Bijlno. 10. Bijlage no. 10. Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1924. bouw moet worden overgegaan, zal door haar dienen te worden besloten: a. tot den bouw van een koelhuis bij het in aanbouw zijnde openbaar slachthuis overeenkomstig het door de heeren P. M. A. Huurman en W. Stok ingezonden plan, ingekomen 7 Maart 1924; b. tot wijziging der gemeentebegrootïng en de daar mede verband houdende wijziging der begrooting van het bedrijf der gemeentewerken, dienst 1924, volgens I de hierbij gevoegde ontwerpen; c. Burgemeester en Wethouders te machtigen, na goedkeuring van de onder b bedoelde begrootingswij- ziging, de uitvoering van het plan verder voor te be reiden. Leeuwarden, 3 April 1924. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, J. M. VAN BEYMA, Burgemeester M. GOSLINGS, Secretaris. 290 Bijlage tot het verslag der handelingen van den gemeenteraad van Leeuwarden, 1924. AANKOOP van een gedeelte van den Sneeker- trekweg (bijlage 1917 no. 6). Aan den Gemeenteraad. Bij raadsbesluit van 13 Februari 1917 (bijlage no. 6 van dat jaar) is goedgevonden Burgemeester en Wet houders te machtigen de noodige stappen te doen tot verkrijging eener onteigeningswet voor twee vakken van den Sneekertrekweg, t. w. de gedeelten ten oosten en ten westen van den mond der nieuwe spoorweg haven, dit laatste tot en met het perceel waarop thans het slachthuis wordt gebouwd, zulks voor het geval met de gemeente Sneek op den voet der kort te voren uitgesproken gerechtelijke onteigening voor die haven niet minnelijk tot overeenstemming zou worden geko men. Het besluit heeft nimmer het gewenschte gevolg ge had: met de gemeente-eigenares was naar den door den Raad gewilden maatstaf geen overeenkomst te sluiten en met de onteigening is, ondanks herhaalden aandrang, door de Regeering nimmer de noodige voortgang ge maakt. Inmiddels is met den bouw van het slachthuis be gonnen en drong de tijd om opnieuw te trachten tot den eigendom van den weg te geraken. Nieuwe besprekingen met Sneek hebben geleid tot aanbieding harerzijds van den geheelen weg (met bijbehoorende sloot) binnen de gemeente gelegen, dus tot aan Schenkenschans en met uitzondering van het vroeger voor de spoorweg haven reeds onteigende gedeelte, voor de som van 25.000.welk aanbod wij ten slotte, behoudens Uwe goedkeuring, als niet onredelijk hebben gemeend te mogen aanvaarden. Over een lengte van =fc 200 Meter heft Sneek 1300.aan recognities per jaar van de bij de stad gelegen fabrieken, terwijl zij aan het onder houd van dat gedeelte niets ten koste legt met inbe grip van den te graven mond van de spoorweghaven die 110 M. lengte heeft, is het geheele wegvak 1200 M. lang. Er zou dus nog 900 M. overblijven, waar de gemeente Sneek op den duur objecten zou kunnen vinden om hare recognitieheffing op toe te passen. Al zijn de aan den weg aanliggende landerijen westwaarts van het slachthuisemplacement in Leeuwarderadeel ge legen, blijkt toch wel hoezeer ook de daaraan geves tigde en nog te vestigen nijverheidsondernemingen er, naast de gemeente voor haar abattoir, belang bij hebben dat de weg bij Leeuwarden in eigendom komt; het is voor een goede ontwikkeling van dat stadsgedeelte niet anders dan noodzakelijk dat onze gemeente hier uit sluitend zeggenschap heeft en wij kunnen er slechts onze bevreemding over uitdrukken dat de Regeering van deze noodwendigheid niet doordrongen is kunnen geraken. Maar tevens blijkt uit de bovengegeven cijfers dat een transactie met Sneek, als boven nader is omschreven, te verdedigen is. Wij hebben nog in bespreking welke regeling er dezerzijds te zijner tijd wellicht zal moeten worden ge troffen met de fabrieken, die thans nog hun cyns aan Sneek betalen, en dan Leeuwarden tot schuldenares krijgen; voor het tegenwoordige stellen wij U voor te besluiten van de gemeente Sneek in eigendom over te nemen het gedeelte van den Sneekertrekweg met sloot als binnen de gemeente Leeuwarden is gelegen, alzoo ongeveer van de (oude) üoksbrug tot aan de samen vloeiing van de Sneeker- en de Harlingertrekvaart bij Schenkenschans, kadastraal bekend sectie G nos. 10183, 10181, D no. 1190 als trekweg groot respectievelijk 0.21.60, 0.24.90 en 0.47.20 H.A., voor de som van vijf en twintig duizend gulden 25000. Leeuwarden, 3 April 1924. Burgemeester en Wethouders van Leeuwarden, J. M. VAN BEYMA, Burgemeester. M. GOSLINGS, Secretaris. 291

Historisch Centrum Leeuwarden

Raadsverslagen van de gemeente Leeuwarden, 1865-2007 (Bijlagen) | 1924 | | pagina 145