Bijlage no. 13.
Bijlage tot het verslag der handelingen' van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1921.
Art. 4.
Overtreding van artikel 1 wordt gestraft met hech
tenis van ten hoogste zes dagen of geldboete van ten
hoogste 25.
Art. 5.
Onverminderd het bepaalde in art. 8 van het Wet
boek van Strafvordering, wordt de zorg voor de na
leving dezer verordening opgedragen aan de ambte
naren van politie, zoomede aan den inspecteur en de
opzichters van het gemeentelijk woningtoezicht.
Art. 6.
Deze verordening wordt afgekondigd onmiddellijk
na hare vaststelling en treedt tegelijkertijd in werking.
Zij vervalt 1 Januari 1924, voor zoover niet vóór
dien datum tot hare intrekking is besloten.
Leeuwarden, 19
De Raad voornoemd,
210
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1921. Bijlno 13
WIJZIGING der verordening op het getal
en de jaarwedden der leeraren aan
het gymnasium. (Gemeenteblad nos.
24 van 1916 en 2L van 1919, raads
besluit 22 Juni 1920, no. 291"/1 1)
(bijlage no. 20 van 1920).
Aan den gemeenteraad.
Bij besluiten van Uwe vergadering van 22 Juni
1920 werden een tweetal verordeningen tot wijziging
van de verordening op het getal en de jaarwedden
der leeraren aan het gymnasium vastgesteld. De
eerste betrof eene wijziging, ingegaan 1 Juli 1919 en
de tweede eene wijziging, ingegaan 1 Januari 1920.
De Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen
heeft aan eerstbedoelde wijziging zijne goedkeuring
gehecht. De tweede verordening ontmoet bij hem
verschillende bezwaren, neergelegd in een brief van
21 September 1920, no. 6685, afdeeling M. O.
Daar onze voordracht van B Juni 1920 (bijlage no.
20 van 's Raads handelingen), waarvan Uw besluit
tot wijziging der verordening een uitvloeisel is, in
hoofdzaak steunde op gegevens door den Minister
verstrekt, zijn wij omtrent de geopperde bezwaren in
nader overleg getreden. Resultaat heeft de gevoerde
correspondentie niet opgeleverd, daar de Minister,
die blijkbaar van oordeel is dat, nu het gymnasium
van Rijkswege wordt gesubsidieerd, niet de gemeente
raad, maar hij zelf de wedden der leeraren heeft te
bepalen, bij schrijven van 3 Januari 1921 no. 9800,
afd. M. O., het eenmaal ingenomen standpunt hand
haaft en verzoekt de verordening, na aanvulling en
wijziging als door hem bedoeld, nader ter goedkeuring
in te zenden.
Met dit voor oogen meenen wij, dat het weinig
vruchtdragend zou zijn in eene verdediging te treden
van onze bovenbedoelde voordracht. Wij volstaan
daarom met overlegging van de gevoerde correspon
dentie.
Curatoren van het gymnasium, nader over deze
zaak gehoord, adviseeren de verordening in overeen
stemming te brengen met de door den Minister ge
stelde wenschen.
De Minister geeft in overweging de bezoldiging
uit te drukken in cijfers, die gelden voor gemeenten
der le klasse van het rijksbezoldigingsbesluit en dan
te bepalen dat een aftrek van 4 °/0 plaats heeft zoo
lang Leeuwarden in de 2e klasse blijft geplaatst. Wij
meenen daarop niet te moeten ingaan, omdat het raad
plegen der verordening bij de uitvoering alsdan groote
moeilijkheden zou meebrengen. Daartegenover staat,
dat tot nadere wijziging der verordening moet worden
overgegaan als onze gemeente in de le klasse wordt
gebracht. Wij geven echter aan dit laatste de voor
keur.
De Minister wenscht voor de leeraren een kinder
ONTWERP.
BESTAANDE REDACTIE.
Art. 1.
Aan het gymnasium zijn verbonden
a. enz.
g. een leeraar in de gymnastiek.
toelage op den voet als voor de rijksambtenaren bij
Koninklijk Besluit van 16 December 1920, Staatsblad no.
900 aangegeven en eene vergoeding wegens storting
voor eigen en voor weduwen- en weezenpensioenen.
Het eerste is door ons, zij het in strijd met Uw
tot dusver ingenomen standpunt, in de verordening
opgenomen. Omtrent het nemen van de pensioen
stortingen ten laste van de gemeente hopen wij U
binnenkort een voorstel te doen. Dit zal ook anderen
dan do leeraren aan het gymnasium moeten omvatten
en daarom zal ten aanzien daarvan een verder strek
kend voorstel worden ingediend.
Wij meenen dat de in werking treding van de
wijziging, overeenkomstig de bedoeling van Uwe
Vergadering, gesteld moet blijven op 1 Januari 1920.
De Minister wenscht ten opzichte van de minimum
bezoldiging van een leeraar of concierge de bepaling
voor rijksambtenaren, voorkomende in bovengenoemd
Koninklijk Besluit, opgenomen te zien. Die bepaling
werkt voor de rijksambtenaren van 1 October 1920
af. Voor dat gedeelte moet de wijziging alzoo ook
van dien dag af gelden.
Het is niet uitgesloten, dat de Minister tegen de
nu aangeboden wijziging wederom bedenkingen heeft,
die thans nog niet te voorzien zijn. Indien deze niet
het beginsel der verordening, noch de cijfers raken,
ware het wenschelijk, dat ons college die zaak verder
afdeed.
Teneinde U een duidelijk overzicht te geven van
de veranderingen, welke de Minister wenscht, hebben
wij naast de hieronder volgende ontwerp-verordening
afgedrukt de door Uwe Vergadering den 22 Juni 1920
vastgestelde redactie.
Wij geven U in overweging over te gaan
a. tot vaststelling van de verordening omtrent het
getal en de jaarwedden enz. aan het gymnasium te
Leeuwarden, als hieronder in ontwerp is aangegeven;
b. tot intrekking van de verordening tot wijziging
van de verordening omtrent het getal en de jaar
wedden der leeraren enz. aan het gymnasium te
Leeuwarden, gelijk zij is vastgesteld bij Uw besluit
van 22 Juni 1920 no. 291R/152
c. Burgemeester en Wethouders te machtigen de
verordening op ondergeschikte punten te wijzigen,
als dat mocht blijken noodig te zijn, om daarop de
goedkeuring van den Minister te verkrijgen.
Leeuwarden, 10 Februari 1921.
Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden,
J. M. VAN BEYMA, Burgemeester.
M. GOSLINGS, Secretaris.
De Raad der gemeente Leeuwarden
gelezen het voorstel van Burgemeester en Wet
houders
besluit
vast te stellen de volgende
VERORDENING tot wijziging van da
verordening omtrent het getal
en de jaarwedden der leeraren
enz. aan het gymnasium te
Leeuwarden.
I.
Voor het woord .gymnastiek" in artikel 1 onder
g wordt gelezen „lichamelijke oefening".
211