Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1921.
loop van het jaar aan Burgemeester en Wethouders
in te dienen aanvrage ontheffing verleend.
Deze ontheffing bedraagt voor ieder vol tijdvak van
30 dagen 1/12 gedeelte van het over een vol jaar ver
schuldigde schoolgeld.
Artikel 11.
Herziening van den aanslag wegens schoolgeld
heeft plaats indien de tot grondslag gestrekt hebbende
aanslag in de belasting:
a. bij navordering is verhoogd;
b. bij onherroepelijk geworden uitspraak is verlaagd.
In het geval sub a is artikel 6 van toepassing.
Indien de aanslag in de belasting niet door eigen
administratie wordt geregeld, moet in het geval sub b
binnen 2 maanden na dagteekening der uitspraak en
onder overlegging daarvan aanvraag aan Burgemeester
en Wethouders worden gedaan.
Overgangsbepaling.
Artikel 12.
In afwijking van het bepaalde in artikel 7 II loopt het
eerste jaar van 1 Januari 1922 tot den aanvang van het
volgende leerjaar.
Slotbepaling.
Artikel 13.
Deze verordening treedt in werking den 1 Januari
1922.
Alsdan vervallen de verordening op de heffing van
schoolgeld voor het Openbaar Lager Onderwijs (ge
meentebladen no. 23 van 1904, no. 7 van 1906, no. 5
van 1912, no. 26 van 1914, no. 25 van 1916 en no. 48
van 1919) en de verordening op de heffing van school
gelden op de buitengewone school voor lager onderwijs
(gemeenteblad no. 1 van 1920).
B. VERORDENING op de invordering van
schoolgeld voor het lager onderwijs.
Artikel 1.
De hoofden der scholen leggen bij den aanvang van
het jaar eene lijst aan van de leerlingen, die alsdan tot
de bevolking der school behooren, ingericht overeen
komstig het door Burgemeester en Wethouders vast te
stellen model.
In die lijst worden de in den loop van het jaar plaats
hebbende veranderingen in de schoolbevolking dadelijk
en nauwkeurig aangeteekend.
Onder „jaar" wordt in deze verordening verstaan het
zelfde tijdvak als daarvoor in de heffingsverordening is
bepaald.
Artikel 2.
Binnen 10 dagen na den aanvang van het jaar wordt
door de hoofden van scholen een door hen voor deug
delijk verklaard afschrift van de in het eerste lid van
het vorig artikel bedoelde lijst aan Burgemeester en
Wethouders gezonden.
Een uittreksel uit de lijst van het loopende jaar, wat
de veranderingen in de schoolbevolking betreft, wordt
vervolgens door hen voor den den 5en van iederen
maand aan Burgemeester en Wethouders ingediend.
Hebben in den loop eener maand geene veranderin
gen plaats gehad, dan wordt het uittreksel vervangen
door een negatief bericht.
Artikel 3.
Burgemeester en Wethouders maken uit de volgens
298
Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1921. Hifi. ÏIO. 33,
het vorig artikel ontvangen opgaven zoo spoedig moge
lijk kohieren op en verklaren deze executoir.
Ter invordering van de daarin uitgetrokken bedragen
zenden zij deze: a. wat het openbaar onderwijs betreft
aan den gemeente-ontvanger; b. wat het bijzonder
onderwijs betreft aan het betrokken schoolbestuur,
tenzij dit vooraf den wensch heeft te kennen gegeven,
dat het innen door het gemeentebestuur zal geschieden,
in welk geval met deze kohieren wordt gehandeld als
met die onder a vermeld.
Artikel 4.
Na ontvangst van een kohier zendt de gemeente-ont
vanger binnen 14 dagen een gedagteekend aanslagbil
jet, waarvan het model door Burgemeester en Wethou
ders wordt vastgesteld, aan de daarop voorkomende
schoolgeldplichtigen.
Artikel 5.
De schoolgelden zijn invorderbaar in zoovele termij
nen als er na de maand, waarin een kohier aan den
gemeente-ontvanger is toegezonden, nog maanden van
het jaar overblijven.
De eerste termijn vervalt den laatsten dag van de
maand, volgende op die, waarin de toezending heeft
plaats gehad en zoo vervolgens den laatsten dag van
iedere opvolgende maand één termijn.
De schoolgelden, uitgetrokken op de kohieren, die in
de laatste maand van het jaar of later aan den ge
meente-ontvanger worden toegezonden, zijn één maand
daarna ineens invorderbaar.
Artikel 6.
Bij nalatigheid in het tijdig aanzuiveren van vervallen
termijnen geschiedt de invordering der in artikel 5 be
doelde schoolgelden overeenkomstig de voorschriften
van de artikelen 258 tot en met 261 der Gemeentewet.
Slotbepaling.
Artikel 7.
Deze verordening treedt in werking den 1 januari
1922.
Alsdan vervallen de verordening op de invordering
van schoolgeld voor het openbaar lager onderwijs (ge
meentebladen no. 23 van 1904, no. 7 van 1906 en no.
26 van 1914) en de verordening op de invordering van
schoolgeld op de buitengewone school voor lager
onderwijs (gemeenteblad no. 1 van 1920).
II. Burgemeester en Wethouders te machtigen om
eventueel in het vorenstaande die wijzigingen van
ondergeschikt belang aan te brengen welke van regee-
ringswege noodig worden geacht.
Leeuwarden, 19
De Raad voornoemd.