Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1919.
MEMORIE VAN TOELICHTING.
Verordening op de heffing.
Art. 1.
Welke rechten de eigendom van een graf geeft is
te vinden in de verordening op het gebruik en de
inrichting van de Noorderbegraafplaats, zoodat daarover
hier niet weer behoeft te worden gesproken.
De prijs voor het verkrijgen der graven is aan
merkelijk verhoogd bij vergelijking met de op de
begraafplaats aan de Spanjaardslaan geheven rechten.
Evenals gedaan is bij de toelichting der verordening
op het gebruik en de inrichting, worden ook hier de
bepalingen van het ontwerp vergeleken met die der
verordening op de heffing en invordering der begrafenis-
rechten op de begraafplaats aan de Spanjaardslaan.
De genoemde verhooging houdt verband met de be
langrijke kosten van aanleg der Noorderbegraafplaats.
Art. 31 der Begraafwet toch bepaalt, dat met de
te heffen rechten de kosten en lasten van aanleg en
de kosten van onderhoud der begraafplaats benevens
de bezoldiging van doodgravers, opzichters en andere
beambten der begraafplaats gedekt mogen worden,
op de wijze als art. 254 Gemeentewet voorschrijft,
d. i. dus met inachtneming van den regel, dat de
opbrengsten niet hooger mogen zijn dan de werkelijke
kosten. Door de gemeente wordt voor het onderhoud
der hier bedoelde graven zorg gedragen de vergoeding
hiervoor is in de koopsom begrepen een afzonderlijk
fonds voor koopsom en onderhoud wordt niet gevormd.
Vóór 1907 werd jaarlijks aan de gemeente voor het
onderhoud van eigen graven betaald 20, respectievelijk
10 cents en bestond de gelegenheid door storting van
een bedrag van 6 in eens deze jaarlijksche bijdrage
af te koopen. In 1907 is toen de verordening in
dezen zin gewijzigd, dat de afkoop imperatief werd
bij het verkrijgen van een eigen graf voor onbe-
paalden tijddeze afkoopsommen werden tot een
afzonderlijk fonds gevormd. Wij wenschen nu nog
een stap verder te gaan en een splitsing van grafprijs
en afkoopsom voor het onderhoud van een graf niet
meer te maken.
Art. 2.
Het voor het inschrijven en overboeken van graven
in het register verschuldigde recht is op 3 gebracht,
zooals art. 32 lid 2 Begraafwet toestaat.
Art. 3.
Een dergelijke bepaling komt ook voor in de be
staande verordening.
Art. 4.
De volgens dit artikel te heffen rechten worden
verhoogd, maar tevens wordt het naar gelang der
afdeelingen progressief gemaakt. Van het plaatje, be
doeld onder e, wordt de afmeting iets vergroot, omdat
dit in de praktijk wenschelijk is gebleken.
Het tijdelijk verwijderen en weder plaatsen van
grafmonumenten neemt de gemeente niet op zich,
daar dit werk niet door de doodgravers gedaan kan
worden, omdat de kans van beschadiging dan te groot is,
Art. 5.
Het hier te heffen recht is weer progressief. Daar
in art. 12 der verordening op de inrichting en het
gebruik meer vrijheid in de grootte der te maken
zerken is gelaten, kan hier ook niet meer van halve
zerken worden gesproken de maximum oppervlakte
van die zerken, waarvoor een lager tarief geldt, is
gesteld op 84 dM2, de oppervlakte van een halve zerk.
Art. 6.
Van het overdragen aan de gemeente van het
onderhoud van borden en kruisen, volgens de heffings
verordening van de begraafplaats aan de Spanjaards
laan mogelijk, wordt geen gebruik gemaakt. Reden
waarom wij deze mogelijkheid hier niet weer gesteld
hebben. De voor het onderhoud van een steen of
zerk of een ijzeren hek te betalen rechten worden
tot een afzonderlijk fonds gevormd.
Art. 7.
Er mag op deze begraafplaats alleen in platte
kisten begraven worden, waardoor dus maar één tarief
noodig is. Door de vermindering van het te heffen
recht bij begraving van kinderen beneden de 12 jaren
en beneden het jaar, wordt het voorschrift van art.
34 der Begraafwet nagekomen.
Art. 8.
Dit is een zeer billijke bepaling, die dan ook in
de betrekkelij ke verordeningen van andere gemeenten
voorkomt en mogelijk gemaakt wordt bij art. 32 der
wet. Burgemeester en Wethouders vleien zich dat
hierdoor eenigszins het gebruik om steeds ook zonder
bepaalde noodzakelijkheid den burgemeester vergun
ning te vragen na den daarvoor bestemden tijd te
mogen begraven, zal worden tegen gegaan. Ook deze
heffing is progressief.
Art. 9.
Bij het openen van grafkelders wordt vanwege de
gemeente toezicht gehouden, waarvoor een recht van
f 10.niet te hoog is. Het openen moet dus van
wege den eigenaar zelf geschieden en bekostigd
worden.
Art. 10.
Welke rechten het in gebruik verkrijgen van een
graf medebrengt, wordt in de verordening op het
gebruik omschreven. Men kan dit recht nu nog
slechts verkrijgen voor den tijd van 10 jaren, waar
door dus slechts èèn tarief noodig wordt. Om de
redenen, boven aangegeven, zijn ook deze rechten
verhoogd.
192
Bijlago tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1919. Bijl. HO. i)
Ontruimen van deze graven door de rechthebben
den komt niet meer voor, aangezien ontruiming eerst
na tien jaar mag plaats hebben. Huurt een recht
hebbende zijn recht op hetzelfde graf weder in, dan
zal, zoo hij dit wenscht, ontruiming door de gemeente
moeten plaats hebben.
De gemeente zorgt voor het onderhoud der graven,
doch natuurlijk niet langer dan de begraafplaats haar
bestemming behoudt. Het is wenschelijk dit te laten
uitkomen.
Art. 11.
Ook hier slechts één tarief, nu alleen platte kisten
zijn toegelaten.
Art. 12.
Daar het in de praktijk niet voorkomt, dat op
verlangen van nabestaanden in het lijkenhuis wordt
gestookt of gewaakt, zooals de verordening op de
heffing van begrafenisrechten veronderstelt, worden
bepalingen daaromtrent niet meer gegeven.
Art. 13.
Er wordt geen verschil meer gemaakt tusschen het
gebruiken van een groote of kleine baar, maar het
recht wordt progressief naar de afdeelingen geheven.
Art. 15.
Een overgangsbepaling, dienende om den eigenaars
in het verminderd genot hunner graven tegemoet te
komen. Wanneer toch de begraafplaats aan de
Spanjaardslaan gesloten wordt, mogen ook de eigen
graven niet meer gebruikt worden.
Met dit vooruitzicht zullen misschien reeds thans
eigenaren van graven er voor terugdeinzen hun na
bestaanden in hun graven op de begraafplaats aan
de Spanjaardslaan te begraven. Omdat deze eigenaren
nu door de toekomstige sluiting als 't ware in het
gebruik van hun graven worden beperkt, hebben wij
het billijk geoordeeld dezen bij het verkrijgen van
eigen graven op de Noorderbegraafplaats, tegemoet
te komen door den prijs te verminderen, als in arti
kel 15 bepaald, doch alleen voor lien, die nog graf
ruimte in hun graf op de oude begraafplaats hebben,
maar deze niet meer willen gebruiken. Van dit
laatste wordt dan ook een verklaring geëischt. De
strekking van de overgangsbepaling toch is niet om
aan eigenaren van graven op de begraafplaats aan de
Spanjaardslaan goedkoop een eigen graf op de Noorder
begraafplaats te bezorgen, maar om in het veronder
stelde mindere genot van den eigendom van graven
op de begraafplaats aan de Spanjaardslaan tegemoet
te komen. Tegenover deze tegemoetkoming door de
gemeente wenscht zij echter een contra-prestatie van
de eigenaren en wel, dat zij tien jaren na de sluiting
der begraafplaats (dit tijdstip is hier genomen, omdat
gedurende 10 jaren na de sluiting de begraafplaats
toch onaangeroerd moet liggen volgens artikel 25
lid 1 Begraafwet) van hun recht ten behoeve der ge
meente afstand doen. De gemeente zal dan na dien
tijd over den grond binnen de grenzen van artikel
25 lid 2 Begraafwet kunnen beschikken.
Niet noodig vinden wij het ook voor hen die een
tijdelijk recht op een graf hebben speciale bepalin
gen voor het verkrijgen van een dergelijk recht op
de Noorderbegraafplaats te maken omdat1ste deze
tijdelijke rechten bijna niet voorkomen2de hun
recht toch van den beginne af aan een tijdelijk is
geweest en dus afloopt3e tusschen het in gebruik
stellen van de Noorderbegraafplaats (waarna dan
geen graven op de begraafplaats aan de Span
jaardslaan meer worden uitgegeven) en de sluiting
van de begraafplaats aan de Spanjaardslaan wel zoo
geruime tijd zal verloopen, dat deze gebruiksrechten
zijn afgeloopen.
Art. 16.
De motieven van dit artikel worden in de alge-
meene inleiding voldoende toegelicht.
Als bewijs, dat met de voorgestelde rechten de
bepaling van artikel 31 Begraafwet wordt nagekomen,
diene het volgende
Om de vermoedelijke opbrengst van de Noorder
begraafplaats te berekenen is nagegaan het aantal lijken,
dat op de begraafplaats aan de Spanjaardslaan op de
verschillende afdeelingen begraven is, welke gedenk-
teekenen werden aangebracht enz., alles over de laatste
tien jaren. Uitgaande van het gemiddelde per jaar
van deze opnamen krijgen wij volgens de ontwerp-
heffingsverordening de volgende cijfers
Art. 1. In eigen graven wordt op de
eerste afdeeling per jaar gemiddeld 7.3
maal begraven.
Opbrengst 7.3 X '200.— 1460.—
Opbrengst van de 2e afdeeling
13.1 X 100.— 1310.—
Opbrengst van de 3e afdeeling
55.6 X 60.2780.—
Opbrengst van de 4e afdeeling
128.3 X 20— 2566.—
Vermoedelijke jaarlijksche op
brengst van eigen graven f 8116.
Art. 2. Voor het inschrijven en over
boeken van eigen graven is 3.ver
schuldigd. Per jaar zal dit plaats hebben
7.3 13.1 55.6 128.3 malen en dus
opbrengen 204.3 X 3.612.90
Art. 4. Van de gedenkteekenen be
doeld onder a wordt weinig gebruik
gemaakt. Stel25.
Van die onder b worden er
per jaar gemiddeld 25 geplaatst
en wel over de drie eerste af
deelingen verdeeld op de vierde
afdeeling niet. Voor de bereke-
Transporteeren f 25.8728.90
193