Bijlage no. 40.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1920.
artikel 9 voorzien, wordt een belooning uitgekeerd
naar f 130.'sjaars, welk bedrag bij 2, 4, 6 en 8
jaren dienst kan verhoogd worden, telkens met f 10.
voor de in artikel 1 onder b en de in het laatste lid
van artikel 2 bedoelde docenten
voor de in artikel 1 onder c en onder d bedoelde
docenten wordt deze belooning berekend naar 100.
'sjaars, welk bedrag bij 2, 4, 6 en 8 jaren dienst
kan verhoogd worden, telkens met f 10.
Het minimum aantal lesuren per week wordt voor
de in artikel 1 onder b bedoelde docenten bepaald
op 17, voor die, bedoeld bij artikel 1 onder c op 14
en voor die onder d op 10 lesuren.
Met afwijking van het bepaalde in artikel 2 worden
de in artikel 1 onder b bedoelde docenten met minder
dan 17 lesuren per week bezoldigd naar f 130.
per wekelijksch lesuur, welk bedrag na 2, 4, 6 en 8
jaren dienst kan verhoogd worden telkens met 10.
de in artikel 1 onder c bedoelde docenten met
minder dan 14 en die onder d met minder dan 10
lesuren per week worden bezoldigd naar 100.
'sjaars, welk bedrag na 2, 4, 6 en 8 jaren dienst
kan verhoogd worden telkens met 10.
Artikel 9.
Ingeval van ontstentenis of afwezigheid wegens
ziekte van de directrice of van een docent langer
dan één maand kan, naar omstandigheden en voor
behoudens het bepaalde in artikel 6, den docent die
de plaatsvervangende directrice of den afwezigen
docent vervangt, eene belooning, berekend naar ten
hoogste 130.per wekelijksch lesuur per jaar
boven zijne gewone bezoldiging worden toegekend.
y.
Uit artikel 9 vervallen de woorden „en voor
behoudens het bepaalde in artikel 6", terwijl het
getal „130" wordt vervangen door „170".
VI.
Na artikel 14 wordt epne nieuwe overgangs- en
slotbepaling, artikel 15, toegevoegd, luidende
Zij, wier inkomsten krachtens vroegere regelingen
het bedrag, dat haar volgens deze verordening zou
toekomen, overschrijden, blijven hare aanspraken be
houden.
VII.
Deze verordening wordt geacht in werking te zijn
getreden den 1 Januari 1920.
Leeuwarden, 19
De Raad voornoemd,
260
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1920. Bijl no. 40.
INTREKKING der verordening, houdende
voorschriften inzake het opnemen
van bepalingen omtrent minimum
loon en maximum-werktijd in be
stekken voor gemeentewerken (Ge
meentebladen 1903 no. 15, 1919
no. 50).
Aan den Gemeenteraad.
Bij besluit van Uwe vergadering van 28 April 1903
werd vastgesteld de verordening houdende voorschriften
inzake het opnemen van bepalingen omtrent minimum
loon en maximum werktijd in bestekken van gemeente
werken. Deze verordening is opgenomen in gemeente
blad no. 16 van 1903 en een wijziging er van in
gemeenteblad no. 50 van 1919. Ingevolge de artt. 2
en 5 werden jaarlijks en, zoo noodig, ook tusschentijds
door ons de loonen, door aannemers van gemeente
werken aan de verschillende categorieën van werk
lieden minstens uit te keeren en de duur van den
tijd, waarop hoogstens per dag gewerkt mocht worden,
vastgesteld en in het gemeenteblad afgekondigd. Wij
plaatsten deze gewoonlijk in gemeenteblad no. 1 van
het jaar. De aannemer van uitvoering van gemeente
werken was aan deze loonen en tijden gebonden. Tot
nog toe steunden de daarvoor aangenomen cijfers over
't algemeen op die, welke op de vrije arbeidsmarkt,
zich regelende naar vraag en aanbod, in onze gemeente
golden. Verschillende werkgevers werden jaarlijks over
de door hen betaalde loonen en den duur der werk
tijden geraadpleegd. Daar de loonen vrij stabiel waren,
leenden zich de ontvangen gegevens er toe om minstens
voor één jaar te dienen voor de uitvoering van werken
van de gemeente.
De toestand is echter veranderd en een geheel
nieuwe orde van zaken is tengevolge van de gewijzigde
tijdsomstandigheden ontstaan. Zoowel de werkgevers,
als de werklieden in de voornaamste bedrijven regelen
hoe langer hoe meer hunne rechten en verplichtingen
bij een collectief contract. Deze contracten vormen
voor den duur, waarvoor ze zijn aangegaan, thans
den grondslag voor het aan de markt brengen van de
arbeidskracht. In zoover is de vroegere standvastig
heid in het loon niet meer aanwezig. De gemeente
en ook de aannemer van gemeentewerken zal zich
naar de loonen, welke in die contracten zijn bepaald,
hebben te voegen en daarom komt het ons voor, dat
bij dezen stand van zaken het behoud van de boven
aangehaalde verordening, nu de nieuwe arbeidswet
bovendien binnenkort den werktijd zal regelen, althans
voor de voornaamste harer bepalingen in den tegen-
woordigen vorm niet te rechtvaardigen is.
Over de intrekking van de hier bedoelde bepalingen
hebben wij het oordeel gevraagd van de Commissie
voor de Openbare Werken. Zij is blijkens haar schrijven
van 9 Juni j.l. van meening, dat, nu de loonen in
de particuliere bedrijven zich steeds wijzigen, de
verordening kan vervallen.
Wij hebben de eer U voor te stellen te besluiten
haar in te trekken.
Leeuwarden, 1920.
19 Augustus
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
J. M. VAN BEI.) MA, Burgemeester.
A. JONKEREN, L-Secretaris.
261