IV.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1920.
titel bezitten, behaald aan een Nederlandsche univer
siteit of hoogeschool, '2300.— en indien zij dien
titel niet bezitten 2200.welke jaarwedden kun
nen worden verhoogd, indien zij 2, 4, 6 en 8 jaren
zijn werkzaam geweest, telkens met 200.
voor de leerares onder c 1700.welke jaarwedde
kan worden verhoogd, indien zij 2, 4, 6 en 8 jaren
is werkzaam geweest, telkens met f 200.
voor de leerares onder d f 1000.welke jaar
wedde kan worden verhoogd, indien zij 2, 4, 6 en
8 jaren is werkzaam geweest, telkens met 125.
voor de leerares onder e 100.voor ieder ge
durende den geheelen cursus feitelijk gegeven lesuur
per week, voor gedeelten van den cursus naar gelang
van den duur daarvan, welke wedde kan worden
verhoogd, indien zij 2, 4, 6 en 8 jaren is werkzaam
geweest, telkens met 10.
voor de leerares onder f f 130.voor ieder ge
durende den geheelen cursus feitelijk gegeven lesuur
per week, voor gedeelten van den cursus naar gelang
van den duur daarvan, welke wedde kan worden
verhoogd, indien zij 2, 4, 6 en 8 jaren is werkzaam
geweest, telkens met 10.
Tijdelijke diensten kunnen voor de berekening der
dienstjaren in aanmerking worden gebracht.
Bij benoeming van docenten, bedoeld onder b van
artikel 1, wordt, wanneer zij gelijktijdig aan een
andere inrichting van onderwijs werkzaam zijn, de
wedde op 130.per wekelijksch lesuur bepaald,
welke wedde kan worden verhoogd, indien zij '2, 4,
6 en 8 jaren zijn werkzaam geweest, telkens met
10.met dien verstande, dat de wedde niet hooger
wordt, dan zij bij toepassing van het eerste lid van
dit artikel zou zijn.
Bij tijdelijke aanstelling van docenten, bedoeld
onder b van artikel 1, wordt de bezoldiging geregeld
overeenkomstig het bepaalde in dit artikel.
480.worden verhoogd, indien de school 10 of
meer klassen telt
voor de leeraressen onder b, c en e van artikel
a. indien zij van 19 tot en met 24 uren per week
les geven 2880.welke jaarwedde na 2, 4, 6, 8,
10, 12, 14 en 16 jaren dienst kan worden verhoogd
tot onderscheidenlijk 3080.f 3270.f 3460.
3650.—, 3840.—, 4040.-, 4230.— en
4320.—.
Lesuren boven 24, opgedragen voor een jaarcursus,
worden bovendien vergoed met 120per weke
lijksch lesuur, met dien verstande, dat het totaal be
drag van deze belooning, in de daartoe leidende ge
vallen, wordt verminderd met 4 ten honderd, welke
verminderde bezoldiging steeds tot een tiental van
guldens naar boven wordt afgerond
b. indien zij van 10 tot en met 18 uren per week
les geven 680.benevens ƒ120.per wekelijksch
lesuur, na 2, 4, 6, 8, 10, 12, 14 en 16 dienstjaren
telkens te verhoogen met 10.per wekelijksch
lesuur, met dien verstande, dat op het totaal bedrag
van de laatst genoemde belooning, in de daartoe
leidende gevallen, de hierboven onder a bedoelde
vermindering zal worden toegepast
c. indien zij minder dan 10 uur per week les
geven ƒ120.— per wekelijksch lesuur, na 2, 4, 6, 8,
10, 12, 14 en 16 dienstjaren telkens te verhoogen
met ƒ10.per wekelijksch lesuur, met dien verstande,
dat op het totaal bedrag van de belooning, in de
daartoe leidende gevallen, de hierboven onder a be
doelde vermindering zal worden toegepast
voor de leerares onder d van artikel 1 1300.
welke jaarwedde kan worden verhoogd, indien zij
2, 4, 6 en 8 jaren is werkzaam geweest, telkens met
f 165.—
voor de leerares onder f van artikel 1 170.
voor ieder gedurende den geheelen cursus feitelijk
gegeven lesuur per week, voor gedeelten van den
cursus naar gelang van den duur daarvan, welke
wedde kan worden verhoogd indien zij 2, 4, 6 en 8
jaren is werkzaam geweest, telkens met 15.—
Voor de leeraressen onder b van artikel 1 wordt,
indien zij den doctorstitel bezitten, behaald aan eene
Nederlandsche universiteit of hoogeschool, twee jaar
meer dan den werkelijken diensttijd vergolden.
Op het salaris van de onder b, c en e van artikel 1
genoemde leeraressen, die in geen der door haar onder
wezen vakken volledige bevoegdheid bezitten, wordt
een aftrek van 15 toegepast.
Bezitten de directrice en de leeraressen onder b van
artikel 1 bedoeld de volledige bevoegdheid in het
door haar onderwezen vak voor hoogere burgerscholen
met 5-jarigen cursus of twee akten, welke elk af
zonderlijk bevoegd maken tot het geven van onder
wijs aan eene hoogere burgerschool met 3-jarigen
cursus, uitgezonderd de akte voor schoonschrijven,
dan bedraagt de bezoldiging
A. voor de directrice 5280.welke jaarwedde
na 2, 4, 6 en 8 dienstjaren kan worden verhoogd tot
onderscheidenlijk 5520.5760.60C0.en
6240.en welke bedragen bovendien nog met
480.worden verhoogd indien de school 10 of
meer klassen telt
B. voor de leeraressen, indien
1. van 19 tot en met 24 uur per week les gegeven
wordt, 3360.per jaar, welke jaarwedde na 2, 4,
6, 8, 10, 12, 14 en 16 dienstjaren kan worden ver
hoogd tot onderscheidenlijk f 3600.3840.
4080.—, f 4320 -, f 4560.—, 4800.—, ƒ5040.—
en f 5280.
Lesuren boven 24, opgedragen voor een jaarcursus,
worden bovendien vergoed met 140.per weke
lijksch lesuur, met dien verstande dat het totaal
bedrag van deze belooning, in de daartoe leidende
gevallen, wordt verminderd met 4 ten honderd, welke
258
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1920. Bijl no. 39.
Artikel 3.
Bij benoeming van een directrice, die reeds als
hoofd aan eene inrichting van hooger, middelbaar
of meer uitgebreid lager onderwijs is werkzaam ge
weest, kunnen de dienstjaren, als zoodanig aan die
inrichtingen doorgebracht, op den bij het vorige arti
kel bepaalden voet, zoowel bij de bepaling van de
aanvangsjaarwedde, als bij de toepassing der perio
dieke verhoogingen in rekening worden gebracht.
Bij benoeming van leeraressen, die reeds aan eene
inrichting van hooger, middelbaar of meer uitgebreid
lager onderwijs zijn werkzaam geweest, kunnen de
dienstjaren aan die inrichtingen op den bij het vorig
artikel bepaalden voet, zoowel bij de bepaling der
aanvangsjaarwedde, als bij de toepassing der perio
dieke verhoogingen in rekening worden gebracht.
Artikel 5.
De leerares, die door Burgemeester en Wethouders
is aangewezen om de directrice bij ontstentenis, af
wezigheid of verhindering te vervangen, geniet, als
zoodanig, een belooning van 120.'sjaars boven
hare bezoldiging.
Artikel 6.
De docenten, bedoeld onder b van artikel 1 en in
het laatste lid van artikel 2, kunnen met een maxi
mum van 24 lesuren in de week, die, bedoeld onder
c en d van artikel 1, met een maximum van 18 les
uren in de week worden belast, zonder op eene ver
hooging van jaarwedde aanspraak te kunnen maken,
desnoods ook in andere vakken dan die, waarvoor
zij zijn benoemd.
Voor ieder wekelijksch lesuur boven het in het vorig
lid genoemde aantal en in andere gevallen, dan bij
verminderde bezoldiging steeds tot een tiental van
guldens naar boven wordt afgerond
2. van 10 tot en met 18 uur per week les gegeven
wordt, 820.benevens 140.per wekelijksch
lesuur, na 2, 4, 6, 8, 10, 12, 14 en 16 dienstjaren
telkens verhoogd met 10.per wekelijksch les
uur, met dien verstande, dat op het totaal bedrag
van de laatstgenoemde belooning, in de daartoe leidende
gevallen, de hierboven onder B 1 bedoelde verminde
ring zal worden toegepast
3. minder dan 10 uur per week les gegeven wordt,
140.per wekelijksch lesuur, na 2, 4, 6, 8, 10,
12, 14 en 16 dienstjaren telkens verhoogd met 10.
per wekelijksch lesuur, met dien verstande, dat op
het totaal bedrag van de belooning, in de daartoe
leidende gevallen, de onder B 1 bedoelde verminde
ring zal worden toegepast.
Voor deze leeraressen wordt, indien zij den doctors
titel bezitten, behaald aan eene Nederlandsche uni
versiteit of hoogeschool, twee jaar meer dan den
werkelijken diensttijd vergolden, terwijl voor die onder
B 1 bedoeld bovendien na 18 en 20 dienstjaren nog
eene verhooging, telkens van 240.wordt toege
kend.
Bij benoeming van docenten, bedoeld onder b van
artikel 1, wordt, wanneer zij gelijktijdig aan een
andere inrichting van onderwijs werkzaam zijn, voor
de berekening van de bezoldiging eene der jaarwedden-
regelingen voor die inrichtingen tot grondslag ge
nomen.
Bij tijdelijke aanstelling van docenten, bedoeld
onder b van artikel 1, wordt de bezoldiging geregeld
overeenkomstig het bepaalde in dit artikel.
II.
Artikel 3 wordt gelezen als volgt
Als diensttijd telt ten volle mede
a. voor de directrice de tijd als zoodanig door
gebracht aan een school van middelbaar onderwijs
voor meisjes of aan een daarmede gelijk te stellen
inrichting van middelbaar of voorbereidend hooger
onderwijs
b. voor de leeraressen de tijd als leerares door
gebracht aan gymnasia, hoogere burger scholen, lycea,
middelbare of hoogere handelsscholen, zeevaartscholen,
middelbare scholen voor nijverheidsonderwijs, middel
bare landbouwscholen, middelbare scholen voor meisjes,
kweekscholen voor onderwijzers en onderwijzeressen
en als onderwijzeres op jaarwedde aan Rijksnormaal
lessen.
Diensttijd aan lagere scholen en aan scholen voor
lager nijverheids-, handels- en landbouwonderwijs telt
voor de helft mede tot een maximum van zes jaren.
III.
In artikel 5 wordt voor „ƒ120.gelezen „ƒ160.
Artikel 6 vervalt.
259