtrent zoodanige registers aan als hem door Burgemeester en Wethouders worden voor geschreven en geeft aan Burgemeester en Wethouders, zoo dikwijls zij het vorderen, inzage in de registers en de kas. Art. 31. De jaarwedden zijn als volgt geregeld de Directeur1400.tot f 1800. de doodgravers ieder 1250.tot f 1450. benevens vrije woning. De nadere bepaling van het bedrag der jaarwedden geschiedt door Burgemeester en Wethouders met dien verstande, dat in den regel en in elk geval voorzoover de ijver en de geschiktheid van den ambte naar niet te wenschen overlaten, telkens na twee jaren diensttijd binnen de in het eerste lid gestelde grenzen verhooging van wedde plaats vindt totdat het maximum in zes jaren is bereik. Art. 32. Deze verordening treedt in werking op een nader door Burgemeester en Wethouders te bepalen tijdstip. Leeuwarden, 19 De Raad voornoemd MEMORIE VAN TOELICHTING. De bestaande verordening op de inrichting en het gebruik van de begraafplaats aan de Spanjaardslaan heeft aan deze ten grondslag gestrekt. Toelichting is dus voornamelijk noodig, waar het ontwerp van do oude verordening afwijkt. De naam „Noorderbegraafplaats" is ter onderschei ding van het oude kerkhof gekozen. Art. 3. De breedte der graven is op 1 Meter gebracht, vroeger 75 cM., om den door de wet (Art. 22) ver- eischten afstand van 3 dM. tusschen de graven (i. c. de kisten) beter te kunnen bewaren. Afdeeling 4 is onderverdeeld in afdeeling 4 en afdeeling 4a. Op afdeeling 4 zijn graven als genoemd in art. 4 onder a en b afdeeling 4a is uitsluitend bestemd voor begravingen, als bedoeld in art. 4 onder c. Art. 4. In art. 4 onder a van de bestaande verordening wordt bepaald Grafruimten worden uitgegeven in eigendom, dat is voor onbepaalden tijd met het uitsluitend recht om daarin lijken te doen begraven. Verandering van deze omschrijving van den eigen dom van een graf is wenschelijk en wel omdat art. 25, lid 3, van de Begraafwet bepaalt, dat eigen graven op een gesloten begraafplaats onaangeroerd zullen Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1919. Bijl. no. 9. blijven, zoolang in het onderhoud behoorlijk wordt voorzien. Ook dus, wanneer jaren na het sluiten der begraafplaats verloopen zijn, kunnen eigenaars van graven, door met het onderhoud der graven door te gaan, de gemeente verhinderen over het graf te be schikken. Om dit tegen te gaan, is bepaald, dat het recht der eigenaars niet langer duurt dan tot aan de sluiting der begraafplaats. (Zie hoofdartikel in de Gemeentestem no. 3476). Van deze begraafplaats bestaat de grond, waarin begraven wordt, uit zand. Daar mag worden aange nomen dat een lijk, in zand begraven, in tien jaren is verteerd, kan nu de termijn voor het in gebruik hebben van een graf op tien jaren worden gebracht (oud 15 jaar). Hoe korter de termijn, hoe vaker een graf in gebruik gegeven kan worden, waardoor de begraafplaats langer haar bestemming zal kunnen behouden en er tevens vaker rechten geheven kunnen worden. Art. 10. De bepaling in de bestaande verordening, dat graf kelders niet hooger mogen worden gemaakt dan de oppervlakte van de begraafplaats, is gebleken on praktisch te zijn, aangezien deze dan niet droog ge houden kunnen worden. Hoewel men op deze begraafplaats waarschijnlijk minder last van het water zal hebben, is er toch geen bezwaar tegen de grafkelders boven de oppervlakte van de begraafplaats te doen uitsteken. Vooraf een bepaalde hoogte te noemen is moeilijk, waarom is voorgeschreven, dat in ieder bijzonder geval de hoogte door Burgemeester en Wethouders zal worden vast gesteld. Art. 12. De bepalingen der bestaande verordening zijn ondoelmatig daar de afmetingen van de zerken te boperkt zijn en dus te weinig vrijheid is gelaten. Daar de breedte der graven nu op 1 Meter gesteld is, achten wij een maximum breedte van 0.80 Meter do juiste de lengte is vrij, mits de lengte van het graf niet overschreden wordt. Bij bedekking van twee graven met één zerk wordt de breedte verdub beld. Beschadiging van omliggende zerken wordt op deze wijze voldoende voorkomen. Daar een enkele maal gevraagd wordt meer graven dan twee met één zerk te mogen dekken, kunnen Burgemeester en Wethouders daar thans vergunning voor geven. Art. 13. Daar het planten van boomen op eigen graven voor de omliggende graven hinderlijk is, is dat nu geheel verboden. Voor de versiering der graven op andere, hier genoemde, wijze blijft de vergunning van Bur gemeester en Wethouders vereischt. Art. 14. Het komt soms voor, dat onderhoud van graven te wenschen over laat en een ingrijpen noodzakelijk wordt. Daarom is bepaald, dat ieder bijzonder geval aan het oordeel van Burgemeester en Wethouders moet worden onderworpen. Art. 15. Artikel 15 van de bestaande verordening schrijft voor, dat de begraafplaats vanwege de gemeente onderhouden wordt en dat de eigenaars der graven daarvoor een bij het tarief van begrafenisrechten vastgesteld grafgeld betalen. Een dergelijke bepaling is overbodig, waar de verplichting tot onderhoud der algemeene begraafplaats reeds uit art. I79h Gemeentewet voortvloeit Art. 18. Vanwege den waterstand kan begraven beneden deze diepte niet toegelaten worden in verband met de dikte der opgebrachte zandlaag. Men heeft nu diepte genoeg voor twee kisten van niet meer dan 5 dM. hoogte (zie bijlage no. 4 van 1918) terwijl de door de wet gestelde bepaling van 65 cM. aarde boven de bovenste kist en 30 cM. tusschen de kisten wordt nagekomen. Art. 19. In de andere verordening komt een bepaling voor in art. 19 over de volgorde waarin graven geopend mogen worden. Dit was noodig door den slappen grond en vooral ook doordat er veelal in verheven kisten begraven wordt, waardoor het uitzakken van den grond nog wordt bevorderd. Het begraven in verheven kisten wordt nu verbo den (zie in ontwerp V art. 3 van de Verordening van politie op het begraven en de begraafplaatsen in de gemeente Leeuwarden). Er is dus ook geen bepaling over de volgorde van het openen van graven meer noodig. Art. 20. Hier is rekening gehouden met het bij schrijven van 27 Januari 1919 gegeven advies der gezondheids commissie. Art. 21. In de wachtkamer zal men ook gelegenheid hebben lijkreden te houden. Vooral in den winter zal het beter kunnen zijn, dat deze binnenskamers gehouden worden. HOOFDSTUK II. Lijkwagens, rouwgoederen, opzieners, lijkbezor gers enz. zal de gemeente er voortaan niet meer op na houden. Sedert de stalhouders weigerden om volgrijtuigen achter de stads-lijkwagens te leveren wordt van de gemeentelijke begrafenissen geen ge bruik meer gemaakt. Het in de bestaande verorde ning voorkomende hoofdstuk over de inrichting der begrafenissen, artt. 2436 wordt dus niet overgeno men. Wat de kostelooze begravingen betreft, deze zouden door de gemeente kunnen worden uitbesteed. 181

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1919 | | pagina 91