Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1920. zonder gebruik van bepaalde gedeelten van kaden der gemeente, die als vaste ligplaats aan de vaartui gen, bedoeld in art. 2 der verordening van politie op het liggen der schepen en op de scheepvaart, en aan enkele andere in art. 7 dier verordening genoemde vaartuigen door Burgemeester en Wethouders worden aangewezen. Artikel 2. Het recht bedraagt per strekkenden Meter lengte van het vaartuig, gedeelten van een Meter voor vol te rekenen, per jaar a. voor vaartuigen, die hunne ligplaats éénmaal per week, niet langer dan één etmaal, komen inne men, met eene lengte van beneden 10 Meter0.45 10 tot beneden 15 Meter0.50 15 20 0.55 20 250.60 25 Meter en daarboven1.25 b. voor vaartuigen, die hunne ligplaats tweemaal per week of langer dan één etmaal achtereen komen innemen, met eene lengte van beneden 10 Meter0-65 0.70 0.75 0.80 1.75 10 tot beneden 15 Meter 15 „20 20 25 25 Meter en daarboven c. voor vaartuigen, die hunne ligplaats meermalen per week of langer dan twee etmalen achtereen komen innemen, met eene lengte van beneden 10 Meter1.05 10 tot beneden 15 Meter1.10 15 20 1.16 20 251.20 25 Meter en daarboven2.50 De lengte der vaartuigen wordt gemeten van den voorkant van den kop tot den achterkant van het roer op de hoogte van het dek. Het recht bedraagt per jaar voor niet, of als regel niet, in de vaart zijnde vaartuigen, die uitsluitend of hoofdzakelijk, ter beoordeeling van Burgemeester en Wethouders, worden gebruikt als winkel, magazijn of daarmede overeenkomstige inrichting, voor het ge- heele vaartuig f 75.indien het 30 Meter of minder lang is en anders 150. Het recht bedraagt per jaar voor vaartuigen, ten behoeve waarvan aan de kade voor kantoren, pak huizen en dergelijke, waarvoor die vaartuigen bestemd zijn, vaste ligplaats wordt aangevraagd, 3.per strekkenden Meter kadelengte, gedeelten van een Meter voor vol te rekenen. Artikel 3. Indien vaartuigen in vasten dienst worden gebe zigd en beurtelings van eenzelfde vaste ligplaats ge bruik maken, wordt het recht berekend naar het langste vaartuig dat van de ligplaats gebruik maakt. Het recht, in het 3e en het 4e lid van het vorig artikel bedoeld, wordt berekend alsof slechts één vaartuig van de ligplaats gebruik maakt. Artikel 4. Het recht is verschuldigd bij vooruitbetaling. Het wordt met ingang van eiken 1 Januari over een vol kalenderjaar berekend. Bij tusschentijdsche aanvragen zijn zooveel twaalfde gedeelten van het recht over een vol jaar verschuldigd, als in het be lastingjaar nog maanden moeten verloopen, gedeelten van een maand voor vol gerekend. Bij tusschentijdsche opzegging van het gebruik door Burgemeester en Wethouders of door den be langhebbende, of indien bij onbelemmerde scheep- Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1920. Bijl no. 53. vaart gedurende 3 maanden van de vaste ligplaats door hem, die daarvoor vergunning heeft verkregen, geen gebruik is gemaakt en daarvoor door Burge meester en Wethouders ten behoeve van anderen is beschikt, worden in het eerste en laatste geval ambts halve en in het tweede geval op aanvraag, door Burgemeester en Wethouders zooveel twaalfde ge deelten van het betaalde recht teruggegeven als na die opzegging of beschikking in het belastingjaar nog geheele maanden moeten verloopen. Artikel 5. Het recht is verschuldigd door ieder aan wien door Burgemeester en Wethouders een vaste ligplaats aan de kaden der gemeente is aangewezen. Artikel 6. Indien vergunning is verleend voor eene vaste lig plaats ten behoeve van vaartuigen in vasten dienst gebezigd, kunnen Burgemeester en Wethouders toe staan, dat ook vaartuigen, tijdelijk in dien dienstop- genomen, van de ligplaats gebruik maken. Artikel 7. Behoudens het bepaalde bij art. 4, heeft geen te ruggave van recht of vrijstelling van belasting plaats voor den tijd, waarover van een verkregen ligplaats geen gebruik wordt gemaakt. Evenmin heeft die teruggave of vrijstelling plaats, indien bij het van gemeentewege innemen van de toegestane vaste ligplaats voor herstelling als anders zins tijdelijk een andere ligplaats wordt aangewezen, of indien Burgemeester en Wethouders, onverminderd hunne bevoegdheid tot opzegging der ligplaats, den geen aan wien een vaste ligplaats is toegestaan, om redenen van openbaar belang verbieden daarvan ge durende een door hen te bepalen tijd gebruik te maken en zij bij dat verbod tevens tijdelijk een andere lig plaats aanwijzen. Artikel 8. Deze verordening treedt in werking den 1 Januari 1921. Leeuwarden, den 19 De Raad voornoemd 327

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1920 | | pagina 165