Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad vanLeeuwarden, 1920 producten en te bewijzen diensten, zoo aan de ge meente en hare instellingen als aan particulieren b. alle ontvangsten wegens den aanleg en het ge bruik van gemeente-toestellen c. een eventueel voordeelig saldo der in artikel 12 bedoelde rente verrekening d. alle gelden, door de gemeente aan het bedrijf te verstrekken ten behoeve van de verbetering en uitbreiding van het bedrijf e. eene uitkeering van de gemeente aan het be drijf ten bedrage van het zuivere verlies, voor zoover dit verlies niet uit het reservefonds wordt bestreden. 11. wat de lasten betreft a. aankoop van grondstoffen b. bezoldigingen en loonen, daaronder de bediening der straatverlichting begrepen c. onderhoud van gebouwen d. onderhoud en aankoop van werktuigen, daar onder. de aanschaffing en het onderhoud van het be- noodigde voor de straatverlichting begrepen e. aankoop der in artikel 13 bedoelde goederen, behalve grondstoffen en kosten van druk- en bindwerk f. een eventueel nadeelig saldo der in artikel 12 bedoelde renteverrekening g. de vorderingen van liet bedrijf op derden welke oninbaar blijken h. alle uitgaven ten behoeve van de verbetering en uitbreiding van het bedrijf, voorzoover niet vallende onder c en d i. de aan de gemeente toekomende vergoeding van f 0.70 per strekkenden meter buizenleiding; k. de aan de gemeente toekomende rente naar 4 °/o per jaar van de schuld der fabriek aan de ge meente l. eene storting in het afschrijvings- en vernieuwings fonds, berekend volgens de bepalingen van artikel 28 m. eene storting in het reservefonds, berekend volgens de bepalingen van artikel 31 n. eene winstuitkeering aan de gemeente wat de letters m en n betreft, behoudens het be paalde bij artikel 32. Art. 28. Er wordt een afschrijvings- en vernieuwingsfonds gevormd. De jaarlijksche storting daarin, bedoeld in artikel 19 II, sub l., bedraagt: a. 3 van de waarde der onroerende goederen volgens de laatstelijk vastgestelde balans, met uit zondering van den grond b. 5 u/o van machinerieën en toestellen (met uit zondering van de gashouders en de toestellen voor het kolen- en cokestransport), van ovens, instrumen ten, gereedschap, muntleidingen, openbare verlichting, meubilair en dienstleidingen c. 2 li2 "Io van fabrieksleidingen, buizennet en gas houders d. 10 °/u van gasmeters en de toestellen voor het kolen- en cokestransport, alles volgens de waaide der laatstelijk vastgestelde balans. producten en te bewijzen diensten, zoo aan de ge meente en hare instellingen als aan pai ticulieren b. alle ontvangsten wegens den aanleg en het ge bruik van gemeente-toestellen; c. een eventueel voordeelig saldo der in artikel 11 bedoelde renteverrekening d. alle gelden, door de gemeente aan het bedrijf te verstrekken ten behoeve van de verbetering en uitbreiding van het bedrijf; e. eene uitkeering uit het afschrijvings- en ver nieuwingsfonds volgens de bepalingen van art. 27 f. eene uitkeering van de gemeente aan liet bedrijf ten bedrage van het zuivere verlies, voor zoover dit verlies niet uit het reservefonds wordt bestreden. 11wat de lasten betreft a. aankoop van grondstoffen b. bezoldigingen en loonen, daaronder de bediening der straatverlichting begrepen; c. onderhoud van gebouwen d. onderhoud en aankoop van werktuigen, daar onder de aanschaffing en het onderhoud van het be- noodigde voor de straatverlichting begrepen e. aankoop der in artikel 12 bedoelde goederen; f. een eventueel nadeelig saldo der in artikel 11 bedoelde renteverrekening g. de vorderingen van het bedrijf op derden welke oninbaar blijken h. eene schuldaflossing aan de gemeente berekend volgens de bepalingen van art. 27 i. alle uitgaven ten behoeve van de verbetering en uitbreiding van het bedrijf, voorzoover niet vallende onder c en d k. de aan de gemeente toekomende rente naar 4 u per jaar van de gelden, door de gemeente, aan de fabriek vóór den 8 Juli 1902 geleend en destijds gefixeerd op een bedrag van 168500.-— en van de na dien datum geleende gelden berekend naar den- zeilden rentevoet waarop die bedragen door de ge meente zijn geleend l. eene storting in het afschrijvings- en vernieu wingsfonds, berekend naar de bepalingen van art. 26 m. eene storting in het reservefonds, berekend vol gens de bepalingen van art. 29 n. eene winstuitkeering aan de gemeente wat de letters m en n betreft, behoudens het be paalde bij art. 30. XII. Artt. 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26 en 27 worden ge nummerd onderscheidenlijk 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24 en 25. XIII. Art. 28 wordt genummerd 26 en gelezen Er wordt een afschrijvings- en vernieuwingsfonds gevormd. De jaarlijksche storting daarin, bedoeld in artikel 17 II, sub bedraagt, telkens van de aanschaffings waarde van den grond 0 o/o gebouwen en het buizennet 3 gashouders4 °/o openbare verlichting 5 stoomketels, stationsmeters en regula teurs, fabriekstoestellen en leidingen 6 °/o ovenkluizen en dienstleidingen 7 muntleidingen en ornamenten, gas meters, gereedschappen, transport inrichting, instrumenten en meubilair 10 °/u ovens, exclusief garnituren 25 De percentages worden om de 5 jaren herzien. Van goederen, die van de balans worden afgevoerd, 230 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1920. Bijl. ÏIO. 29. wordt het volle bedrag der boekwaarde in het fonds gestort. Art. 29 le lid. Uit dit fonds wordt betaald eene aflossing naar 2 per jaar van de gelden, door de gemeente aan de fabriek vóór den 8 Juli 1902 geleend, die op een bedrag van 168,500.— zijn gefixeerd en van de na dat tijdstip door de gemeente geleende of nog te leenen bedragen Art. 30. De beschikbaar gebleven gelden van het afschrij vings- en vernieuwingsfonds worden belegd in Neder- landsche Staats-, Provinciale en gemeentelijke leeningen, voor zoover zij ter beurze van Amsterdam zijn ge noteerd, in pandbrieven van hypotheekbanken die in aanmerking komen voor beleggingen van de Rijkspost spaarbank, of door uitleening aan de gemeente zelve. De gekweekte rente komt niet aan het fonds doch aan het bedrijf ten goede. De effecten en schuldbewijzen worden in open bewaring gegeven bij de Nederlandsche Bank. XIV. Art. 29 wordt genummerd 27 en het eerste lid ge lezen Uit dit fonds wordt betaald eene aflossing naar 2'/a °/o per jaar van de gelden, door de gemeente aan de fabriek vóór den 8 Juli 1902 geleend, die op een bedrag van 168,500.zijn gefixeerd, terwijl van de na dat tijdstip door de gemeente aan de fabriek geleende of nog te leenen bedragen uit dit fonds eene aflossing zal worden betaald evenredig aan de aflossing die door de gemeente op de door haar aangegane geldleening moet worden gedaan. XV. Art. 30 wordt genummerd 28 en gelezen De beschikbaar gebleven gelden van het afschrij vings- en vernieuwingsfonds worden belegd door uitleening aan de gemeente zelve, of gebruikt voor aflossing van door de gemeente ten behoeve van het bedrijf aangegane leeningen. De gekweekte rente komt niet aan het fonds, doch aan het bedrijf ten goede. XVI. Art. 31. Er wordt een reservefonds gevormd. Van de te maken winst wordt 40% in dit fonds gestort en 60°/o aan de gemeente uitgekeerd. Als winst wordt aangemerkt de netto-winst volgens de laatstelijk door den Raad vastgestelde winst- en verliesrekening. De gekweekte rente komt aan het fonds ten goede. Zoodra en zoolang het reservefonds f 100,000. bedraagt, worden de stortingen in dat fonds gestaakt en wordt de geheele zuivere winst aan de gemeente uitgekeerd. Het reservefonds wordt op dezelfde wijze belegd en bewaard als het afschrijvings- en vernieuwingsfonds. Art. 31 wordt genummerd 29, in het vijfde lid wordt voor f 100.000 gelezen f 200.000, terwijl in het laatste lid de woorden „en bewaard" vervallen. XVII. Artt. 32 en 33 worden genummerd onderscheiden lijk 30 en 31. XVIII. Na art. 31 wordt ingelascht een nieuw artikel 32, luidende: Met het verschil tusschen hetgeen, op de wijze als in art. 26 is aangegeven, sedert de aanschaffing op de in dat artikel genoemde goederen had moeten worden afgeschreven en datgene wat daarop tot 1 Januari 1920 in werkelijkheid is afgeschreven, wordt op de balans per 31 December 1920 de post „be drijfskapitaal" (genaamd „niet uitgekeerde winst") verminderd. b. te bepalen dat de wijzigingen onder a worden geacht te zijn in werking getreden den 1 Januari 1920. Leeuwarden, 19 De Raad voornoemd, 231

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1920 | | pagina 116