Bijlage no. 53.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1920.
Art. 2.
De in het le lid sub a van het vorige artikel be
doelde leden worden voor den tijd van vier jaren
benoemd door den raad, die voor elke vacature eene
aanbeveling van drie personen van de commissie
ontvangt.
Hij, die ter vervulling eener tusschentijds open
vallende vacature wordt benoemd, treedt af op het
tijdstip, waarop degeen, in wiens plaats hij is benoemd,
zou hebben moeten aftreden.
Art. 7.
Tn de maand December verdeelt zij onder de in het
le lid sub a van artikel 1 bedoelde leden het toezicht
gedurende het volgende jaar over de onderscheidene
scholen.
Zij geeft hiervan aan Burgemeester en Wethouders
kennis.
Art. 11.
Burgemeester en Wethouders schaffen, wat de be-
noodigdheden voor het handwerk-onderwijs betreft,
zoo mogelijk artikelen aan overeenkomstig door de
commissie bedoeld in het tweede lid van artikel 1,
aanbevolen monsters.
Art. 12.
Onverminderd het bepaalde in art. 3 van de ver
ordening ter uitvoering van de verordening tot rege
ling van het openbaar lager onderwijs (gemeenteblad
no. 11 van 1916) en in de derde alinea van art. 3
van de verordening tot het heffen van schoolgelden
voor het openbaar lager onderwijs (gemeenteblad no.
5 van 1912) geschiedt de toelating van kinderen op
een der openbare scholen voor lager onderwijs door
de commissie.
Zij geeft van de toelating schriftelijk kennis aan
het hoofd der school.
II.
Artikel 2 wordt gelezen als volgt
De in het le lid sub a van het vorige artikel be
doelde leden, waarvan ingevolge artikel 184, le lid,
der wet tot regeling van het lager onderwijs vier
behooren tot de ouders der in de gemeente op eene
openbare lagere school ingeschreven leerlingen, vier
tot de ouders der in de gemeente op eene bijzondere
lagere school ingeschreven leerlingen, vier tot de
meerderjarige onderwijzers der openbare lagere scholen
in de gemeente, vier tot de meerderjarige onder
wijzers der bijzondere lagere scholen in de gemeente
en vier tot de overige meerderjarige inwoners der
gemeente, worden voor den tijd van vier jaren benoemd
door den raad, die voor elke vacature eene aanbeveling
van drie personen van de commissie ontvangt.
Een lid, dat do vereischten verliest op grond waarvan
hij volgens het le lid van artikel 184 der wet tot
regeling van het lager onderwijs in de commissie
zitting heeft, houdt op lid te zijn en geeft daarvan
onmiddellijk aan de commissie kennis.
Hij, die ter vervulling eener tusschentijds open
vallende vacature wordt benoemd, treedt af op het
tijdstip, waarop degene, in wiens plaats hij is benoemd,
zou hebben moeten aftreden.
III.
In artikel 7, le lid, wordt tusschen de woorden
„leden" en „het" ingevoegd„voor zoover zij niet
behooren tot het onderwijzend personeel, bedoeld in
het le lid van artikel 2".
IV.
Artikel 11 vervalt en de artikelen 12, 13, 14 en 15
worden onderscheidenlijk genummerd: 11, 12, 13 en 14.
V.
In artikel 11 (12 oud), le lid, wordt in plaats van
„derde" gelezen „le en 2e", terwijl de woorden „(ge
meenteblad no. 11 van 1916)" en „(gemeenteblad no. 5
van 1912)" vervallen.
VI.
Na artikel 14 (15 oud) wordt als overgangsbepaling
een nieuw artikel opgenomen, luidende
Art. 15.
In zooverre met afwijking van het bepaalde bij art.
2, le lid, geschiedt de eerste benoeming van de nieuwe
leden op aanbeveling van Burgemeester en Wethou
ders, die daarbij na loting aangeven op welke tijd
stippen de te benoemen personen zullen moeten af
treden, met dien verstande, dat elk jaar één lid der
vijf categorieën, bedoeld in art 2, aftreedt.
B. te bepalen dat deze wijzigingen en aanvullingen
den 1 Januari 1921 in werking treden.
Leeuwarden, 19
De Baad voornoemd,
332
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1920. Bijl. flO. 53.
VASTSTELLING van eene verordening betreffende
het Centraal Kasbeheer.
Aan den Gemeenteraad.
Nu met ingang van 1 Januari 1921 het aantal ge
meentebedrijven met afzonderlijke administraties tot
zes zal zijn opgevoerd, achten wij het oogenblik ge
komen om over te gaan tot centralisatie der gemeen
telijke kasmiddelen.
Het instellen van zelfstandige bedrijven toch brengt
versnippering der kasmiddelen mede, daar ieder be
drijf een eigen kas heeft. Interestverlies zal daarvan
het gevolg zijn. Om dit verlies tot een minimum te
beperken stellen wij voor tot invoering van een cen
traal kasbeheer te besluiten, waartoe wij U hierbij een
ontwerp-verordening ter vaststelling voorleggen.
Op grond van art. 2 dezer verordening kunnen de
bedrijven dan:
le. hunne crediteuren met een aanwijzing op den
bankier betalen
2e. de verrekening der vorderingen en schulden
onderling door overschrijving bij de centrale
kas met gesloten beurzen doen plaats hebben;
3e. ieder oogenblik het benoodigde kasgeld op
nemen, wat bij den tegenwoordigen gang van
zaken niet het geval is.
Een belangrijke interestbesparing zal hiervan het
gevolg zijn, doordat de bedrijven met een kleine kas
kunnen volstaan. Alleen kleine onkosten worden dan
nog per kas betaald, terwijl grootere bedragen met
een cheque op den bankier kunnen worden voldaan.
Slechts voor de uitbetaling van salarissen en loonen
zullen nog betrekkelijk groote bedragen aan kasgeld
benoodigd zijn, die echter ieder oogenblik bij den
bankier kunnen worden opgenomen.
De bedrijven zullen niet rechtstreeks met de ban
kiers in rekening-courant staan. Ware dit wel het
geval, dan zouden daaruit de volgende nadoelen voort
spruiten
le. Burgemeester en Wethouders zouden niet te
allen tijde een juist overzicht hebben over de
beschikbare kasmiddelen der gemeente
2e. als gevolg daarvan bestond de mogelijkheid,
dat het saldo grooter was dan de zekerheids
stelling van een bankier
3e. indien elk bedrijf een afzonderlijke rekening
courant had, kon het debetsaldo in een credit
saldo veranderen, waardoor de gemeente een
belangrijk renteverlies zou kunnen lijden.
Daarom staan de bedrijven in rekening-courant met
een administratieve centrale kas, waarvan het beheer
wordt gevoerd door den verificateur der gemeente-
financiën. De verificateur houdt de rekeningen met
de bankiers aan en zorgt er voor, dat het bedrag der
bij die bankiers geplaatste gelden de zekerheidstelling
niet overschrijdt.
Het ligt in onze bedoeling ook den gemeenteont
vanger, met inachtneming van de bepalingen der
gemeentewet, zijn overtollige kasgelden bij deze ban
kiers te doen storten. Art. 8 der verordening heeft
hierop betrekking.
Wij hebben in overleg met de Einanciëele Com
missie de eer U voor te stellen te besluiten tot vast
stelling van het hieronder afgedrukte ontwerp.
Leeuwarden, 4 November 1920.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
J. M. van BEYMA, Burgemeester.
M. GOSLINGS, Secretaris.
ONTWERP,
De Raad der gemeente Leeuwarden
gelet op art. 114fiis der Gemeentewet, alsmede op
het voorstel van Burgemeester en Wethouders
besluit
vast te stellen de navolgende
VERORDENING betreffende het centraal kas
beheer der gemeente Leeuwarden.
Art. 1.
In den zin van deze verordening worden als ge
meentebedrijven beschouwd
a. de gemeentelijke gasfabriek
b. het gemeentelijk electriciteitbedrijf
c. de gemeente-reiniging
d. de dienst der gemeentewerken
e. het grondbedrijf
f. het woningbedrijf.
Art. 2.
Burgemeester en Wethouders gaan met een of meer
bankiers een overeenkomst aan omtrent storting en
opneming van gelden in rekening-courant, waarbij
tevens de rentevergoeding en de te stellen zekerheid
voor de gemeente worden vastgesteld.
Deze bankiers bewijzen aan de gemeentebedrijven
de volgende diensten
333