186
Bijlage no. 23.
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1920.
MEMORIE VAN TOELICHTING.
Heffingsverordening.
Art. 1. Zooals reeds is medegedeeld, komt het
gewenscht voor, in de belasting te betrekken sommige
vertooningen, die onder de tegenwoordige heffing niet
werden belast omdat zij niet als openbaar werden be
schouwd. Door het opnemen der bepaling wat in den
zin der verordening als openbaar wordt beschouwd,
is dit naar de. meening van Burgemeester en Wet
houders thans wel mogelijk.
Art. 2. Nieuw is de bepaling dat ook van het
auteursrecht enz. (b.v. extra heffing voor een pensi
oenfonds) de belasting wordt geheven. Het is geble
ken dat meermalen van het publiek auteursrechten
werden geheven terwijl geen auteursrecht door den
ondernemer was verschuldigd of tot veel hooger be
dragen dan door de ondernemers was verschuldigd,
zoodat het geheven auteursrecht moest worden be
schouwd als eene verhooging van den toegangsprijs.
Bovendien is het auteursrecht eigenlijk niets anders
dan een van de gewone onkosten, die op eene ver
tooning vallen.
De opneming van het nieuwe, tweede lid, is enkel
eene technische wijziging, behalve de bepaling dat
danspartijen, welke gehouden worden na afloop eener
vermakelijkheid met een vast bedrag worden belast.
Controle op deze vermakelijkheid is niet wel mogelijk,
omdat het uur van aanvang in den regel zeer laat is.
Verder is de belasting verdubbeld.
Art. 3. Voor eene regelmatige invordering der
belasting is het noodig dat art. 3 wordt uitgebreid
in den zin zooals wordt voorgesteld.
Art. 4 is niet gewijzigd.
Verordening op de invordering.
Artt. 1 en 2 zijn niet veranderd.
Art. 3. De wijzigingen in dit artikel en in art. 4
zijn aangebracht om bij vermoeden van fraude de ten
verkoop aanwezige toegangsbewijzen te kunnen con
troleeren, zoodat de controle in vele gevallen reeds
voor den aanvang kan geschieden, zonder dat het
publiek wordt lastig gevallen.
Art. 5 is niet gewijzigd.
Art. 6. De mogelijkheid van controle door middel
der boeken zal in vele gevallen goede diensten kun
nen bewijzen, terwijl het bovendien vele ondernemers,
bij het niet aanwezig zijn van een met het toezicht
belasten ambtenaar, van bedrog zal weerhouden.
Art. 7. De bepaling van dit nieuwe artikel is in
vele gemeenten gebleken een noodzakelijk voorschrift
te zijn, terwijl ook hier het gemis van een strenge
strafbepaling dikwijls wordt gevoeld. Alleen het be
staan van dit artikel zal reeds gunstig werken. Het zal
overbodig zijn op te merken dat van deze bevoegd
heid alleen gebruik zal worden gemaakt, wanneer
gebleken is, dat onwil in het spel is of wanneer er
klaarblijkelijk met opzet bedrog wordt gepleegd.
Bijlage tot het veislag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1920. Bijl no. 23.
HERZIENING der salarissen en loonen.
Aan den Gemeenteraad.
In Uwe vergadering van 30 April 1919 (bijlage no.
12) werden de loonen van alle gemeente-ambtenaren
en -werklieden opnieuw vastgesteld en op het peil
gebracht, dat door den Raad door de omstandigheden
werd noodig geoordeeld.
In October 1919 werd echter, door de toekenning
van een voor het jaar 1919 bedoelde uitkeering in
eens, aan alle ambtenaren en werklieden door U erkend,
dat het gemeente-personeel met de hem in April toe
gekende salarissen tegen de duurte der tijden nog
niet was opgewassen. Helaas blijkt ook thans, dat
door allerlei omstandigheden de prijzen der levens
behoeften zoo hoog blijven, dat de gemeente verplicht
is haar personeel door hernieuwde verhooging der
salarissen en loonen te hulp te komen. Door ver
schillende ambtenaren- en werklieden-organisaties werd
dan ook bij U op verhooging der salarissen en loonen
aangedrongen.
Bij schrijven van 14 Februari j.l. ontvingen wij van
de salariscommissie, op ons verzoek, hot hierbij over
gelegde advies om de belooningen te herzien en door
U te doen vaststellen, zooals daarbij wordt aangegeven.
Hoewel wij ons met de daarin genoemde cijfers
grootendeels kunnen vereenigen, in zoover namelijk,
dat ook wij van meening zijn, dat de genoemde be
dragen voor het jaar 1920 aan de ambtenaren en
werklieden moeten worden toegekend, zoo kunnen wij
toch met het rapport van de commissie niet geheel
meegaan. De meerderheid van ons college meent,
dat, zoolang niet vaststaat, dat de duurte der levens
behoeften een meer blijvend karakter aanneemt, de
belooningen evenmin blijvend verhoogd moeten worden.
Het toekennen van een duurtetoeslag voor het jaar
1920 lijkt haar daarom alleszins gemotiveerdhet
vaststellen van de salarissen geheel naar verhouding
van de tegenwoordige behoeften moet h. i. onver
antwoordelijk worden genoemd.
De minderheid daarentegen wil van geen toeslag
weten en zou, evenals de salariscommissie, de jaar
wedden willen vaststellen op de thans noodig geoor
deelde bedragen.
Nu blijkt ook in April 1919 de belooning van het
grootste gedeelte van het gemeente-personeel nog niet te
zijn opgevoerd tot die hoogte, als, deels voor de bestrij
ding der blijvende verhooging van de kosten van de
noodzakelijke levensbehoeften, deels voor de verbete
ring van den levensstandaard, deels ook door de tegen
woordige, doch aan verandering onderhevige oecono-
mische en sociale verhoudingen thans wordt vereischt. De
bedoeling van ons voorstel is daarom de salarissen
en loonen zoo te doen vaststellen, dat aan deze eischen
wordt voldaan. Daartoe wordt voorgesteld hot salaris
en het loon in twee gedeelten te doen uiteenvallen,
waarvan het vaste gedeelte de eigenlijke bezoldiging
vormt, terwijl het tweede de bijslag voor het loopende
jaar is. De som van deze beide komt grootendeels
overeen met de door de salaris-commissie voorgestelde
bedragen, welke ook naar onze meening door iederen
ambtenaar of werkman over het jaar 1920 moeten
worden genoten. Het laatstgenoemde gedeelte van
de bezoldiging is geschat op 10 voor hen, die
bij de maand of langer, en op 3.per week voor
hen, die bij de week worden betaald.
In de salarisverordening en het werkliedenreglement
worden de cijfers van het eerste gedeelte der beloo
ning opgenomen, zooals zij hieronder zijn aangegeven.
De kosten, verbonden aan de vaststelling der sala
rissen en loonen op de door ons voorgestelde bedragen,
worden voor het jaar 1920 geschat op 201,300.
waaronder nog niet begrepen zijn de kosten van ver
hooging van de loonen, welke door Burgemeester en
Wethouders worden bepaald, noch de kosten, welke
het noodzakelijk gevolg zijn van de verhooging der
pensioensgrondslagen
H« t zal U opvallen, dat aan enkele functionarissen
geen loonsverhooging wordt toegedacht, b v. den deur
waarder, inspecteur voor het woningtoezicht, vader en
moeder van het armhuis.
De reden hiervan is, dat het thans voor deze be
trekkingen geldende salaris in verhouding met andere
naar onze meening te hoog gesteld is.
Waar alle salarissen en loonen gesplitst worden in
een vast bedrag en een bijslag voor het jaar 1920
gaan in deze gevallen de in de salarisverordening op
te nemen bedragen achteruit. Voor de tegenwoordige
titularissen zal, zooals straks nader besproken zal
worden, hieruit geen nadeel ontstaan.
De tweede reden, waarom wij in meerderheid met
het advies van de salaris-commissie niet in allen deele
kunnen meegaan, is, dat door haar het zoogenaamde
schaaléysteem is gevolgd. De voordeelen van dit
systeem, door de salaris-commissie genoemd, zijn naar
onze meening, óf niet aanwezig, óf worden door de
groote moeilijkheden, welke het met zich brengt, in
de schaduw gesteld.
Als grootste voordeel noemt de commissie het breken
met de thans bestaande salarisschalen, met een onder
ling verschil van 100.of zelfs 50.Dat het
moeilijk is de waarde der arbeidspraestatie zoo nauw
keurig in geld te apprecieeren wordt gaarne erkend.
Wees het schaalsysteem den weg om deze moeilijk
heid te overwinnen, dan zouden wij dit gaarne aan
vaarden. Ook in de door de commissie voorgestelde
cijfers echter zijn de genoemde en nog kleinere ver
schillen maar al te gemakkelijk te ontdekken. Alleen
naar de maxima ziende, noemen wij uit het advies
der salaris-commissie de volgende cijfers gaarder der
bruggelden aan de Verversbrug 1430.markt
meester 1450.gaarders der bruggelden aan
Vrouwenpoorts- en Noorderbrug 1495.2de klerk
ontvanger, 2de klerk bedrijven, klerk ter secretarie,
klerk arbeidsbeurs 1500.—, werklieden 1ste klas
1560.—, wijkverpleegster 1600.werklieden 2de
klas 1612.gaarders der bruggelden aan Flarlinger-
vaarts-, Prins Hendriks-, Wirdumerpoorts-, 1ste en
2de Kanaalbrug en hulpgaarders f 1625.werklieden
3de klas 1664.deurwaarder 1700.werklieden
4de klas 1716.armbezoeker en bode in het
stadhuis 1800.agenten van politie 3de klas
1820. schatter bank van leening 1900.agenten
van politie 2de klas f 1924. adjunct-commies 2de
klas ter secretarie, 2de opzichter gemeentereiniging,
bevolkingsagent, 1ste monteur, directeur begraafplaat
sen ƒ2000. agent van politie 1ste klasse ƒ2028.
Het door de commissie als grootste voordeel van
haar systeem geprezen resultaat, blijkt dus in haar
eigen voorstel verre van bereikt.
Voorkomen van persoonlijke begunstiging van den
eenen functionaris boven den anderen, door de com
missie als tweede voordeel genoemd, zou alleen dan
waarde hebben, als dit misbruik, ook nu onder de
tegenwoordige regeling bestond. W aar klachten daarover
nimmer werden gehoord, blijkt wel, dat dergelijke
gevallen hier niet zijn voorgekomen. Wijziging van
een geldend stelsel alleen om tegen een niet bestaand
misbruik te waken, lijkt ons niet bepaald noodzakelijk.
Doch het gevaarlijke van het voorgestelde systeem
ligt hierin, dat het gemeente-personeel naar capaciteit
in een betrekkelijk gering getal groepen verdeeld
wordtde personen, welke deel uitmaken van een groep
worden dan bezoldigd naar het voor die groep vast
gestelde bedrag. Het zal dan voortaan niet mogelijk
187