Bijl no. H. By la ge no X. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1924. Art. 105. 1. De zorg voor de naleving van deze verordening wordt opgedragen aan de ambtenaren van politie. 2. In het bijzonder wordt opgedragen de zorg voor de naleving van de bepalingen der artikelen: 2, 63, 69, 76, 77 en 78 aan den gemeentelijken in specteur voor het woningtoezicht en den aan de 2e afdeeling van den dienst der Gemeentewerken werk zaam gestelden opzichter 19, 20 en 21 aan den directeur en den hoofopzichter van Gemeentewerken en de opzichters aan de le afdee ling van den dienst dier werken, behalve den opzichter der gemeenteplantsoenen; 26, 69, 76, 77 en 81 aan den directeur, den terrein opzichter en de opzichters der Stadsreiniging; 43 en 95 aan de gaarders der bruggelden 43, 48 en 51 aan den opzichter der gemeenteplant soenen 52, 53, 54, 55, 56, 57, 58 en 59 aan den marktmeester der veemarkt. 3. enz. Art. IX. In art. 105, 2e lid, vervalt de opdracht aan den hoofd opzichter van gemeentewerken en wordt vervangen door die aan den adjunct-directeur bij dien tak van dienst, wordt de titulatuur „opzichter" bij dien tak van dienst vervangen door „technische ambtenaar" en wordt voor „den terrein-opzichter en de opzichters der stadsreini ging" gelezen: „de eerste en de tweede opzichters der gemeentereiniging". Art. 32. Ieder mag op de stoep van zijne woning goederen of waren, waarin hij gewoonlijk handel drijft, uitstallen het is echter verboden, deze uitstalling over de open bare straat te doen uitsteken of daardoor een gelijk ge not van de buren aan dezelfde straat te belemmeren of hun uitzicht te beletten. B. VERORDENING tot wijziging der verordening op de marktpolitie. Eenig artikel. In art. 32 wordt achter „uitstallen" de punt-komma vervangen door een komma en hierachter gevoegd de volgende woorden: „tenzij in door Burgemeester en Wethouders aangewezen straten of straatgedeelten". Art. 6. Bij de aanvrage om vergunning verbindt de verzoeker zich: 1°. tot betaling eener bijdrage in de kosten van het voortdurend onderhoud ten bedrage van: <3- 3.per M2. voor straten tweede klasse; b. 4.50 per M2. voor straten derde klasse; c. 4.50 per M2. voor straten vierde klasse; 2°. tot betaling der kosten van het van gemeente wege te houden toezicht op den aanleg der straten met riolen enz., ten bedrage van 45 cents voor eiken M2. aan te leggen oppervlakte openbare straat. Art. 67, laatste lid. C. VERORDENING tot wijziging der Bouwveror dening. Art. I. Art. 6, 2e lid, wordt gelezen als volgt: „Bij de aanvrage om vergunning verbindt de verzoe ker zich: le. tot betaling eener bijdrage in de kosten van het voortdurend onderhoud tot bedragen als bij afzonderlijk besluit door den Raad wordt bepaald, met dien verstande dat de bijdrage voor straten 3e en 4e klasse, 1 '/2 maal zoo groot is als die voor de 2e klasse straten; 2e. tot betaling der kosten van het van gemeente wege te houden toezicht op den aanleg der straten met riolen enz. ten bedrage van i/io van de bijdrage onder le bedoeld voor de 3e en 4e klasse straten". Art. II. De plattegrond- en doorsnede-teekeningen, onder- In art. 67 wordt in het laatste lid voor het woord teekend door hem, die de kennisgeving doet of de ver- „tweevoud", waar het de eerste maal voorkomt, gelezen gunning vraagt, worden in tweevoud, de situatie-tee- „drievoud", kening in enkelvoud ingezonden. Bij betonijzerconstruc ties worden als boven onderteekende berekeningen en teekeningen in tweevoud ingezonden. Leeuwarden, 19 De Raad voornoemd 286 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1924. VERHAAL der bijdrage voor inkoop van diensttijd krachtens de Pensioenwet 1922. Aan den Gemeenteraad. De bepalingen der Pensioenwet 1922, welke wet den 1 juli 1922 in werking is getreden, maken het noodig, dat door U een besluit wordt genomen betreffende de te betalen bijdrage voor inkoop van diensttijd ingevolge die wet. Verschillende ambtenaren hebben den diensttijd, welke onder de vroegere Burgerlijke Pensioenwet en de Pensioenwet voor de gemeente-ambtenaren 1913 niet, doch ingevolge art. 134 der Pensioenwet 1922 wel voor pensioen geldig kon worden gemaakt, ingekocht. De gemeente is, voor zooveel de ingekochte diensttijd aan haar is bewezen ingevolge art. 135 der laatstgenoemde wet, cie te betalen bijdrage voor inkoop verschuldigd. Deze bijdrage moet worden betaald ineens op 31 De cember van het jaar, waarin de inkoop plaats heeft, of met rente, in tien zooveel mogelijk gelijke jaarlijkschc termijnen, waarvan de eerste op dien datum vervalt (art. 136, le lid, der wet). De tien termijnbetalingen bedragen ieder 0.118549 X de inkoopsom, afgerond tot een geheel aantal guldens (bijlage C van het Koninklijk besluit van 22 December 1922, Staatsblad no. 684), zoodat de bijdrage dan wordt voldaan in tien annuïteiten bij vooruitbetaling, berekend naar een rentevoet van d= 3,75 ten honderd. Ingevolge art. 158 der Pensioenwet 1922 is de ge meente bovenbedoelde bijdrage niet verschuldigd voor de ambtenaren bedoeld in art. 68 der Pensioenwet voor de gemeente-ambtenaren 1913 (dat zijn de ambtenaren, die reeds op 1 Mei 1913 in dienst der gemeente waren en ingaande 1 October 1913 pensioengerechtigd wer den), die diensttijd ten laste van de gemeente hebben ingekocht; het over dezen diensttijd te verleenen pen sioen komt echter ten laste van de gemeente. Hoewel dus voor vele ambtenaren geene bijdragen zullen zijn verschuldigd, zal het totaal der te betalen bijdragen toch een niet onbelangrijke som bedragen. Wij stellen U daarom voor gebruik te maken van de bevoegdheid om deze bijdrage in tien termijnen, met rente gelijk bovenvermeld, te voldoen. Van de door de gemeente te betalen bijdrage kan, ingevolge art. 137, le lid, der Pensioenwet 1922 ten hoogste een vierde deel op den ambtenaar worden ver haald. Ingevolge de bij Uw besluit van 21 October 1913 vastgestelde verordening inzake de pensionneering van gemeente-ambtenaren, hunne weduwen en weezen, be doeld bij de Pensioenwet voor de gemeente-ambtenaren 1913 en de Weduwenwet voor de gemeente-ambtenaren 1913 (gemeenteblad no. 3 van 1914), zooals die veror dening is gewijzigd bij Uw besluit van 19 Augustus 1919 (gemeenteblad no. 41 van 1919) wordt, voor zoover de gemeente ter zake tot betaling verplicht is, op de ambtenaren, die den dienst der gemeente vóór 1 October 1913 (datum van in werking treden der Pen sioenwet voor de gemeente-ambtenaren 1913) hebben verlaten, s/s gedeelte (het maximum) der door de ge meente te betalen inkoopsommen ingevolge art. 63 der Pensioenwet voor de gemeente-ambtenaren 1913 verhaald. In aansluiting met het bepaalde bij die ver ordening stellen wij U thans voor, voorzoover de ge meente ter zake tot betaling verplicht is, op hen, die den dienst der gemeente vóór 1 Juli 1922 (datum van in werking treden der Pensioenwet 1922) hebben ver laten, het bij de wet toegestane gedeelte der door de gemeente te betalen bijdrage te verhalen door vast stelling van het in ontwerp hierbij overgelegde besluit. Leeuwarden, 13 Maart 1924. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, J. M. VAN BEYMA, Burgemeester. M. GOSLINGS, Secretaris. ONTWERP. De Raad der gemeente Leeuwarden gelet op het bepaalde bij artt. 134 tot en met 137 der Pensioenwet 1922 en op het bepaalde bij het Koninklijk besluit van 22 December 1922 (Staatsblad no. 684) gezien het voorstel van Burgemeester en Wethouders; besluit a. de door de gemeente ingevolge art. 135 der Pensioenwet 1922 verschuldigde bijdrage voor inkoop voor pensioen te betalen met rente volgens het tarief, vastgesteld bij Koninklijk besluit van den 22 December 1922 (Staatsblad no. 684) in tien jaarlijksche termijnen; b. de verordening in zake de pensionneering van gemeente-ambtenaren, hun weduwen en weezen, be doeld bij de Pensioenwet voor de gemeente-ambtenaren 1913 en de Weduwenwet voor de gemeente-ambtenaren 1913, vastgesteld bij besluit van den 21 October 1913 en gewijzigd bij besluit van den 19 Augustus 1919, te wijzigen als volgt I. In den titel der verordening wordt voor „Wedu wenwet voor de gemeente-ambtenaren 1913" gelezen „Pensioenwet 1922" II. Opgenomen wordt een nieuw artikel 2, luidende: „Voor zoover de gemeente ter zake tot betaling 287

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1924 | | pagina 143