281 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1920. Art. 1 (beurs). De betaling der rechten, vermeld in art. 1 van het hefïingsbesluit, moet plaats hebben bij de intrede in het beurslokaal. en die, vermeld in de artikelen 2a, 3, 5 en 6 van dat besluit, vóórdat van de voorwerpen of plaatsen gebruik wordt gemaakt. Art. 2 (beurs). De beursmeester is met de invordering der rechten belast. Het entreegeld, volgens alinea 1 van art. 1 van het heffingsbesluit en het in art. 2a bedoeld recht voor het gebruik van de telefoon kan echter ook worden ingevorderd door een door den beursmeester daartoe onder zijne verantwoordelijkheid aangesteld persoon. Art. 2 (waag). De betaling der in de hefïingsverordening vermelde rechten moet plaats hebben die, genoemd in artikel 2 bij de intrede in het waaggebouw of in het afrekenlokaal die, genoemd in het artikel 4 nadat de weging heeft plaats gehad die, genoemd in artikel 5 zoodra de plaatsing is geschied die, genoemd in artikel 7 bij de afgifte der biljetten die, genoemd in artikel 8 na het eindigen van het tijdvak in gemeld artikel bepaald die, genoemd in artikel 9 vóór dat van de stand plaatsen gebruik wordt gemaakt die, genoemd in artikel 10 vóór dat van de aan plakborden en muurvlakten gebruik wordt gemaakt die, genoemd in artikel 11 vóór dat van de daar- bedoelde tafels en stoelen gebruik wordt gemaakt. Art. 3 (beurs). Met uitzondering van de in het tweede lid van het vorig artikel bedoelde rechten, wordt overigens van van elke betaling door door den beursmeester quitantie afgegeven. Deze quitantiën moeten door een lid der beurs- commissie voor gezien" worden geteekend. De quitantiën wegens abonnementsgelden, volgens alinea 3 en 4 van art. 1 van het hefïingsbesluit, worden op papier van verschillende kleur gedrukt. In die, wegens betaling volgens alinea 4, wordt melding gemaakt van den patroon, de firma of de naamlooze vennootschap van wien, of waarvan de geabonneerde bediende, deelgenoot of medebestuurder is. De quitantiën worden overigens ingericht volgens het voorschrift van Burgemeester en Wethouders. De geabonneerden volgens art. 1 van het hefïings besluit zijn verplicht, hunne quitantie steeds aan een lid der beurscommissie, aan den beursmeester en aan den in de 2e alinea van het vorig artikel bedoelden persoon op eerste aanvraag te vertoonen. Art. 3 (waag). Ingeval van verschil over het bedrag der verschul digde rechten is de schuldenaar niettemin verplicht, het gevorderde bedrag dadelijk te voldoen, behoudens beroep op Burgemeester en Wethouders, die ten deze in het hoogste ressort beslissen, en indien zij het beroep gegrond achten, den waagmeester gelasten het te veel gevorderde terug te betalen. Art. 4 (beurs). Bij nalatigheid in het betalen der verschuldigde rechten wordt daarvan door den Burgemeester proces- Art. 2. De betaling der in de hefïingsverordening vermelde rechten moet plaats hebben die, genoemd in artikel 2, bij de intrede in het beurs- en waaggebouw die, genoemd in de artikelen 4 en 6, voordat van de voorwerpen, plaatsen of tafels gebruik wordt gemaakt die, genoemd in artikel 7, nadat de weging heeft plaats gehad die, genoemd in artikel 8, zoodra de plaatsing is geschied die, genoemd in artikel 9, bij de afgifte der biljetten die, genoemd in artikel 10, na het 'eindigen van het tijdvak in gemeld artikel bepaald die, genoemd in artikel 11, vóór dat van de stand plaatsen gebruik wordt gemaakt die, genoemd in artikel 12, vóór dat van de aan plakborden en muurvlakten gebruik wordt gemaakt. Art. 3. De quitantiën wegens abonnementsgelden ad 10. en 5.bedoeld in art. 2 van het hefïingsbesluit worden ingericht volgens het voorschrift van Burge meester en Wethouders. De geabonneerden volgens art. 2 van het hefïings besluit zijn verplicht, hunne quitantie steeds aan den beurs- en waagmeester of aan de in artikel 1 van deze verordening bedoelde personen op eerste aanvraag te vertoonen. Art. 4. Ingeval van verschil over het bedrag der ver schuldigde rechten is de schuldenaar niettemin ver plicht, het gevorderde bedrag dadelijk te voldoen, behoudens beroep op Burgemeester en Wethouders, die ten deze in het hoogste ressort beslissen, en indien zij het beroep gegrond achten, den beurs- en waagmeester gelasten het teveel gevorderde terug te betalen. 280 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1920. Bijlno. 44 verbaal opgemaakt en aan den gemeente-ontvanger gezonden, ten einde de invordering te doen plaats hebben overeenkomstig de artikelen 258 tot en met 261 der gemeentewet. Art. 4 (waag). De waagrechten, die om welke reden ook, niet aan den waagmeester of aan de personen, bedoeld in het tweede lid van artikel 1 op hunne vordering worden betaald, worden ingevorderd overeenkomstig de voor schriften van de artikelen 268261 der gemeentewet. Art. 5 (waag). Deze verordening treedt in werking den lsten Januari 1920. Art. 5 (beurs). Deze verordening treedt in werking met 1 Januari 1904. Art. 5. De rechten, die, om welke reden ook, niet aan den beurs- en waagmeester of aan de personen, bedoeld in het tweede lid van artikel 1, op hunne vordering worden betaald, worden ingevorderd overeenkomstig de voorschriften van de artikelen 258261 der gemeentewet. Art. 6. Deze verordening treedt in werking tegelijk met de hefïingsverordening. Leeuwarden, 1920. De Raad voornoemd,

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1920 | | pagina 142