1
uitbreiding van het bedrijf, voor zoover niet vallende
onder e en
l. de aan de gemeente toekomende rente naar 4
per jaar van de schuld der fabriek aan de gemeente;
m. eene storting in het afschrijvings- en vernieu
wingsfonds, berekend volgens de bepalingen van arti
kel 27;
n. eene storting in het reservefonds, berekend vol
gens de bepalingen van artikel 30;
o. eene winstuitkeering aan de gemeente;
wat de letters neno betreft, behoudens het bepaalde
bij artikel 31.
VAN HET AFSCHRIJVINGS- EN
VERNIEUWINGSFONDS.
Art. 27.
Er wordt een afschrijvings- en vernieuwingsfonds
gevormd.
De jaarlijksche storting daarin, bedoeld in artikel
18 II, sub m, bedraagt:
a. 2 van de bouwkosten der onroerende goede
ren; behoudens het bepaalde sub b;
b. 5 van machinerieën en toestellen (met uitzon
dering van hetgeen sub cl is genoemd);
c. 2/2 van het kabelnet;
d. 10 van electriciteitmeters en diversen;
alles volgens de aanschafwaarde.
De afschrijvingspercenten worden om de vijf jaren
herzien.
Van goederen, die van de balans worden afgevoerd,
wordt het volle bedrag der boekwaarde in het fonds
gestort.
Art. 28.
Uit dit fonds wordt betaald eene aflossing naar 2\'2
per jaar van de door de gemeente voor het bedrijf
geleende of nog te leenen bedragen.
Voor zoover de stand van het fonds dat toelaat wor
den hieruit mede betaald:
a. de uitgaven voor vernieuwing en verbetering van
het bedrijf, voor zoover de waarde van het verkregen
goed de boekwaarde van het daardoor vervangen be
zit te boven gaat;
b. de uitgaven voor uitbreiding van het bedrijf.
Uitgaven beneden een bedrag van 100.worden
niet als uitgaven voor vernieuwing of verbetering be
schouwd.
Uitgaven voor uitbreiding van het bedrijf zijn alleen
die uitgaven, waardoor de capaciteit van de inrichting
wordt verhoogd.
Art. 29.
De beschikbaar gebleven gelden van het afschrij
vings- en vernieuwingsfonds worden belegd in Neder-
landsche Staats-, Provinciale en Gemeentelijke leenin
gen, voor zoover zij ter beurze van Amsterdam zijn ge
noteerd, in pandbrieven van hypotheekbanken die in
aanmerking komen voor beleggingen van de Rijkspost
spaarbank, of door uitleening aan de gemeente zelve.
Deze waarden worden bewaard op door Burgemeester
en Wethouders te bepalen wijze.
De gekweekte rente komt niet aan het fonds doch
aan het bedrijf ten goede.
Art. 30.
Er wordt een reservefonds gevormd.
Van de te maken winst wordt 40 in dit fonds
gestort en 60 aan de gemeente uitgekeerd.
Als winst wordt aangemerkt de netto-winst volgens
denzelfden rentevoet als de door de gemeente aange
gane geldleeningen;
m. eene storting in het reservefonds, berekend
volgens de bepalingen van artikel 25;
n. eene winstuitkeering aan de gemeente, wat de
letters m en n betreft, behoudens het bepaalde bij
artikel 26.
XIV.
Artt. 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25 en 26 worden genum
merd onderscheidenlijk 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22 en 23.
XV.
Na art. 23 wordt de titel „Van het afschrijvings- en
vernieuwingsfonds" gelezen: „Van de afschrijvingen",
wordt artikel 27 genummerd 24 en gelezen:
Op de bezittingen van het bedrijf zal jaarlijks van
de aanschafwaarde worden afgeschreven:
a. 2 van de bouwkosten der onroerende goede
ren, behoudens het bepaalde sub b;
b. 5 van machinerieën en toestellen (met uit
zondering van hetgeen sub d is genoemd);
c. 2j/2 van het kabelnet;
d. 10 van electriciteitmeters en diversen.
De afschrijvingspercenten worden om de vijf jaren
herzien.
Van goederen, die van de balans worden afgevoerd,
wordt het volle bedrag der boekwaarde afgeschreven.
XVI.
Artt. 28 en 29 vervallen.
XVII.
Art. 30 wordt genummerd 25. Het vierde lid vervalt,
terwijl het zesde lid, nieuw vijfde lid, wordt gelezen:
Het reservefonds wordt belegd door uitleening aan
de gemeente of het bedrijf zelve.
'236
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1921. Bijl. no. 17.
de laatstelijk door den Raad vastgestelde winst- en
verliesrekening.
De gekweekte rente komt aan het fonds ten goede.
Zoodra en zoolang het reservefonds 100,000.
bedraagt, worden de stortingen in dat fonds gestaakt
en wordt de geheele zuivere winst aan de gemeente
uitgekeerd.
Het reservefonds wordt op dezelfde wijze belegd en
bewaard als het afschrijvings- ep vernieuwingsfonds.
MEMORIE VAN TOELICHTING.
VI.
Waar den 27en Juli 1920 door den Raad besloten
werd tot opheffing van de bepaling omtrent de zeker
heidstelling van den boekhouder der gasfabriek, eischt
de billijkheid dat ook de kassier van het gemeentelijk
electriciteitbedrijf van de verplichting tot het stellen
van zekerheid wordt ontheven. Zulks te meer waar ook
de comptabele ambtenaren van de andere, overeen
komstig art. 114b/s der Gemeentewet ingestelde, be
drijven geen zekerheid behoeven te stellen.
IX.
Hier zij verwezen naar de toelichting onder VII van
Ontwerp V.
ONTWERP VII.
BESTAANDE REDACTIE.
Art. 2 (eerste lid).
Onverminderd het bij Burgemeester en Wethouders
berustend bestuur en beheer, is de dagelijksche leiding
van het bedrijf der fabriek opgedragen aan deri Direc
teur. Hij beveelt de uitgaven uit de kas van het bedrijf.
Art. 3.
Het toezicht op de boekhouding en de kas is in het
algemeen opgedragen aan den Directeur.
Zoo dikwijls dit gevorderd wordt, geeft hij aan Bur
gemeester en Wethouders, de Raadscommissie van
bijstand voor de fabriek, een daartoe aangewezen lid
van Burgemeester en Wethouders of der Commissie,
of een daartoe aangewezen ambtenaar, die door een
deskundige kunnen worden bijgestaan, inzage in de
boeken en gelegenheid tot opneming van de kas.
XVIII.
Artt. 31 en 32 worden genummerd 26 en 27.
b. te bepalen dat de wijzigingen onder a worden
geacht te zijn in werking getreden den 1 Januari 1921.
Leeuwarden,
19
De Raad voornoemd,
X.
Art. 14 behoort te vervallen, nu het bedrijf tenge
volge van de overneming der fabriek door de provincie,
geen productiebedrijf meer is.
XI
Zie de toelichting onder X van Ontwerp V.
XVI.
In verband met de opheffing van het afschrijvings-
en vernieuwingsfonds kunnen de artt. 28 en 29 vervallen.
De Raad der gemeente Leeuwarden;
overwegende, dat het wenschelijk is de verordening
op het beheer der gemeentelijke gasfabriek te Leeuwar
den (gemeenteblad no. 30 van 1910) te wijzigen;
gelet op art 114bis der Gemeentewet en op het voor
stel van Burgemeester en Wethouders;
besluit:
a. de verordening op het beheer der gemeentelijke
gasfabriek te Leeuwarden, vastgesteld bij raadsbesluit
van 23 Augustus 1910, goedgekeurd door Gedeputeerde
Staten van Friesland bij besluit van 1 December 1910,
no. 68, te wijzigen als volgt:
I.
In het eerste lid van art. 2 wordt na het woord
„beheer" tusschengevoegd: „hierin bijgestaan door
eene commissie van bijstand".
II.
Art. 3 wordt gelezen:
Het toezicht op de boekhouding en de kas is in het
algemeen opgedragen aan den directeur.
Zoo dikwijls dit gevorderd wordt, geeft hij aan Bur
gemeester en Wethouders, de raadscommissie van
bijstand voor de fabriek, een daartoe aangewezen lid
van Burgemeester en Wethouders of der commissie,
of een daartoe aangewezen ambtenaar, die door een
deskundige kunnen worden bijgestaan, gelegenheid tot
237