ONTWERP 11.
182
183
Bijlage tot liet verslag der handelingen
Art. 8 lid '2 Begraafwet eischt, dat plaatselijke ver
ordeningen de wijze bepalen, waarop lijken, die op
kosten der gemeente begraven worden, naar de be
graafplaats zullen worden gebracht. Art. 22 laat de
wijze, waarop dit geschieden zal over aan Burgemeester
en Wethouders.
HOOFDSTUK III.
Art. 25.
De doodgravers staan onder bevelen van den Direc
teur.
Zooals art. 27 der Begraafwet voorschrijft, wordt
hun instructie door den Raad vastgesteld.
Art. 28.
Om alles voor een begraving in orde te kunnen
maken moet de Directeur een behoorlijken tijd van te
BESTAANDE REDACTIE:
VERORDENING op de inrichting en het gebruik
van de Algemeene Begraafplaats en
de begrafenissen in de gemeente
Leeuwarden.
HOOFDSTUK I.
Van de inrichting en het gebruik der Algemeene
Begraafplaats.
Art. 3, laatste lid.
Het register en de schetsteekening, hierboven be
doeld, zullen door den Burgemeester gewaarmerkt
en ten allen tijde op het gemeentehuis aanwezig
moeten zijn.
HOOFDSTUK II.
Van de inrichting der begrafenissen.
HOOFDSTUK III.
Van het beheer over de Algemeene Begraafplaats
en de zorg voor de begrafenissen.
den gemeenteraad van Leeuwarden, 1919.
voren weten, wanneer hij een begrafenis verwachten
moet. Het is voorgekomen, dat er vier begrafenissen
gelijktijdig op de begraafplaats waren. Dat dit ver
warring geeft, spreekt van zelf en dit wil de voor
gestelde bepaling voorkomen.
Art. 31.
De bezoldigingen zijn in overeenstemming met het
rapport der Raadscommissie voor de salarisherziening.
Art. 32.
Daar op de bestaande begraafplaats, vooral op de
vierde afdeeling, gebrek aan ruimte begint te komen,
is een spoedige in gebruikneming van de Noorder
begraafplaats noodig. Burgemeester en Wethouders
dienen deze, met het oog op de voorbereidende
maatregelen die nog te nemen zijn, te bepalen.
De Raad der gemeente Leeuwarden
gezien het voorstel van Burgemeester en Wethouders:
gelet op het advies der gezondheidscommissie,
gegeven bij schrijven van 27 Januari 1919
besluit
vast te stellen de navolgende
VERORDENING tot wijziging van de verorde
ning op de inrichting en het gebruik
van de Algemeene Begraafplaats en
van de begrafenissen in de gemeente
Leeuwarden.
I.
De titel der verordening wordt gelezen
VERORDENING op de inrichting en het gebruik
van de Algemeene Begraafplaats aan
de Spanjaardslaan in de gemeente
Leeuwarden.
HOOFDSTUK I.
Van de inrichting en het gebruik der begraafplaats.
II.
In art. 3 wordt in het laatste lid het woord „ge
meentehuis" vervangen door „kantoor van den Direc
teur der algemeene begraafplaatsen".
III.
Hoofdstuk II (artikelen 2436) en het tarief der
loonen van de opzichters, lijkbezorgers en den koetsier
vervallen.
IV.
Hoofdstuk III wordt genummerd hoofdstuk II en
het opschrift boven hoofdstuk II wordt gelezen: „Van
het beheer over de begraafplaats".
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1919. Bijl. no. 9.
Art. 37.
De zorg voor de begrafenissen en het toezicht op
de algemeene begraafplaats is opgedragen aan den
Directeur. Deze staat onder de bevelen van Burge
meester en Wethouders.
Burgemeester en Wethouders wijzen den Directeur
ten gemeentehuize een gelegenheid aan tot het houden
van zijn bureau, waar zijne registers worden gebor
gen en waar hij dagelijks tegenwoordig moet zijn,
gedurende den tijd, door Burgemeester en Wethouders
te bepalen.
Art, 38.
De Directeur wordt benoemd door den gemeente
raad, op een aanbeveling van drie personen, daartoe
door Burgemeester en Wethouders aangeboden.
Art. 39.
De doodgravers, opzieners en lijkbezorgers staan
onder de onmiddellijke bevelen van den Directeur.
Zij worden door Burgemeester en Wethouders be
noemd en, voor zooveel de twee laatstgenoemde be
ambten betreft, door dezen voorzien van de vereischte
instruction.
Art. 42.
Alle aanvragen tot het openen van eenig graf, het
leveren van vervoermiddelen, het verschaffen van
lijkbezorgers en het verstrekken van rouwgoederen,
moeten tenminste vierentwintig uren vóór het tijdstip,
waarop men de begraving verlangt, aan den Directeur
worden gedaan, met opgaaf van den dag en het juiste
uur, waarop een en ander begeerd wordt.
De Directeur houdt van deze aanvragen de noodige
aanteekening en verstrekt het verlangde zooveel dit
mogelijk is op het begeerde tijdstip.
Hij of iemand van zijnentwege moet aan het
sterfhuis worden toegelaten, ten einde de grootte en
zwaarte van de kist te onderzoeken.
Art. 44.
Ijlet geldelijk beheer over al wat de begraafplaats en de
begrafenissen aangaat, wordt door den Directeur gevoerd.
Hij houdt daaromtrent zoodanige registers aan, als
hem door Burgemeester en Wethouders worden voor
geschreven en doet aan dezen jaarlijks rekening en
verantwoording van zijn beheer.
Art. 45.
De jaarwedden zijn als volgt geregeld
de Directeur650.tot 850.
de doodgravers ieder. 650.tot 850.
benevens vrije woning.
De nadere bepaling van het bedrag der jaarwedden
geschiedt door Burgemeester en Wethouders, met
dien verstande, dat in den regel en in elk geval
V.
Artikel 37 wordt genummerd 24.
In het 1ste lid wordt in plaats van „op de alge
meene begraafplaats" gelezen „op deze begraafplaats".
Het 2de lid van dit artikel vervalt.
VI.
Artikel 38 vervalt.
VII.
De artikelen 3946 worden genummerd 2532.
VIII.
Artikel 25 (oud 39) wordt gelezen
De doodgraver en de tuinman staan onder de on
middellijke bevelen van den Directeur.
Zij worden door Burgemeester en Wethouders
benoemd.
IX.
Artikel 28 (oud 42) wordt gelezen
Alle aanvragen tot het openen van een graf moeten
tenminste vierentwintig uren vóór het tijdstip, waarop
men de begraving of opening verlangt, aan den
Directeur worden gedaan met opgaaf van den dag
en het juiste uur, waarop gewenscht wordt te begraven.
Met het oog op de goede orde op de begraafplaats
is men verplicht zich in dezen te houden aan de
voorschriften van den Directeur. Op denzelfden dag
mag meer dan één begraving plaats hebben, doch
niet dan met een half uur tusschenruimte.
De Directeur houdt van deze aanvragen de noodige
aanteekening en komt zooveel mogelijk de wenschen
der aanvragers na.
X.
In artikel 30 (oud 44) vervallen de woorden „al
wat" en „en de begrafenissen aangaat".
De tweede zinsnede van het tweede lid wordt ge
lezen „geeft aan Burgemeester en Wethouders, zoo
„dikwijls zij het vorderen, inzage in de registers en
„de kas".
XI.
Artikel 31 (oud 45) wordt gelezen
De jaarwedden van den doodgraver en den tuinman
zijn als volgt geregeld
de doodgraver 1250.tot 1450.
de tuinmantot
benevens vrije woning.
De nadere bepaling van het bedrag der jaarwedden